Inhoudelijke regels water zuiveringtechnisch werk (paragraaf 4.49 Bal)
Voor een zuiveringtechnisch werk gelden regels over water uit paragraaf 4.49 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Het gaat over het lozen van gezuiverd stedelijk afvalwater uit een zuiveringtechnisch werk. De voorkeursroute voor lozing is het oppervlaktewater. Een zuiveringtechnisch werk heet ook wel een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi).
Wanneer de regels gelden
In de hoofdstukken 3 en 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- de activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.49 valt, en
- de activiteit valt onder paragraaf 3.5.7 Zuiveringtechnisch werk
Op deze pagina
- Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
- Verboden en voorwaarden
- Monitoring door initiatiefnemer
- Bemonstering door initiatiefnemer
- Maatwerk
- Verplichte rapportage aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Controleaspecten
Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
Het water dat vrijkomt uit een zuiveringtechnisch werk wordt via een werk geloosd op oppervlaktewater. Dit is het lozingspunt. Als het water via een andere manier wordt afgevoerd, gelden er andere regels.
Het in een rwzi te zuiveren afvalwater is stedelijk afvalwater van huishoudelijke aard. Dit nog te zuiveren afvalwater wordt aangevoerd via openbare vuilwaterriolen met een vervuilingswaarde van ten minste 2.000 inwonerequivalenten. Voor de lozing vindt ook het indikken en mechanisch ontwateren van het vrijkomende slib plaats. In de praktijk is er een overdrachtspunt als grens tussen het openbare vuilwaterriool en het zuiveringtechnisch werk. Voor het berekenen van het aantal inwonerequivalenten (i.e.) gebruikt men biochemisch zuurstofverbruik (BZV) met 54 gram zuurstofverbruik per etmaal.
Een zuiveringtechnisch werk moet men zo ontwerpen, bouwen, organiseren en onderhouden dat dit met normaal weer goed werkt. Bij het ontwerp is de locatie van het lozingspunt zo gekozen dat de gevolgen voor het watermilieu minimaal zijn.
Sinds 1991/1992 bestaand zuiveringtechnisch werk
Bij een bestaand zuiveringtechnisch werk is het van belang te weten wat de uitbreiding van de ontwerpcapaciteit is geweest in het peiljaar 1991/1992. Uitbreidingen met meer dan 25% moet het bevoegd gezag beschouwen als een nieuw zuiveringtechnisch werk.
Verboden en voorwaarden
De voorkeursroute is lozen op oppervlaktewater. Vanuit een zuiveringtechnisch werk mag alleen geloosd worden, als het te lozen water voldoet aan voorgeschreven emissiegrenswaarden voor de volgende stoffen:
- biochemisch zuurstofverbruik (BZV)
- chemisch zuurstofverbruik (CZV)
- onopgeloste bestanddelen
- som van fosforverbindingen
- som van stikstofverbindingen
Verder moet de initiatiefnemer van een zuiveringtechnisch werk ook een aantal onderwerpen verplicht monitoren en bemonsteren.
| Stoffen | Emissiegrenswaarde in mg/L in enig tijd- of volume-proportioneel etmaalmonster | Emissiegrenswaarde in mg/L in een voortschrijdend jaargemiddelde en bij een ontwerpcapaciteit van 2.000 tot 20.000 i.e. | Emissiegrenswaarde in mg/L in een voortschrijdend jaargemiddelde en bij een ontwerpcapaciteit van20.000 tot 100.000 i.e. | Emissiegrenswaarde in mg/L in een voortschrijdend jaargemiddelde en bij een ontwerpcapaciteit van meer dan 100.000 i.e. |
|---|---|---|---|---|
| BZV zonder nitrificatie | 20 | - | - | - |
| CZV | 125 | - | - | - |
| Onopgeloste stoffen | 30 | - | - | - |
| Som van fosforverbindingen | - | 2,0 | 2,0 | 1.0 |
| Som van stikstofverbindingen | - | 15 | 10 | 10 |
Er gelden nog een aantal bijzonderheden voor deze groepen emissiegrenswaarden:
- de som van stikstof en de som van fosfor
- BZV, CZV, en onopgeloste bestanddelen
Die bijzonderheden staan verder uitgelegd onder bemonstering door initiatiefnemer. Het meten, bemonsteren en analyseren van afvalwater is geen automatische verplichting in vergunningen of algemene regels en maatwerk voor bedrijven. Alleen in sommige gevallen geldt deze verplichting. Dat is bij deze activiteit het geval.
