Overgangsbepalingen geluid bij industrieterrein zonder gpp's
Voor een industrieterrein met nog een Wet geluidhinder zone in plaats van de wettelijk verplichte geluidproductieplafonds als omgevingswaarden (gpp's), gelden enkele overgangsbepalingen.
Toelaten geluidgevoelig gebouw
Bij het toelaten van geluidgevoelige gebouwen in de geluidzone van een (gezoneerd) industrieterrein waarvoor nog geen ggp's zijn vastgesteld, geldt nog het beoordelingskader Wet geluidhinder (Wgh). Dit staat in artikel 3.6 Aanvullingswet geluid.
Als de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, stelt het bevoegd gezag een hogere waarde Wgh vast. Deze hogere waarde Wgh wordt in acht genomen bij het vaststellen van de wijziging van het omgevingsplan of bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen. Dit staat in artikel 12.13f Bkl.
De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4 Bkl) zijn nog niet van toepassing (artikel 5.78 Bkl).
Wijzigen geluidzone
Het bevoegd gezag kan een geluidzone rond een gezoneerd industrieterrein Wgh aanpassen. De gewijzigde zone moet in het omgevingsplan worden opgenomen. De Wgh en de onderliggende regelgeving blijft van toepassing op het geluid door het industrieterrein, tot het moment waarop het bevoegd gezag gpp's als omgevingswaarde vaststelt op basis van de Omgevingswet. Dat is geregeld in artikel 3.6 Aanvullingswet geluid.
Eerste vaststelling geluidproductieplafonds industrieterreinen
Voor industrieterreinen blijft de Wgh (en de onderliggende regelgeving) van kracht, tot het moment waarop het bevoegd gezag geluidproductieplafonds als omgevingswaarde vaststelt op basis van de Omgevingswet. Dat is geregeld in artikel 3.6 Aanvullingswet geluid. Op basis van lid 2 van dat artikel zal bij Koninklijk Besluit een tijdstip worden gegeven waarvoor vaststelling van de geluidproductieplafonds moet plaatsvinden.
In paragraaf 12.1.1 Bkl 'Geluidproductieplafonds industrieterreinen' staan enkele invoeringsbepalingen. In artikel 12.2 Bkl staat waarop de geluidproductieplafonds moeten zijn gebaseerd. Het bevoegd gezag moet uitgaan van de maximale benutting van de grenswaarden Wet geluidhinder (zonegrens en hogere waarden). Opnieuw beoordelen van de aanvaardbaarheid van geluid is niet verplicht.
Artikel 12.2a Bkl regelt dat als een gemeente ervoor kiest om eerst alleen het gezoneerde industrieterrein om te zetten naar een industrieterrein (op basis van artikel 12.2 Bkl) dat niet voldaan hoeft te worden aan artikel 5.87f Bkl. Dit artikel schrijft voor dat het omgevingsplan regels bevat over activiteiten gericht op het voldoen aan de gpp's. Als het gezoneerde industrieterrein wordt omgezet naar een industrieterrein met gpp's op basis van artikel 12.2 Bkl zal de geluidbeheersing nog mede geregeld zijn met vergunningvoorschriften voor milieubelastende activiteiten die geen onderdeel van het omgevingsplan zijn.
In artikel 12.3 Bkl staat hoe het bevoegd gezag moet omgaan met de situatie dat voor een industrieterrein bij de bepaling van de geluidbelasting de redelijke sommatie is toegepast. In artikel 12.4 Bkl staat dat bij industrieterreinen waarvoor een geluidreductieplan is opgesteld, of waarbij redelijke sommatie is toegepast, het bevoegd gezag niet meteen aan de geluidproductieplafonds hoeft te voldoen. Het industrieterrein behoudt door toepassing van deze regels de geluidruimte die het had.
In artikel 12.13k Bkl is bepaald hoe om te gaan met herstel van gebreken en eerste vaststelling gpp's.
Voor de eerste vaststelling (beleidsneutraal) is een stappenplan beschikbaar op Stappenplan voor eerste vaststelling geluidproductieplafonds industrieterrein.