Bronnen met een geluidproductieplafond
Lokale spoorwegen die zijn aangewezen bij omgevingsverordening, rijkswegen, provinciale wegen, hoofdspoorwegen en industrieterreinen hebben een gpp.
Functie van een geluidproductieplafond
Een gpp geeft aan hoeveel geluid is toegestaan op een geluidreferentiepunt. Met een gpp bewaakt het bevoegd gezag het geluid door een weg, spoorweg of industrieterrein. Bij toelaten van een geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) is het geluid gelijk aan het geluid bij volledige benutting van het gpp.
Geluidreferentiepunt
Een geluidreferentiepunt is de locatie waar een gpp geldt. Het is een fictief punt op 4 meter boven het maaiveld langs of rond een geluidbronsoort met een gpp. Het bevoegd gezag monitort het geluid op dit punt.
Locatie langs een (spoor)weg met een gpp
Voor een weg of spoorweg liggen de geluidreferentiepunten aan weerszijden van de (spoor)weg. Ze liggen ten hoogste 60 meter van het midden van de dichtstbijzijnde rijstrook of het dichtstbijzijnde spoor. De onderlinge afstand is maximaal 120 meter (artikel 3.32, lid 1, Bkl).
Door de locatie van geluidwallen, schermen of een verzorgingsplaats kan het voorkomen dat het geluidreferentiepunt vlak achter de afscherming valt. Het effect van de maatregel wordt dan minder goed berekend. Het bevoegd gezag kan dan het geluidreferentiepunt verder van de (spoor)weg plaatsen. De reden moet dan wel onderdeel zijn van de geluidbrongegevens Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 3.32, lid 2, Bkl).
Locatie rond een industrieterrein met een gpp
Voor een industrieterrein liggen de geluidreferentiepunten rondom de begrenzing van het industrieterrein in het omgevingsplan (artikel 3.33, lid 1, Bkl):
- Op een afstand van 0,5 x √ S vanaf begrenzing van het industrieterrein, waarbij S de oppervlakte van het industrieterrein is, en waarbij de afstand ten minste 50 meter en ten hoogste 500 meter is, en
- Op een onderlinge afstand van niet meer dan de bepaalde afstand tot aan de begrenzing
- Een afstand van 4 meter boven het maaiveld
Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken. Dat kan alleen als dat noodzakelijk is voor het beperken van het geluid op geluidgevoelige gebouwen (artikel 3.33, lid 2, Bkl).
Gegevens voor bepalen geluidproductieplafond
Voor het bepalen van het gpp zijn gegevens van de geluidbron nodig (artikelen 3.24 en 3.25, Bkl). Dit kunnen verkeersintensiteiten, type wegdekverhardingen of spoorconstructies, snelheden, geluidbeperkende maatregelen en geluid door activiteiten zijn.
Op basis van de geluidbrongegevens moet het bevoegd gezag ook vastleggen wat het geluidaandachtsgebied van de weg is.
Bepalen van geluid
Op het bepalen van het geluid zijn de regels uit de Omgevingsregeling van toepassing (artikel 3.24, lid 5, Bkl).
Verplichtingen aan het geluidproductieplafond
Het bevoegd gezag stelt het gpp vast. Een gpp is een resultaatsverplichting (artikel 3.44, Bkl). Na het vaststellen ervan monitort het bestuursorgaan de ontwikkeling van het geluid. Het bestuursorgaan zorgt dat de geluidsproductie van de bron het plafond niet overstijgt. Bij een (dreigende) overschrijding van het gpp treft het bevoegd gezag maatregelen (artikel 3.45, Bkl).