Bodemsanering asbest
Wanneer asbest aanwezig is in de landbodem of in puinlagen dan is er sprake van verschillende regelgeving, normen en erkenningen bij het graven en saneren. Dit is afhankelijk van de situatie.
Terugsaneerwaarde bij een nieuw geval van bodemverontreiniging met asbest
Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging met asbest die zijn ontstaan na 1 juli 1993, moeten volledig verwijderd worden. Dit is ongeacht het asbestgehalte en zover het volledig verwijderen redelijkerwijs mogelijk is. Volledig verwijderen betekent in het geval van asbest dat de verontreiniging tot de nul-waarde (rapportagegrens) moet worden verwijderd. Deze verontreiniging valt onder de zorgplicht Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Milieubelastende activiteiten bij graven en saneren
Bij graven of saneren in de landbodem zijn de volgende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) van toepassing:
- saneren van de bodem (als er op grond van het omgevingsplan een saneringsplicht geldt)
- graven in de bodem met een kwaliteit groter dan de interventiewaarde bodemkwaliteit (als er gegraven wordt in omvang > 25 m3. Hierbij is de verontreiniging van de bodem verontreinigd boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.
- graven in de bodem met een kwaliteit kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit. Hierbij wordt gegraven in een bodem in omvang > 25 m3 waarbij de verontreiniging kleiner of gelijk is aan de interventiewaarde bodemkwaliteit.
- eventueel decentrale regels voor graven in een omvang < 25 m3 (bijv. bruidsschat kleinschalig graven)
Erkenningsplicht bij graven en saneren
De erkenningsplichten die gelden bij sanering staan in het onderdeel kwaliteitsborging van Bodemvoorschriften saneren van de bodem (paragraaf 4.121 Bal). De erkenningsplichten die gelden bij het graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, staan in het onderdeel kwaliteitsborging van Bodemvoorschriften graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden bodemkwaliteit (paragraaf 4.120 Bal).
Bij het graven in een bodem met een kwaliteit gelijk of beneden de interventiewaarden bodemkwaliteit (paragraaf 4.119 Bal) geldt geen erkenningsplicht.
Erkenning uitvoerder
Voor de uitvoerder van de sanering of van het graven, geldt dat het bedrijf dient te beschikken over:
- een erkenning voor de BRL SIKB 7000 en
- protocol 7005 'Graven in en saneren van de bodem'
Wanneer het uitsluitend gaat om een tijdelijke uitname met graafwerk boven de interventiewaarde, dan moet de aannemer een erkenningsplicht hebben voor:
- de BRL SIKB 7000 en
- protocol 7007 'Tijdelijke uitname van grond of
- protocol 7005 'Graven in en saneren van de bodem'
Erkenning milieukundige begeleiding
Voor de milieukundige begeleiding bij de sanering geldt dat de organisatie die de milieukundige begeleiding uitvoert dient te beschikken over:
- een erkenning voor de BRL SIKB 6000 en
- protocol 6005 'Milieukundige begeleiding van graven in de bodem en saneren van de bodem'
Wanneer het uitsluitend gaat om een tijdelijke uitname met graafwerk boven de interventiewaarde, dan geldt:
- een erkenningsplicht voor de milieukundige begeleiding voor de BRL SIKB 6000 en
- protocol 6007 'Milieukundige begeleiding van tijdelijke uitname van grond' of
- protocol 6005 'Milieukundige begeleiding van graven in de bodem en saneren van de bodem'
Bij een tijdelijke uitname is milieukundige begeleiding echter niet altijd verplicht. Voor meer informatie wordt verwezen naar Kwaliteitsborging (paragraaf 4.120 Bal).
Erkenningsplicht bij saneren asbestweg of puinlaag
Voor het saneren van een asbestweg welke geen bodem betreft of het saneren van of graven in een andersoortige asbesthoudende puinlaag gelden bovengenoemde erkenningsplichten niet. Geen bodem betekent dat er meer dan 50 massaprocenten aan bodemvreemd materiaal in de laag zit. Wel moet bij het graven in deze lagen rekening gehouden worden met maatregelen en voorzieningen in verband met arbeidsomstandigheden (CROW 400).
Graven in of saneren van een asbestweg of een asbesthoudende puinlaag
Wanneer sprake is van een asbestweg of een asbesthoudende puinlaag dan kunnen de volgende situaties van toepassing zijn:
- een asbestweg bestaande uit bodem (< 50 % bodemvreemde bijmenging).
- In dat geval is zowel het Bal (milieubelastende activiteiten graven in de bodem, paragraaf 4.120 en/of saneren van de bodem, paragraaf 4.121 Bal)) als het Besluit asbestwegen van toepassing.
- een asbestweg bestaande uit puin (> 50 % bodemvreemde bijmenging).
- In dat geval is alleen het Besluit asbestwegen van toepassing en is er geen sprake van in het Bal aangewezen activiteiten.
- een puinlaag (> 50 % bodemvreemde bijmenging) niet zijnde een asbestweg.
- Bijvoorbeeld een puinlaag die geen onderdeel uitmaakt van een wegconstructie en dus niet voldoet aan de definitie van een weg uit het Besluit asbestwegen. Dan is zowel het Bal als het Besluit asbestwegen niet van toepassing.
In alle drie genoemde situaties moet rekening gehouden worden met de Arboregelgeving en eventuele veiligheidsmaatregelen conform de CROW 400. Voor het afvoeren van puin moet rekening gehouden worden met de afvalregelgeving.
Reiniging van asbesthoudende grond
Over het algemeen geldt dat zandige met asbest verontreinigde grond reinigbaar is via nat-extractieve grondreiniging. Dit geldt ook voor grond met eventuele andere verontreinigingen, Grenswaarden liggen op 10.000 mg/kg hechtgebonden asbest of 1.000 mg/kg niet-hechtgebonden asbest. Grond die uitsluitend is verontreinigd met grove stukken hechtgebonden asbest kan ook droog worden gezeefd. Met asbest verontreinigde klei- en veengrond met nevenverontreinigingen en/of fijne stukken niet-hechtgebonden asbest is meestal niet-reinigbaar.
U kunt bij Rijkswaterstaat een Aanvraag verklaring niet-reinigbaarheid grond (rijkswaterstaat.nl) doen voor:
- grond die niet reinigbaar is en moet worden gestort,
- partijen asbesthoudende grond (asbest >100 mg/kg d.s. gewogen gehalte). Deze moet wel onderzocht zijn overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897. Ze kunnen zowel op basis van een ex-situ partijkeuring, in-situ partijkeuring als in-situ verkennend of nader bodemonderzoek worden aangemeld.
Zorgplicht
De zorgplicht in de Omgevingswet geldt voor overheden, bedrijven en burgers. De wet kent een algemene zorgplicht, een algemeen verbod en een specifieke zorgplicht.
De algemene zorgplicht houdt in dat zowel overheden, bedrijven als burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Het algemeen verbod houdt in dat het verboden is een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan.
Een specifieke zorgplicht is toegespitst op specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen. Zoals het regelmatig legen van een lekbak.
Lees meer over het begrip zorgplicht in de Omgevingswet.