Een handhaver bepaalt wel altijd via meten, bemonsteren en analyse van afvalwater of een lozer aan de gestelde lozingseisen voldoet.
Monitoring door initiatiefnemer
De initiatiefnemer van een zuiveringtechnisch werk moet continu de hoeveelheid geloosd afvalwater in kubieke meters per dag bepalen. Dit moet met een methode waarvan de onnauwkeurigheid kleiner is dan 5%.
Bemonstering door initiatiefnemer
De initiatiefnemer van een zuiveringtechnisch werk moet het inkomende stedelijk afvalwater tijdproportioneel of volumeproportioneel over een etmaal bemonsteren en laten analyseren. Dit geldt ook voor het water dat na het zuiveren op het oppervlaktewater wordt geloosd. Het gaat daarbij om de volgende stoffen:
- BZV
- CZV
- onopgeloste bestanddelen.
De grenswaarden voor totaal stikstof en totaal fosfor zijn niet berekend per etmaal. Voor deze stoffen gaat het om het voortschrijdende jaargemiddelde.
Voor de verschillende stoffen moet de initiatiefnemer van een zuiveringtechnisch werk minimaal het aantal monsters per jaar nemen die staan in tabel 4.611 van het Bal. Het aantal te nemen monster is ook afhankelijk van de ontwerpcapaciteit van het zuiveringtechnisch werk.
| Ontwerpcapaciteit zuiveringtechnisch werk in i.e. | Aantal monsters per jaar voor de som van fosforverbindingen en de som van stikstofverbindingen | Aantal monsters per jaar voor het biochemische zuurstofverbruik en het chemisch zuurstofverbruik |
|---|---|---|
| 2.000 tot 5.000 | 12 | 12 |
| 5.000 tot 50.000 | 24 | 12 |
| 50.000 tot 100.000 | 48 | 24 |
| Meer dan 100.000 | 60 | 24 |
Het minimaal aantal te nemen monsters is in overeenstemming met bijlage I, onder D, van de richtlijn stedelijk afvalwater. Op deze bemonsteringsaantallen is geen maatwerk mogelijk.
Monsters met extreme concentraties die het gevolg zijn van ongebruikelijke situaties gelden niet. Een voorbeeld van een ongebruikelijke situaties is zware regenval.
Bijzonderheden voor emissiegrenswaarden van de som van stikstof en de som van fosfor
De grenswaarden voor totaal stikstof en totaal fosfor zijn het voortschrijdende jaargemiddelde. Dus niet per etmaal. Het voortschrijdend jaargemiddelde biedt de mogelijkheid om op elk moment te kunnen toetsen op de grenswaarde. De grenswaarde is ook afhankelijk van de ontwerpcapaciteit van het zuiveringtechnisch werk.
Mogelijk blijkt uit de resultaten van de analyses dat in het inkomende stedelijk afvalwater het gehalte aan nitrietstikstof en nitraatstikstof in het voorafgaande jaar voortdurend lager is dan 1% ten opzichte van het gehalte aan organisch stikstof. In dat geval mag ook alleen het gehalte aan organisch stikstof in dat afvalwater worden geanalyseerd.
Bijzonderheden voor emissiegrenswaarden van BZV, CZV en onopgeloste stoffen
Voor de stoffen BZV, CZV en onopgeloste bestanddelen staan de maximale grenswaarden in enig tijd- of volumeproportioneel etmaalmonster van afvalwater in kolom 2 van tabel 4.608a. Rioolwaterzuiveringsinstallaties moeten het stedelijk afvalwater zuiveren tot deze grenswaarden.
Door de rijksoverheid is bij het opstellen van deze regels ruimte gemaakt om een aantal keren per jaar deze grenswaarden te overschreden tot de waarden die staan in de kolom 3 van dezelfde tabel. Dit staat in lid 2 van artikel 4.608 van het Bal.
| Stoffen | Emissiegrenswaarde in enig tijd- of volumeproportioneel etmaalmonster, in mg/l als bedoeld in het lid 1, onder a, van artikel 4.608 van het Bal | Emissiegrenswaarde in enig tijd- of volumeproportioneel etmaalmonster, in mg/l als bedoeld in het lid 2 van artikel 4.608 van het Bal |
|---|---|---|
| BZV, zonder nitrificatie | 20 | 40 |
| CZV | 125 | 250 |
| onopgeloste stoffen | 30 | 75 |
Voor de stoffen BZV, CZV en onopgeloste bestanddelen is het maximum aantal toegestane overschrijdingen van de grenswaarde uit kolom 2 van 4.608a, opgenomen in tabel 4.608c. In tabel 4.608c staan in de 1e kolom het aantal genomen monsters en in de 2e kolom het aantal monsters dat mag afwijken.
Deze afwijkende monsters mogen niet de grenswaarde in kolom 3 van tabel 4.608a overschrijden.
| Aantal genomen monsters per jaar | Aantal monsters met andere emissiegrenswaarden |
|---|---|
| 4-7 | 1 |
| 8-16 | 2 |
| 17-28 | 3 |
| 29-40 | 4 |
| 41-53 | 5 |
| 54-67 | 6 |
| 68-81 | 7 |
| 82-95 | 8 |
| 96-110 | 9 |
| 111-125 | 10 |
| 126-140 | 11 |
| 141-155 | 12 |
| 156-171 | 13 |
| 172-187 | 14 |
| 188-203 | 15 |
| 204-219 | 16 |
| 220-235 | 17 |
| 236-251 | 18 |
| 252-268 | 19 |
| 269-284 | 20 |
| 285-300 | 21 |
| 301-317 | 22 |
| 318-334 | 23 |
| 335-350 | 24 |
| 351-365 | 25 |
Het minimaal aantal monsters voor het biochemisch zuurstofverbruik en chemisch zuurstofverbruik is 4. Hiervoor gelden 2 voorwaarden:
- De ontwerpcapaciteit minder is dan 10.000 inwonerequivalenten.
- In het voorafgaande jaar werd voldaan aan de grenswaarden voor het biochemisch zuurstofverbruik en chemisch zuurstofverbruik.
Maatwerk
Om te kunnen voldoen aan de richtlijn stedelijk afvalwater kan maar in een beperkt aantal gevallen bij maatwerkregel of maatwerkvoorschrift een hogere emissiegrenswaarde worden gesteld.
Van het aantal monsters dat op basis van 4.608 minimaal genomen moet worden, kan met maatwerk niet worden afgeweken. Dit geldt ook voor eventuele vergunningvoorschriften.
Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden
Het bevoegd gezag kan bij voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden met maatwerk tijdelijk minder strenge emissiegrenswaarden afspreken. Ook kan het extra maatregelen afspreken om de nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit zoveel mogelijk te beperken.
Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden zijn bijvoorbeeld onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
75% rendementsdispensatie bij kleine en of oudere zuiveringtechnische werken
Om te voldoen aan de richtlijn stedelijk afvalwater kan maar in een beperkt aantal gevallen bij maatwerkregel of maatwerkvoorschrift een hogere emissiegrenswaarde worden gesteld. Voor een zuiveringtechnisch werk, kan het bevoegd gezag met maatwerk alleen minder strenge grenswaarden opnemen voor totaal fosfor en totaal stikstof.
