Beschermen cultureel erfgoed in het omgevingsplan
De gemeente moet voor cultureel erfgoed dat voor bescherming in aanmerking komt een toereikend beschermingsregime opnemen in het omgevingsplan. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) staan hiervoor instructieregels.
Instructieregels voor bescherming van cultureel erfgoed
Bij het beschermen van cultureel erfgoed in het omgevingsplan Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) moet de gemeente rekening houden met bepaalde uitgangspunten. Het Rijk geeft hiervoor instructieregels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 5.130 lid 2 Bkl). Deze gaan over:
- ontsiering, beschadiging of sloop van beschermde monumenten of archeologische monumenten
- verplaatsing van beschermde monumenten
- gebruik van monumenten ter voorkoming van leegstand
- aantasting van de omgeving van een beschermd monument
- aantasting van karakteristieke stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen
- conserveren en in stand houden van archeologische monumenten
Bescherming tegen ontsiering, beschadiging of sloop
Een in het omgevingsplan (voor)beschermd monument of archeologisch monument mag niet ontsierd, beschadigd of gesloopt worden. Om invulling hieraan te geven kan de gemeente bijvoorbeeld een verbod in het omgevingsplan opnemen om beschadiging of vernieling door andere activiteiten of vandalisme te voorkomen. Een ander voorbeeld is dat de gemeente een vergunningstelsel in het omgevingsplan kan opnemen. Dit vergunningstelsel verbiedt dan om zonder omgevingsvergunning een gemeentelijk of provinciaal monument te slopen, te verstoren, te wijzigen of het zo te herstellen of te gebruiken dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Bescherming tegen verplaatsing
De gemeente moet het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van in het omgevingsplan (voor)beschermde monumenten voorkomen. Dit omdat een monument een ondeelbaar geheel vormt met zijn historische plek. Verplaatsing kan alleen aan de orde zijn in geval van een dringende noodzaak vanuit het behoud van het monument zelf of in geval van zeer zwaarwegende nationale of internationale belangen. Dit is een afweging die de gemeente in het kader van het omgevingsplan maakt.
Bescherming tegen leegstand
Leegstand betekent op termijn verval. Daarom moet de gemeente leegstand van monumenten zoveel mogelijk voorkomen. Daarvoor kan mogelijk een wijziging in gebruik (herbestemming) nodig zijn of aanpassing aan hedendaagse eisen. Dit uiteraard rekening houdend met de monumentale waarden.
Bescherming van omgeving van beschermde monumenten
De gemeente moet aantasting van de omgeving van in het omgevingsplan beschermde monumenten voorkomen ter bescherming van die monumenten. Het gaat daarbij niet zozeer om het voorkomen van de aantasting van de omgeving op zich, maar om een aantasting die het desbetreffende monument ontsiert of beschadigt. Het verrichten van activiteiten of de aanwezigheid van een (bouw)werk in de omgeving van een beschermd monument kan bijvoorbeeld het aanzicht en de waardering van dat monument negatief beïnvloeden.
Daarnaast kan de omgeving ook van invloed zijn op de instandhouding of het functioneren van een beschermd monument. Zo is de bebouwing of beplanting in de omgeving van een historische windmolen van invloed op de windvang van die molen. Een molen die niet kan functioneren omdat deze onvoldoende wind vangt, heeft een veel groter risico om te vervallen. Hetzelfde geldt voor een watermolen, die afhankelijk zijn van een waterloop.
Naast het voorkomen van achteruitgang heeft het opwaarderen van de directe omgeving van een beschermd monument een positieve invloed op de waardering en beleving ervan. Artikel 7 van het verdrag van Granada verplicht daarom tot maatregelen om de kwaliteit van de openbare ruimte rond beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten en beschermde cultuurlandschappen te verbeteren.
Bescherming van karakteristieke stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen
De gemeente kan in het omgevingsplan daarvoor in aanmerking komende stads- en dorpsgezichten beschermen. Dit doet de gemeente vanwege hun schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang van de samenstellende onroerende zaken of hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. Op vergelijkbare wijze kan de gemeente in het omgevingsplan ook (delen van) cultuurlandschappen beschermen.
De gemeente moet de aantasting van het karakter van beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen voorkomen. Het kan hier bijvoorbeeld ook gaan om aantasting van de groenaanleg en (water)structuren die onderdeel uitmaken van de te beschermen karakteristieken van het beschermd gezicht.
Het Rijk heeft ook beschermde stads- en dorpsgezichten aangewezen. Dit gebeurt na inwerkingtreding van de Omgevingswet met een instructiebesluit op grond van artikel 2.34 van de Omgevingswet. Alle beschermde gezichten van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden op grond van het overgangsrecht geacht op basis van een instructiebesluit te zijn aangewezen.
