Uitvoeren toezicht Besluit werkgebonden personenmobiliteit
Voor toezicht op werkgebonden personenmobiliteit (WPM), en handhaving ervan, kunnen omgevingsdiensten een stappenplan gebruiken.
Stappenplan
Na het voorbereiden op het toezicht kunt u starten met het toezicht en de eventuele handhaving. Tijdens de voorbereiding heeft u al een overzicht beschikbaar gemaakt van de rapportageplichtige organisaties en de bijbehorende WPM-rapportages.
Vooraankondiging en administratieve controle
De volgende stappen van toezicht en handhaving kunt u volgen:
- Vooraankondiging; brief naar rapportageplichtige organisaties
- Administratieve controle
- Plausibiliteitstoets/steekproef
- Handhaving
Stap 1: vooraankondiging
Stap 1 is om alle organisaties die volgens het Besluit WPM verplicht zijn om een WPM-rapportage in te dienen te wijzen op het Besluit WPM en de rapportageplicht. Hiervoor stelt u een algemene aankondigingsbrief. U stuurt deze brief op naar de rapportageplichtige organisatie. Het is belangrijk om duidelijk aan te geven dat bij het niet naleven van de rapportageplicht, sancties kunnen volgen in lijn met de Landelijke Handhavingsstrategie. U kunt hiervoor een voorbeeldbrief van de vooraankondiging gebruiken. Ook vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) zijn alle bekende werkgevers die onder het Besluit WPM vallen geïnformeerd over de regeling.
Stap 2: administratieve controle
Stap 2 is het administratief controleren of rapportageplichtige organisaties de rapportages tijdig hebben ingediend over het desbetreffende kalenderjaar. Deze controle kan jaarlijks plaatsvinden na de deadline voor de rapportageplicht (30 juni). Hierbij wordt de lijst met indieners per 1 juli vergeleken met de bedrijvenlijst van rapportageplichtige organisaties. Werkgevers die geen rapportage hebben ingediend worden hierop aangeschreven. Dit staat ook in stap 4: handhaving.
Stap 3: representativiteitstoets en plausibiliteitstoets
Stap 3 is de aangeleverde gegevens en bescheiden van de rapportages inhoudelijk toetsen. Dit gebeurt met een representativiteitstoets en een plausibiliteitstoets. Hierbij worden een aantal organisaties steekproefsgewijs gecontroleerd op de inhoud van de aangeleverde rapportages. Iedere omgevingsdienst moet zelf bepalen hoeveel toetsen uitgevoerd kunnen worden en hoe ze hierin prioriteren. Dit betreft regionaal maatwerk.
Representativiteitstoets
De meeste organisaties zullen rapportagegegevens over woon-werkmobiliteit verzamelen via
enquêtes. Hierbij bestaat het risico dat niet alle werknemers van een organisatie deze enquête invullen. Ondanks het feit dat de juridische basis stuurt op 100% ingevulde enquêtes. Om de representativiteit te controleren kan steekproefsgewijs een representativiteitstoets worden uitgevoerd. Hierbij kan de omgevingsdienst de organisatie om nadere toelichting vragen over het aantal werknemers dat daadwerkelijk in dienst is en het aantal werknemers dat de enquête heeft ingevuld.
Voor de representativiteitstoets is een calculator beschikbaar om te bepalen of een representatief aantal medewerkers de enquête heeft ingevuld. Omdat er geen wettelijke basis is, kan de leidraad niet exact de benodigde percentages bepalen. Desondanks is het advies om de foutmarge niet onder 5% te laten zakken en het betrouwbaarheidsniveau niet lager dan 95% te zetten.
Om rekening mee te houden: bijkomende moeilijkheid voor het bepalen van de representativiteit is dat in de aangeleverde gegevens enkel het aantal werknemers wordt aangegeven. Het aantal ingevulde enquêtes kan door de omgevingsdiensten niet vanuit de rapportagegegevens worden herleid. Er kan dus op basis van rapportages alleen geen representativiteitstoets worden uitgevoerd. Hiervoor zal altijd contact met de organisatie moeten worden gezocht. Eventueel kan dit worden meegenomen tijdens een lopend handhavingstraject. Er is namelijk al contact is met de organisatie over de rapportage.
Plausibiliteitstoets 0-waarden
Als voor een bepaalde categorie (reismodaliteit (vervoermiddel) met mogelijk brandstoftype) voor woon-werk of zakelijke mobiliteit niets is ingevuld, wordt dit weergegeven via een 0-waarde. Bij te veel van deze 0-waarden, kan het een overweging zijn om vervolgstappen te ondernemen. Denk hierbij aan het steekproefsgewijs opvragen van administratieve gegevens en vragen om nadere toelichting op de ingediende rapportage.
Voordat vervolgstappen worden ondernomen, moet de toezichthouder beoordelen of 0-waarden in de rapportage logischerwijs te verklaren zijn. Denk hierbij aan de aard van de organisatie en/of het branchetype waar deze toe behoort. Zo zal een callcenter waarschijnlijk meer 0-waarden hebben dan een installatiebedrijf. Als rapportages grotendeels bestaan uit 0-waarden, moet contact worden opgenomen met de organisatie. Voor de rest is de beoordeling maatwerk.