De mogelijkheden voor maatwerk zijn alleen voor die gevallen waar een zuiveringtechnisch werk:
- een ontwerpcapaciteit heeft die minder is dan 20.000 i.e. of
- voor 1 september 1992 in gebruik is genomen en de ontwerpcapaciteit sinds de datum dat het in gebruik werd genomen met niet meer dan 25% is uitgebreid
- als gevolg van dat maatwerk in totaal ten minste 75% van totaal fosfor en totaal stikstof zal verwijderen onder de zorg van degene die de activiteit verricht
Deze mogelijkheid betreft de zogenoemde 75% regeling van artikel 5, lid 4, van de richtlijn stedelijk afvalwater. Van het aantal monsters dat op basis van artikel 4.608 van het bal minimaal genomen moet worden, kan niet worden afgeweken. Dit geldt ook voor eventuele vergunningvoorschriften.
Keuze lozingsroute
Is er een andere lozingsroute in het een maatwerkvoorschrift of in een voorschrift aan een omgevingsvergunning verbonden? Dan geldt de voorkeursroute niet als verplichting voor de initiatiefnemer. Dit staat in artikel 4.607 van het Bal.
De initiatiefnemer heeft in dat geval de keuze tussen lozen in oppervlaktewater of lozen in de riolering. Een gemeente of waterschap is niet bevoegd om de voorkeursroute uit het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal) een lozing op te heffen.
Verplichte rapportage aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat
De richtlijn stedelijk afvalwater vereist dat bepaalde gegevens aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat worden overlegd. Deze rapportage moet de initiatiefnemer van een zuiveringtechnisch werk jaarlijks doen. En wel ten minste binnen 4 maanden na afloop van elk kalenderjaar.
Het gaat om de volgende gegevens en documenten (zie ook artikel 4.614 van het Bal):
- een overzicht van de zuiveringtechnische werken onder de zorg van degene die de activiteit verricht (dit kunnen dus meerdere installaties zijn)
- een overzicht van de resultaten van de bemonstering en analyse, bedoeld in artikel 4.611 van het Bal
- het totale zuiveringsrendement, bedoeld in artikel 4.613 van het Bal
Controleaspecten
Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Gaat het om een zuiveringtechnisch werk dat stedelijk afvalwater van huishoudelijke aard behandeld en wat is de ontwerpcapaciteit van de installatie?
- Voldoen de lozingen aan de gestelde emissiegrenswaarden voor deze installatie?
- Is het aanbod aan het zuiveringtechnisch werk veranderd?
- Is daarom het ontwerp van de installatie aangepast?
- Met hoeveel procent is deze installatie veranderd?
- Is er daarom eigenlijk sprake van een nieuwe installatie?
- was er sprake van maatwerk voor de parameters 'totaal stikstof' en 'totaal fosfor'? en is er voldaan aan de gestelde voorwaarden?
- Waren er onvoorziene omstandigheden? was hiervoor maatwerk opgelegd en is er voldaan aan de gestelde voorwaarden?
- Is er maatwerk voor een andere lozingsroute?
- Wordt het (gevaarlijke) (vloeibare) bedrijfsafval correct afgevoerd?
- Is de rapportage van artikel 4.614 van het Bal, jaarlijks en op tijd aangeleverd aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat?
Riooltekening
Bij lozing op een riool is er een riooltekening waar duidelijk op staat:
- op welke punten welk afvalwater wordt geloosd
- of de lozingspunten zijn aangesloten op het eigen vuilwaterriool of een schoonwaterriool
- op welke lozingsroutes het eigen vuilwaterriool en het schoonwaterriool uitkomen
Meten en bemonsteren
Voldoet de lozing aan de emissiegrenswaarden? Kan het te lozen afvalwater op een doelmatige wijze worden bemonsterd? Voor het bemonsteren en analyseren van afvalwater gelden de volgende normen:
- voor het bemonsteren van afvalwater: NEN 6600-1
Het monster wordt niet gefiltreerd. Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen. - voor het conserveren van een monster: NEN-EN-ISO 5667-3
- voor analyse van een monster voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872
- voor het biochemisch zuurstofverbruik: ISO 5815-1/2
- voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705
- voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1
- voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646
- voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1
- voor de som van fosforverbindingen: NEN-ISO 15681-1, NEN-ISO 15681-2 NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2
Andere inhoudelijke regels
Naast regels over water gelden ook andere regels. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels zuiveringtechnisch werk.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.