Voorschriften gesloten bodemenergiesystemen (paragraaf 4.111 Bal)
Voor gesloten bodemenergiesystemen gelden inhoudelijke voorschriften uit paragraaf 4.111 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het gaat om voorschriften over registratieplicht, voorkomen van negatieve interferentie, lozingsroutes, temperatuur recirculatievloeistof. Daarnaast gelden ze voor werkzaamheden, systeemeisen, berekenen energierendement, meetverplichting warmte en koude, en buiten gebruik stellen van de activiteit.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Besluit activiteit Leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. Deze regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.111 valt en
- uw activiteit onder paragraaf 3.2.6 Bodemenergiesystemen valt
Registratieplicht
De initiatiefnemer houdt een registratie bij van de volgende gegevens:
- de hoeveelheden warmte en koude die aan de bodem zijn toegevoegd vanaf de datum waarop het gesloten bodemenergiesysteem in gebruik is genomen
- het jaarlijkse energierendement
- de gemiddelde temperatuur per maand van de circulatievloeistof in de leiding waarin de circulatievloeistof wordt teruggeleid naar de bodem.
Deze registratie is niet verplicht voor een gesloten bodemenergiesysteem dat alleen wordt gebruikt ten behoeve van een woonfunctie niet gelegen in een woongebouw. Hiermee wordt een woning bedoeld die onderdak biedt aan 1 huishouden.
De initiatiefnemer stuurt deze gegevens voor 1 april aan de gemeente. Dit volgt uit de artikelen 4.1138 en 4.1138a van het Bal.
Voorkomen van negatieve interferentie
De initiatiefnemer moet negatieve interferentie voorkomen met bodemenergiesystemen in de omgeving waarvoor een melding is gedaan of een omgevingsvergunning is verleend. Dit staat in artikel 4.1139 van het Bal.
Zijn systemen wel aangelegd maar niet gemeld? Dan zijn deze systemen onbekend bij het bevoegd gezag. Dan is het lastig voor de initiatiefnemer om hier rekening mee te houden. Is een niet-vergund en niet-gemeld bodemenergiesysteem wel bekend bij diegene die een nieuw systeem aanlegt? Dan kan uit de specifieke zorgplicht volgen dat hij of zij alsnog rekening moet houden met mogelijke interferentie.
Toetsen op interferentie
Het SIBK-document bodemenergie bevat een methode voor het toetsen van interferentie tussen kleine gesloten systemen. Deze methode maakt gebruik van een rekentool, ITGBES (Interferentie Tool Gesloten BodemEnergieSystemen), om de cumulatieve temperatuureffecten van dicht bij elkaar gelegen kleine gesloten bodemenergiesystemen te berekenen. ITGBES is ontwikkeld voor eenvoudige standaardsituaties: ITGBES kan berekeningen uitvoeren voor situaties met maximaal 20 kleine verticaal geplaatste systemen met maximaal 6 bodemwarmtewisselaars per systeem. Voor complexere situaties en/of grotere systemen, is modelmatige berekening van onderlinge temperatuureffecten nodig.
Lozingsroutes
Bij de aanleg van gesloten systemen komt spoelwater vrij. Er is geen plicht om dit afvalwater te lozen, maar als geloosd wordt, moet dat via een van de voorgeschreven routes.
De initiatiefnemer loost dit spoelwater bij voorkeur op een vuilwaterriool of op of in de bodem.
Via maatwerk kan de gemeente een andere route toestaan. Dit staat in artikel 4.1140 lid 2 van het Bal.
Bij een route via het oppervlaktewater moet die maatwerkroute in overleg met de beheerder van het oppervlaktewater opgesteld worden. Voor rijkswateren is Rijkswaterstaat de beheerder. De beheerder van de overige wateren is het waterschap.
Zie ook de pagina Lozingsroutes Bal.
Temperatuur circulatievloeistof
Artikel 4.1141 regelt de temperatuur van de circulatievloeistof in de leiding, die teruggaat in de bodem. De temperatuur van deze circulatievloeistof is ten minste –3 °C en ten hoogste 30 °C.
Anders dan voor open systemen, is er ook een minimumtemperatuur van –3 °C opgenomen.
Werkzaamheden
Alleen een onderneming met een erkenning mag een gesloten bodemenergiesysteem ontwerpen, aanleggen, onderhouden, repareren of buiten gebruik mag stellen. De uitvoerder moet deze werkzaamheden uitvoeren volgens de volgende normdocumenten:
- BRL KvINL 6000-21/00: voor het bovengrondse deel van het systeem
- BRL SIKB 11000: voor het ondergrondse deel van het systeem
- BRL SIKB 2100: voor mechanisch boren in de bodem
Dit staat in artikel 4.1142 van het Bal.
Voor aanleg en beheer van open bodemenergiesystemen zijn deze 3 erkenningen noodzakelijk. Meer informatie is te vinden op de pagina Kwaliteitsborging bij bodemintermediairs (kwalibo).
Systeemeisen voor gesloten systemen
Degene die het systeem ontwerpt en aanlegt houdt rekening met de systeemeisen.