Blijkt uit de opgevraagde gegevens dat de rapportage foutief is ingevuld? Ga dan door naar stap 4: handhaving.
Plausibiliteitstoets CO2-uitstoot per reizigerskilometer
De rapportages geven inzicht in de CO2-uitstoot per reizigerskilometer voor verschillende categorieën binnen zowel woon-werkmobiliteit als zakelijke mobiliteit. De toekomstige emissiegrenswaarde voor zakelijke mobiliteit (96 gram CO2 per reizigerskilometer) kan als benchmark voor deze toets worden gebruikt. Als rapportages categorieën bevatten die deze benchmark overschrijden, worden deze aangewezen als zogenaamde 'CO2-uitschieters' die nader moeten worden onderzocht. Binnen deze categorieën wordt vervolgens nader bekeken welke reismodaliteiten en brandstoftypen de voornaamste oorzaak zijn voor deze overschrijding. Een oorzaak kan zijn het incorrect invullen van enquêtes of het RVO-portaal.
Ook bij deze toetsing moet de toezichthouder naar eigen inzicht beoordelen wanneer vervolgstappen te ondernemen, zoals het opvragen van administratieve gegevens of nadere toelichting op de ingediende rapportage. Hierbij moet opnieuw worden gekeken of eventuele afwijkingen niet logischerwijs verklaard kunnen worden, zoals de aard van de organisatie en/of de branche waartoe deze behoort. Niet alleen uitschieters naar boven moeten worden bekeken, juist de uitschieters naar beneden zijn belangrijk. Als uit een rapportage bijvoorbeeld een gemiddelde van 10 gram per reizigerskilometer komt, dan is het van belang om dit te verifiëren bij de organisatie. De gegevens kunnen dan verkeerd ingevuld zijn. Ook dit betreft maatwerk.
Blijkt uit de opgevraagde gegevens blijkt dat de rapportage foutief is ingevuld? Ga dan door naar stap 4: handhaving.
Plausibiliteitstoets woon-werkafstand
Deze toets geldt alleen voor woon-werkmobiliteit. Vanwege de grote verschillen in reisafstand en aantallen dienstreizen tussen sectoren en organisaties is besloten om deze plausibiliteitstoets niet uit te voeren voor zakelijke mobiliteit. Ingediende rapportages worden getoetst op aannemelijkheid en waarschijnlijkheid van woon-werkkilometers. Voor elke organisatie kan de standaard woon-werkafstand per werknemer worden berekend met onderstaande formule:
Gemiddelde woon-werkafstand per werknemer = WWT reizigerskilometers : aantal werknemers : aantal werkbare dagen (225) : 2
Per organisatie worden de totale gemelde reizigerskilometers voor woon-werk (WWT) gedeeld door het gerapporteerde aantal werknemers. Dit wordt vervolgens gedeeld door het aantal werkbare dagen. Ten slotte moet het aantal overgebleven reizigerskilometers worden gedeeld door 2 om tot 1 reisafstand voor woon-werk te komen.
De uitkomst van deze formule wordt vergeleken met de Nederlandse standaardwaarde voor woon-werkafstand per werknemer vanuit het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (19,8 km) . Een afwijking van circa 20% wordt gezien als normaal (15,8 km - 23,8 km). Als de berekende woon-werkkilometers vanuit een rapportage buiten deze marge vallen, kan de omgevingsdienst vervolgstappen nemen. Denk hierbij aan het steekproefsgewijs opvragen van administratieve gegevens en nadere toelichting over de woon-werkkilometers aan de desbetreffende organisatie. Zie ook: voorbeeldbrief Verzoek aanvullende gegevens.
Als blijkt dat de gegevens niet correct zijn weergegeven gaat u door naar stap 4: handhaving.
Belangrijk is om te benadrukken dat de formule en bijbehorende marges indicatief zijn. Het nadeel van de formule is namelijk dat wordt uitgegaan van 225 werkdagen. Dit aantal sluit aan op de landelijke handreiking maar houdt geen rekening met eventuele thuiswerkdagen en parttime medewerkers. Hierdoor kan een vertekend beeld ontstaan en kunnen (te)veel rapportages buiten de wenselijke marges vallen. Het is daarom van belang om bij eventuele uitschieters goed te kijken naar eventuele verklaringen, en daarna pas vervolgstappen te zetten.
Voorbeeldbrieven
Toezichthouders kunnen voorbeeldbrieven gebruiken:
- Modelbrief omgevingsdiensten naar bevoegd gezag - werkgebonden personenmobiliteit
- Aankondigingsbrief rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit
- Controlebrief overtreding werkgebonden personenmobiliteit
- Controlebrief geen overtreding werkgebonden personenmobiliteit
- Brief hercontrole werkgebonden personenmobiliteit
- Brief verzoek aanvullende gegevens rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit