Stappenplan milieuaansprakelijkheid
Dit stappenplan geeft logisch en stapsgewijs de handelingen aan die u als bevoegd gezag volgens titel 17.2 van de Wet milieubeheer (Wm) moet verrichten. U kunt het gebruiken bij vaststelling van (dreigende) schade aan bodem, water of natuur. De volgorde van de stappen is niet verplicht. Soms kan het praktischer zijn om een andere volgorde aan te houden. Stap 11 (melding van de milieuschade) kan ook aan de orde zijn tijdens stap 3 tot en met 10.
U bent als bevoegd gezag verplicht de voorschriften van titel 17.2 Wm te gebruiken als deze van toepassing zijn. De gebruikelijke handhavingsbevoegdheden en andere bevoegdheden mag u alleen toepassen voor zover ze niet in strijd zijn met titel 17.2 Wm (Artikel 17.9 lid 7 Wm). Lees meer over (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke) handhaving bij milieuschade.
Dit stappenplan geeft de stappen aan die u als bevoegd gezag moet zetten. Maar ook degene die de activiteit verricht waardoor de (onmiddellijke dreiging van) milieuschade ontstaat (verder: de veroorzaker), moet in actie komen:
- informatie geven
- acties ondernemen om schade te voorkomen
- acties ondernemen om schade te beperken
- acties ondernemen om schade te herstellen
Nadat de (dreiging van) de milieuschade is geconstateerd of gemeld, moet u eerst vaststellen wie bevoegd gezag is volgens titel 17.2 Wm. In de regel geldt dat het bevoegd gezag voor titel 17.2 Wm het bestuursorgaan dat volgens de Omgevingswet bevoegd gezag is voor de activiteit die de schade heeft veroorzaakt.
Verifieer of u het juiste bevoegd gezag bent voor titel 17.2 Wm, als deze geldt. Bent u dat niet, dan moet u alle binnengekregen informatie doorzenden naar het juiste bevoegd gezag (Afdeling 3.5 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Heeft u de informatie binnengekregen via een melding of verzoek om maatregelen? Dan moet u doorgeven aan de melder of verzoeker dat u de informatie heeft doorgestuurd.
Lees meer over dit onderwerp op onze pagina's over Bevoegd gezag in de Omgevingswet.
Artikel 17.9, lid 5, bevat een coördinatieregeling voor gevallen waarin meerdere bestuursorganen als bevoegd gezag zijn aangewezen. Dit is onder de huidige regelgeving niet meer relevant. U vindt meer informatie over gewijzigde coördinatieregeling op de pagina Hoofdlijnen coördinatieregeling.
Lees meer over het onderwerp op de pagina Bevoegd gezag en de vorderingsbevoegdheid van de minister.
Na stap 1 moet u informatie verzamelen over de aard, de omvang en de veroorzaker van de milieuschade. Ook deze informatie moet u actief delen met mogelijk betrokken bestuursorganen (artikelen 17.10 lid 1, 17.12 lid 2, 17.13 lid 2 en 17.14 lid 1 Wm).
Wanneer de veroorzaker constateert dat er sprake is van (dreiging van) milieuschade, moet hij zo spoedig mogelijk het bevoegd gezag hiervan op de hoogte stellen. En informeren over alle relevante aspecten van de situatie. Hij moet in ieder geval de volgende gegevens overleggen (artikel 17.12 lid 2 en 17.13 lid 2 Wm):
- de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan
- de stoffen die zijn vrijgekomen door het voorval en hun eigenschappen
- andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het milieu van het voorval te kunnen beoordelen
- de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken
- de maatregelen die worden overwogen om te voorkomen dat zo'n voorval zich opnieuw voordoet. U als bevoegd gezag controleert of al deze gegevens zijn verstrekt en volledig zijn. Als dit niet het geval is, kunt u de veroorzaker verplichten informatie of aanvullende gegevens te verstrekken. Ook moet u vaststellen wat de omvang van de milieuschade is (artikel 17.10 lid 1 onder a en b en artikel 17.14 lid 1 Wm).
Constateert u ambtshalve de (dreiging van) milieuschade? Wordt een verzoek van een derde om maatregelen te nemen gehonoreerd? Of doet de minister van IenW een vordering om een bepaalde actie te ondernemen? Dan neemt u als bevoegd gezag de volgende acties:
- U stelt vast wat de omvang van de milieuschade is en zo mogelijk wie de veroorzaker is (artikel 17.14 lid 1 Wm).
- U kunt de veroorzaker verplichten informatie of aanvullende gegevens te verstrekken (artikel 17.10 lid 1 onder a en b Wm). Nadat deze informatie binnen is, stuurt het (coördinerend) bevoegd gezag de gegevens aan de minister van IenW. Zodra er nieuwe gegevens bekend zijn, stuurt het bevoegd gezag deze ook op. Zie artikel 17.18 Wm.
In deze stap moet u beoordelen of de schade werkelijk binnen de werkingssfeer van titel 17.2 Wm valt.
Zo nee: dan wordt de melding van (onmiddellijke dreiging van) milieuschade afgehandeld op basis van andere regelgeving. Zie hierover het onderwerp Relatie met andere regelgeving.
Zo ja: ga door met stap 4.
De artikelen 17.7 (hoofdregel), 17.8 (uitzonderingen) en 17.6 Wm (definities) bepalen de werkingssfeer van titel 17.2 Wm. Een schadegeval valt binnen de werkingssfeer van titel 17.2 Wm als:
- er schade is aan beschermde soorten, natuurlijke habitats, wateren of bodem
- die boven de schadedrempel uitkomt
- die wordt veroorzaakt door een beroepshalve of bedrijfsmatig verrichte activiteit
- die valt onder:
- bijlage III van de richtlijn milieuaansprakelijkheid, of
- als dit niet het geval is; valt aan te merken als schade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats, terwijl de veroorzaker schuld of nalatigheid kan worden verweten. (De veroorzaker is degene die de activiteit verricht waardoor de (onmiddellijke dreiging van) milieuschade is ontstaan.)
- en die niet valt onder één van de uitzonderingssituaties genoemd in artikel 17.8 Wm.
Lees meer over de werkingssfeer van titel 17.2 Wm.
Als een verzoek tot het nemen van maatregelen bij u als bevoegd gezag is binnengekomen, moet u hierover een besluit nemen. Als de milieuschade werkelijk binnen titel 17.2 Wet milieubeheer (Wm) valt én u bent het bevoegd gezag (of in geval van coördinatie het bevoegd gezag dat actie moet ondernemen), moet u een gemotiveerde beschikking hierop geven.
Dit onderdeel gaat over de artikelen 17.15, lid 1 en 17.9 lid 6 Wm.
Belanghebbenden en de instanties volgens artikel 17.2, lid 3 Wm Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), kunnen u als bevoegd gezag vragen om de veroorzaker te verplichten om maatregelen te treffen (artikel 17.15, lid 1 Wm). Als zo'n verzoek bij u is binnengekomen, moet u een gemotiveerde beschikking hierop geven.
Als er niet genoeg gegevens zijn aangeleverd, kunt u het verzoek buiten behandeling laten. Dit kan nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld de gegevens alsnog aan te leveren (artikel 4:5 Awb).
De uitkomst is:
- dat u in een beschikking maatregelen eist van de veroorzaker, of
- dat u het verzoek van de derde afwijst (en dan dus geen maatregelen eist).
Welke procedure u moet volgen leest u op de pagina's Procedures en rechtsbescherming en Beslissen op verzoek van derde om maatregelen.
Als meer dan één bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen, moeten de bevoegde instanties een verzoek gecoördineerd behandelen (artikel 17.9, lid 6 Wm). Bij de beslissing op zo'n verzoek moeten zij rekening houden met de onderlinge samenhang tussen de beschikkingen.
U moet vaststellen welke maatregelen al zijn genomen. Dit onderdeel gaat over de artikelen 17.12, lid 1 en 2 en 17.13 lid 1 Wm.