Ook kunnen provincies cultuurhistorisch waardevolle gebieden en stads- en dorpsgezichten aanwijzen. Door regels in de omgevingsverordening werken deze door naar omgevingsplannen. Meer informatie staat op de pagina Cultureel erfgoed en werelderfgoed in de omgevingsverordening.
In artikel 2.30 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staan beperkingen voor het vergunningvrij bouwen binnen een beschermd stads- en dorpsgezicht.
Bescherming van gemeentelijke monumenten tijdens overgangsfase in erfgoedverordening of omgevingsplan
Gemeenten mogen tot het einde van de overgangsfase omgevingsplan tot eind 2031 gemeentelijke monumenten aanwijzen op basis de erfgoedverordening. De gemeenteraad is bevoegd ook tijdens deze overgangsperiode een erfgoedverordening vast te stellen met regels over de fysieke leefomgeving. Deze bevoegdheid staat in artikel 3.16 van de Erfgoedwet. Artikel 2.8 onder B van de Invoeringswet Omgevingswet regelt dat deze erfgoedverordening geen regels over de fysieke leefomgeving mag hebben. Dit artikel uit de Invoeringswet treedt echter pas aan het eind van de overgangsfase van het omgevingsplan in werking. Tijdens de overgangsfase mag de gemeente de bescherming van gemeentelijke monumenten volledig regelen via de erfgoedverordening.
De VNG heeft een Handreiking Erfgoedverordening en omgevingsplan opgesteld.
Overigens maakt een beperkt deel van de erfgoedverordening op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet wel deel uit van het tijdelijk deel van het gemeentelijk omgevingsplan. Het gaat om de regels over archeologie.
Bescherming van gemeentelijke monumenten na overgangsfase in omgevingsplan
Na de overgangsperiode is de gemeente verplicht om de gemeentelijke monumenten te beschermen in het omgevingsplan. Gemeentelijke monumenten kunnen dan niet meer op basis van de erfgoedverordening worden beschermd, omdat deze verordening dan geen regels over de fysieke leefomgeving meer heeft. De regels in de erfgoedverordening over de fysieke leefomgeving zijn dan van rechtswege vervallen, omdat deze regels in strijd zijn met hogere regelgeving.
Gemeenten kunnen er voor kiezen om eerder, dus al tijdens de overgangsperiode, gemeentelijke monumenten te beschermen in het omgevingsplan. Dan zal de gemeente de erfgoedverordening op dit punt moeten intrekken.
Gemeentelijke monumenten met een (voor)beschermende status op grond van een gemeentelijke verordening worden gelijkgesteld aan in het omgevingsplan aangewezen gemeentelijke monumenten. Dit regelt artikel 22.2 van de bruidsschat.
Bruidsschat
Voor cultureel erfgoed bevat de bruidsschat enkele relevante bepalingen. Deze bepalingen gaan over aanvraagvereisten omgevingsplanactiviteit voor het slopen van bouwwerken in gemeentelijk en rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht (artikel 22.296 respectievelijk artikel 22.302).
Conserveren en in stand houden van archeologische monumenten
De gemeente moet de op haar grondgebied aanwezige archeologische monumenten inventariseren en analyseren. Vervolgens moet de gemeente in het omgevingsplan rekening houden met de bekende en aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Hierbij is het uitgangspunt conserveren en in stand houden. Aantoonbaar te verwachten betekent dat de verwachting gebaseerd moet zijn op relevante archeologische, bodemkundige of historische informatie.
Conserveren en in stand houden doet de gemeente bij voorkeur in de bodem: behoud in situ. Het doel daarvan is om het bodemarchief als bron van kennis van ons verleden en van cultuurbeleving beschikbaar te houden voor komende generaties. Dit kan de gemeente bijvoorbeeld doen door een verbod op bodemverstorende activiteiten op te nemen in het omgevingsplan voor locaties waar dat nodig is. Een belangrijk instrument in het omgevingsplan is een archeologische onderzoeksplicht bij activiteiten die een (te verwachten) archeologisch monument kunnen verstoren.
Het is niet altijd mogelijk om archeologische monumenten in de bodem te behouden. De gemeente kan het archeologisch monument laten opgraven door deskundigen. De archeologische vondsten laat de gemeente behouden in een depot, samen met de opgravingsdocumenten en het opgravingsrapport. Dit is behoud ex situ.
Handreiking voorbeeldregels
De Rijksdienst voor het cultureel erfgoed heeft een Handreiking Voorbeeldregels voor cultureel erfgoed in het omgevingsplan opgesteld.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Omgevingsplan
Omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Artikel 2.4, Omgevingswet bepaalt dat er voor het grondgebied van de gemeente 1 omgevingsplan is waarin regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen.
Instructieregel
De instructieregel is een bindende regel voor bestuursorganen over:
- de uitvoering van bepaalde taken, of
- de inhoud of motivering van bepaalde besluiten (bijvoorbeeld programma's, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen, omgevingsverordeningen, maatwerkvoorschriften, projectbesluiten)
Lees meer over de instructieregel.