Het systeem moet aan de volgende eisen voldoen:
- het gesloten bodemenergiesysteem is afgestemd op de aard en behoefte aan warmte en koude. Het systeem mag dus niet over- of onder-gedimensioneerd zijn. Bij een doelmatig beheer moet het systeem het verwachte rendement ook halen.
- Zodra het systeem in gebruik is, moet over een periode van vijf jaar net zoveel warmte als koude (in megawattuur) aan de bodem zijn toegevoegd. Warmte en koude moeten dus in balans zijn. Een beperkt koudeoverschot vergroot het thermische beïnvloedingsgebied maar is toegestaan.
De systeemeisen staan in artikel 4.1143 Bal. Dit artikel is niet van toepassing op een gesloten bodemenergiesysteem dat alleen wordt gebruikt ten behoeve van een woonfunctie niet gelegen in een woongebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.”
Uit de nota van toelichting blijkt dat deze uitzondering alleen betrekking heeft op een afzonderlijke woning
Berekenen energierendement
In het Bal is het begrip energierendement van het bodemenergiesysteem opgenomen. Dit rendement wordt uitgedrukt in een Seasonal Performance Factor (SPF) die bij een melding of vergunningaanvraag moet worden opgegeven en tijdens de exploitatiefase moet worden gemeten. In de notitie DWA SPF registratie en rapportage, juli 2013 staat hoe dat in z’n werk gaat.
Berekening
Jaarlijks verstrekt de initiatiefnemer een berekening van het energierendement. Deze berekening gaat volgens artikel 4.1144 van het Bal als volgt:
Uitleg:
- Qw: de hoeveelheid warmte per jaar in megawattuur die het gesloten bodemenergiesysteem levert
- Qk: de hoeveelheid koude per jaar in megawattuur die het systeem levert
- E: de hoeveelheid elektriciteit per jaar in megawattuur die het systeem verbruikt
- G: de hoeveelheid gas per jaar in megawattuur die het systeem verbruikt
Deze registratie is niet verplicht voor gesloten bodemenergiesysteem met een bodemzijdig vermogen van minder dan 70 kW in een gebouw met een woonfunctie.
Het energierendement van een bodemenergiesysteem is voor een doelmatig gebruik van bodemenergie een van de belangrijkste aandachtspunten. Bij de melding moet worden opgegeven welk energierendement het bodemenergiesysteem zal behalen, uitgedrukt als de zogenoemde Seasonal Performance Factor (SPF).
Voor het bepalen van de hoeveelheid energie die nodig is om het systeem te laten functioneren, moet het energieverbruik van alle onderdelen van het bodemenergiesysteem worden meegenomen. Dit betekent dat bronpompen en warmtepompen en, voor zover aanwezig, circulatiepompen en ventilatoren in een regeneratievoorziening moeten worden meegerekend. Verwarmingsketels, koelmachines of andere apparaten die voor aanvullende warmte en/of koudeopwekking zorgen, moeten niet worden meegerekend, omdat zij niet tot het bodemenergiesysteem behoren. Er zijn ook gasgestookte warmtepompen. Om die reden is in de formule ook de parameter «G» opgenomen. Het gasverbruik moet worden omgerekend van m3 per jaar naar megawattuur per jaar.
Meetverplichting: warmte en koude
De initiatiefnemer meet ten minste elke 15 minuten de hoeveelheden warmte en koude die het systeem toevoegt aan de bodem. De meetonnauwkeurigheid is kleiner dan of gelijk aan 5%. De meetverplichting is noodzakelijk voor het berekenen van het energierendement.
Dit staat in artikel 4.1145 van het Bal.
De meetverplichting is niet van toepassing op de houder van een gesloten bodemenergiesystemen in gebouwen met een woonfunctie met een bodemzijdig vermogen van minder dan 70 kW.
Buiten gebruik stellen gesloten bodemenergiesysteem
Na het beëindigen van de activiteit moet de initiatiefnemer volgens artikel 4.1147 de volgende handelingen zo spoedig mogelijk verrichten:
- De initiatiefnemer verwijdert de circulatievloeistof uit de buizen.
- De initiatiefnemer vult het systeem op zo'n manier op, dat de waterscheidende lagen in de ondergrond in stand blijven. Vermenging van zoet water met zout of brak water is onwenselijk. De aangebrachte buizen zouden, zonder opvulling, deze vermenging mogelijk kunnen maken. Daarom is opvulling noodzakelijk.
- De initiatiefnemer mag het ondergrondse deel van het systeem tot de eerste scheidende laag, met een maximum van 10 meter onder het maaiveld, verwijderen. Het diepere ondergrondse deel van het systeem mag de initiatiefnemer niet verwijderen.
Overgangsrecht
De algemene regel van artikel 4.1147 over het verwijderen van een gesloten bodemenergiesysteem, is altijd van toepassing als de initiatiefnemer het systeem buiten gebruikt stelt. Dat geldt ook voor het leveren van gegevens en bescheiden voor het beëindigen van de activiteit zoals beschreven in artikel 4.1146.
De overige algemene regels zijn niet van toepassing op gesloten bodemenergiesystemen die zijn aangelegd voor 1 juli 2013.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.