Zowel bij dreigende milieuschade als bij milieuschade die zich al heeft voorgedaan, heeft de veroorzaker de plicht om maatregelen te treffen. U als bevoegd gezag zult zo snel mogelijk moeten inventariseren welke maatregelen al zijn getroffen en of de veroorzaker zich aan zijn wettelijke plichten heeft gehouden.
Deze plichten staan hieronder, uitgesplitst naar de situatie waarin de milieuschade zich al heeft voorgedaan en de situatie waarin dit nog niet het geval is.
De veroorzaker moet onmiddellijk de nodige preventieve maatregelen nemen om de milieuschade te voorkomen of tot een minimum te beperken. Wanneer de dreiging van milieuschade ondanks deze maatregelen voortduurt, moet de veroorzaker aanvullende informatie verstrekken volgens stap 2 (artikel 17.12, lid 1 en 2 Wm).
De veroorzaker moet elke haalbare maatregel nemen om verontreinigende stoffen of andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of op een andere manier te beheersen. Verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid of verdere aantasting van functies moeten worden beperkt of voorkomen (artikel 17.13, lid 1 Wm). Dit zijn dus maatregelen om verdere milieuschade zoveel mogelijk te voorkomen, niet te verwarren met herstelmaatregelen.
Na de vorige stap moet u verdere maatregelen opleggen aan de veroorzaker. Dit om de milieuschade te voorkomen en beperken. Of u kunt zelf maatregelen nemen. Dit onderdeel gaat over de artikel 17.10, artikel 17.12, lid 4, 5 en 6, artikel 17.13, lid 5, artikel 17.14, lid 2 en 5 Wm.
Nadat bekend is geworden welke maatregelen al zijn genomen, verplicht u als bevoegd gezag de veroorzaker (als hij bekend is) onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen om de milieuschade te voorkomen of in te perken. U kunt hierbij concrete instructies geven. De veroorzaker heeft op grond van artikel 17.12 lid 1 Wm ook al de plicht om onmiddellijk de nodige preventieve maatregelen te treffen. Dus de verplichting van het bevoegd gezag kan worden gezien als een aanvulling op of invulling van de verplichting van de veroorzaker.
U kunt ook op elk moment zelf maatregelen nemen. Los van de vraag of de veroorzaker maatregelen neemt. En de kosten later verhalen. U hoeft hiervoor geen speciale reden aan te voeren. Te denken valt aan gevallen waarin de veroorzaker de maatregelen niet naar genoegen of helemaal niet uitvoert. Of gevallen waarin er zoveel tijdsdruk is dat het bevoegd gezag liever geen risico's neemt door de verantwoordelijkheid bij de veroorzaker te laten.
In tegenstelling tot handhavingssituaties hoeft er hierbij geen termijn te worden gesteld waarbinnen de betrokkene alsnog zelf de maatregelen kan nemen. Wel moet u het zelf treffen van maatregelen altijd verantwoorden in een beschikking. Zie stap 9.
Als u niet kunt vaststellen wie de veroorzaker is, moet u in een beschikking beslissen of u zelf maatregelen treft (artikel 17.10 lid 2 en 17.14 lid 2 Wm).
Zijn er tegelijk meerdere gevallen van milieuschade en kunnen de nodige herstelmaatregelen niet op hetzelfde moment worden getroffen? Dan beslist u als bevoegd gezag welke schade het eerst wordt hersteld (artikel 17.14 lid 4 Wm). Wanneer meerdere bestuursorganen als bevoegd gezag zijn aangewezen, moeten zij deze beslissing gecoördineerd nemen.
De rechthebbende van het perceel waar de activiteit wordt verricht of de (dreiging van) milieuschade zich voordoet, is verplicht te gedogen dat preventieve of herstelmaatregelen op zijn terrein worden getroffen (artikel 17.11 Wm). Dit kan dus ook iemand zijn die met het veroorzaken van de milieuschade niets te maken heeft. Hij kan hiervoor overigens wel een schadevergoeding krijgen.
Welke procedure u moet volgen, leest u op de pagina over Procedures en rechtsbescherming.
U moet onmiddellijk de instanties bedoeld in artikel 17.2, lid 3, informeren over alle relevante aspecten van de situatie. Bij al ontstane milieuschade die zich voordoet of kan voordoen buiten de grenzen van Nederland, moet u de minister van IenW informeren (artikel 17.13, lid 3).
Dit onderdeel gaat over de artikel 17.12, lid 3, artikel 17.13, lid 3, en artikel 17.14, lid 1 Wm.
U moet beoordelen of de herstelmaatregelen die de veroorzaker voorstelt, goed zijn. Dit onderdeel gaat over de artikel 17.9, lid 6, artikel 17.10, lid 2, artikel 17.11, artikel 17.12, lid 5 en 6, en artikel 17.14 lid 3 en 4.
Wanneer er milieuschade is ontstaan, moet de veroorzaker in overeenstemming met bijlage II van de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid potentiële herstelmaatregelen vaststellen en die aan u voorleggen (artikel 17.13, lid 6 Wm). Ga naar stap 9 als u niet kunt vaststellen wie de activiteit heeft verricht. Ga naar stap 10 als u zelf al alle nodige maatregelen heeft getroffen.
U als bevoegd gezag beslist welke van de voorgestelde herstelmaatregelen moeten worden getroffen. U kunt van de betrokkene verlangen dat hij een beoordeling van de omvang van de milieuschade verstrekt (artikel 17.14, lid 3 Wm).
Wanneer de veroorzaker de maatregelen niet uitvoert, neemt u zelf maatregelen (artikel 17.10, lid 2 Wm) en verhaalt u de kosten later. Ook kunt u de veroorzaker tot het treffen van deze maatregelen verplichten en de uitvoering van deze verplichting afdwingen via een last onder dwangsom.
U kunt ook op elk moment zelf herstelmaatregelen nemen, los van de vraag of de veroorzaker maatregelen neemt. U hoeft hiervoor geen speciale reden aan te voeren. In tegenstelling tot handhavingssituaties hoeft er hierbij geen termijn te worden gesteld waarbinnen de betrokkene alsnog zelf de maatregelen kan nemen. Wel moet u het zelf treffen van maatregelen altijd verantwoorden in een beschikking. Zie stap 9.
Als zich meerdere gevallen van milieuschade tegelijk hebben voorgedaan en de nodige herstelmaatregelen niet gelijktijdig kunnen worden getroffen, beslist u als bevoegd gezag welke schade het eerst wordt hersteld (artikel 17.14, lid 4 Wm). Wanneer meerdere bestuursorganen als bevoegd gezag zijn aangewezen, moeten zij deze beslissing gecoördineerd nemen.
Is meer dan één bestuursorgaan als bevoegd gezag aangewezen? Dan moeten zij een verzoek tot instemming met voorgestelde herstelmaatregelen gecoördineerd behandelen (artikel 17.9, lid 6 Wm). Bij de beslissing op zo'n verzoek moeten zij rekening houden met de onderlinge samenhang tussen de beschikkingen.
De rechthebbende van het perceel waar de activiteit wordt verricht of de (dreiging van) milieuschade zich voordoet, is verplicht te gedogen dat preventieve of herstelmaatregelen op zijn terrein worden getroffen (artikel 17.11 Wm). Dit kan dus ook iemand zijn die met de milieuschade niets te maken heeft. Overigens kan hij hiervoor een schadevergoeding krijgen.
Welke procedure u moet volgen, leest u op de pagina Procedures en rechtsbescherming.
U moet beslissen of u zelf herstelmaatregelen neemt, bijvoorbeeld als u niet kunt vaststellen wie de veroorzaker is.
NB: U kunt als bevoegd gezag op elk moment zelf herstelmaatregelen nemen, als dat nodig is. U hoeft dit niet af te laten hangen van de vraag of en welke maatregelen de veroorzaker neemt.
Dit onderdeel gaat over de artikel 17.10, lid 2 en 6, artikel 17.11 en 17.14, lid 2 en 4 Wm.
Als u niet kunt vaststellen wie de veroorzaker is, moet u in een gemotiveerde beschikking beslissen of u wel of niet zelf maatregelen neemt (artikel 17.14, lid 2 Wm) en zo ja, welke maatregelen dit zijn. U kunt ook zelf op elk moment maatregelen nemen, dus ook als de veroorzaker wel bekend is.
U mag elke haalbare maatregel nemen om de verontreinigende stoffen of andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of op een andere manier te beheersen (artikel 17.10, lid 2 Wm). Het doel is om verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid of verdere aantasting van functies te beperken of te voorkomen. U kunt ook de nodige preventieve of herstelmaatregelen treffen of de uitvoering daarvan opdragen aan derden.
Hebben zich meerdere gevallen van milieuschade voorgedaan en kunnen de nodige herstelmaatregelen niet gelijktijdig worden getroffen? Dan beslist u als bevoegd gezag welke milieuschade het eerst wordt hersteld (artikel 17.14, lid 4 Wm).
De rechthebbende van het perceel waar de activiteit wordt verricht of de (dreiging van) milieuschade zich voordoet, is verplicht te gedogen dat preventieve of herstelmaatregelen op zijn terrein worden getroffen (artikel 17.11 Wm). Dit kan dus ook iemand zijn die met het veroorzaken van de milieuschade niets te maken heeft.
Welke procedure u moet volgen leest u op de pagina Procedures en rechtsbescherming.
Dit onderdeel gaat over artikel 17.16 en 17.17 Wm.
Treft u als bevoegd gezag zelf maatregelen of laat u die treffen door een derde? Dan bent u verplicht om de kosten te verhalen op de veroorzaker (artikel 17.16 Wm, zie hieronder voor uitzonderingen). Als de veroorzaker niet bekend is, is kostenverhaal niet aan de orde.
U moet de hoogte van de verschuldigde kosten bij beschikking vaststellen. Met kosten worden niet alleen bedoeld de kosten van de maatregelen zelf, maar ook alle bijkomende kosten. Zoals administratieve en juridische kosten en een eventuele schadevergoeding in verband met de duldplicht van de rechthebbende van de grond.
Zijn er meer bevoegde instanties bij hetzelfde schadegeval betrokken? Dan ligt het in de rede om ook bij kostenverhaal elkaar te informeren en de milieuschade gecoördineerd te verhalen (of te bundelen in 1 beschikking).
Uitzondering 1
U bent verplicht af te zien van het verhaal van de kosten van preventieve maatregelen en herstelmaatregelen als de veroorzaker,:
- bewijst dat de (dreiging van) milieuschade: is veroorzaakt door een derde ondanks passende veiligheidsmaatregelen
- of als de schade het gevolg was van de opvolging van een dwingende opdracht of instructie van een bestuursorgaan. Tenzij dit een opdracht of instructie was die aan hem was gegeven naar aanleiding van een emissie of gebeurtenis die door hemzelf was veroorzaakt.
Uitzondering 2
U kunt afzien van het verhalen van de kosten als de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag.
Uitzondering 3
Alleen voor herstelmaatregelen kunt u geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal door de redelijkheidstoets uit te voeren. Dit kan als de kosten redelijkerwijze niet (geheel) ten laste van de veroorzaker horen te komen.
De veroorzaker moet wel aan de volgende 2 voorwaarden voldoen:
- bewijzen dat hij niet in gebreke of nalatig is geweest
- met succes een beroep hebben op het 'vergunningenverweer' of het 'state-of-the-art-verweer'
Het vergunningenverweer houdt in dat de milieuschade is veroorzaakt door een activiteit, emissie of gebeurtenis, die destijds uitdrukkelijk was toegestaan volgens en geheel in overeenstemming was met de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden.
Het state-of-the-art-verweer houdt in dat degene die de activiteit verricht zich beroept op het feit dat de milieuschade destijds – volgens de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis – niet als schadelijk werd beschouwd.
De bevoegdheid tot kostenverhaal verjaart door verloop van een periode van 5 jaar na de dag waarop de preventieve en herstelmaatregelen geheel zijn voltooid (artikel 17.17 Wm).
Is de veroorzaker pas na de datum waarop de maatregelen zijn voltooid geïdentificeerd? Dan begint de periode van 5 jaar te lopen vanaf het moment van identificatie. U moet dus deze termijn bewaken en tijdig een verhaalsactie opstarten.
Zie voor een meer uitgebreide bespreking over dit onderwerp de pagina over Kostenverhaal.
Welke procedure u moet volgen, leest u op de pagina over Procedures en rechtsbescherming.
Dit onderdeel gaat over artikel 17.9, lid 7, artikel 17.15, lid 2, en artikel 17.18 Wm.
U moet bepaalde gegevens en informatie over elk geval van milieuschade en aansprakelijkheid volgens titel 17.2 Wm overleggen aan de minister van IenW (artikel 17.18 Wm). Deze plicht geldt ook als er nieuwe gegevens bekend zijn.
Indien meerdere instanties bevoegd zijn voor hetzelfde geval van milieuschade, ligt het voor de hand dat de melding wordt gedaan door de instantie die de coördinerende rol heeft.
Heeft de minister van IenW gevorderd dat het bevoegd gezag bepaalde maatregelen uit titel 17.2 moest nemen? Dan moet u schriftelijk mededeling doen van de wijze waarop gevolg is gegeven aan deze vordering (artikel 17.15, lid 2, en artikel 18.8a, lid 2 Wm).
Meer over de inhoud van de melding leest u op de pagina over Melding milieuschade.
Op grond van artikel 18.2i Wm bent u als bevoegd gezag verplicht te zorgen voor handhaving van de verplichtingen bij of volgens titel 17.2 Wm. Als sprake is van een overtreding, kunt u onder meer een last onder dwangsom opleggen. Bijvoorbeeld als de veroorzaker geen informatie verstrekt, terwijl u hem wel daarom heeft verzocht.
U bent als bevoegd gezag verplicht de voorschriften van titel 17.2 Wm toe te passen als deze van toepassing zijn. De gebruikelijke handhavingsbevoegdheden en andere bevoegdheden mag u alleen hiernaast toepassen voor zover er geen strijd ontstaat met titel 17.2 Wm (artikel 17.9, lid 7 Wm). Op de pagina over Handhaving bij milieuschade kunt u meer lezen over (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke) handhaving.
De instanties bedoeld in artikel 17.2, lid 3 Wm
De bestuursorganen en overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, lid 3 Wm zijn:
- de burgemeesters van de betrokken gemeenten
- de inspecteur
- de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s in de gevallen dat de gevolgen van het voorval zich voordoen of kunnen voordoen buiten de grenzen van de gemeente waar de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen
- Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie in de gevallen dat het voorval verontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft
- andere bestuursorganen of overheidsdiensten, die direct belang hebben bij een onverwijlde mededeling. Er kan hier geen uitputtende inventarisatie worden opgesteld van deze instanties, maar te denken valt bijvoorbeeld aan de inspecteur, de Algemene Inspectiedienst, de waterschappen, de waterkwaliteitsbeheerder en de beheerder van natuurgebieden.
- De tekst van de Wet milieubeheer: in titel 17.2 staat de nieuwe regeling.
- De Memorie van Toelichting (pdf, 121 kB) bij het wetsvoorstel.
- Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 over milieuaansprakelijkheid en het voorkomen en herstellen van milieuschade.
Instanties volgens artikel 17.2, lid 3, Wet milieubeheer
De bestuursorganen en overheidsdiensten volgens artikel 17.2, lid 3, Wet milieubeheer (Wm) zijn:
- de burgemeesters van de betrokken gemeenten
- de inspecteur
- de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio's in de gevallen dat de gevolgen van het voorval zich voordoen of kunnen voordoen buiten de grenzen van de gemeente waar de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen
- Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie in de gevallen dat het voorval verontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft
- andere bestuursorganen of overheidsdiensten die direct belang hebben bij een onverwijlde mededeling
Er kan hier geen uitputtende inventarisatie worden opgesteld van deze instanties, maar te denken valt bijvoorbeeld aan de inspecteur, de Algemene Inspectiedienst, de waterschappen, de waterkwaliteitsbeheerder en de beheerder van natuurgebieden.