Grondslag en taak voor stellen regels over geluid in omgevingsplan
Met het oog op de doelen van de Omgevingswet kan de gemeente regels stellen over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving (artikel 2.4 en 4.1 Omgevingswet). De gemeente stelt in ieder geval regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 4.2 Omgevingswet).
Grondslag van de regels
Op grond van artikel 2.4 Omgevingswet stelt de gemeente regels in het omgevingsplan. Daarbij kan het gaan om regels over activiteiten (artikel 4.1 Omgevingswet), waaronder regels over meldingsplichten en vergunningplichten (artikel 4.4 Omgevingswet). Andere regels in het omgevingsplan zijn bijvoorbeeld regels over omgevingswaarden (artikel 2.11 Omgevingswet), overgangsregels, beoordelingsregels voor de vergunning voor een omgevingsplanactiviteit, en regels over monitoring. Het bevoegd gezag kan regels stellen voor de doelen van de Omgevingswet (artikel 4.1 Omgevingswet) en moet dat doen voor een 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' (artikel 4.2 Omgevingswet).
Instructieregels toepassen
Bij het stellen van regels in het omgevingsplan, moet de gemeente voldoen aan de instructieregels van het Rijk en de provincie. Rijk en provincie stellen de instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties of vanwege specifieke taken. De instructieregels van het Rijk staan in hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De instructieregels over een evenwichtige toedeling van functies (afdeling 5.1, Bkl) gaan bijvoorbeeld over thema's als water, veiligheid en geluid.
Bij vaststellen van een omgevingsplan, omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of een projectbesluit past het bevoegd gezag de instructieregels toe. Het bevoegd gezag past de instructieregels toe in een besluit dat een bouwwerk, activiteit en/of infrastructuur toestaat.
Geen instructieregels van toepassing
Niet op alle activiteiten, infrastructuur of te beschermen gebouwen zijn instructieregels van toepassing. Ook als er geen instructieregels van toepassing zijn op een situatie, moet het bevoegd gezag zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
De taak evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Op grond van artikel 4.2 moet het omgevingsplan er in ieder geval toe leiden dat functies evenwichtig aan locaties zijn toegedeeld voor het gehele grondgebied van de gemeente. Dit kan worden bereikt door activiteiten onderling evenwichtig over locaties te reguleren in het omgevingsplan. Het bevoegd gezag stelt in ieder geval regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 4.2 Omgevingswet) en de doelen van de Omgevingswet.
De aard van een functie bepaalt of deze relevant is voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een functie is relevant als het effect zodanig kan zijn dat dit de evenwichtige toedeling kan beïnvloeden. Dit betekent dat een activiteit die nodig is voor de functie, zich op een vaste plaats voordoet (zich niet vrij verplaatst over het grondgebied) én de gebruiksmogelijkheden van locaties kan beïnvloeden.
Instructieregels over aanvaardbaarheid geluid
De instructieregels voor geluid gaan over de aanvaardbaarheid van geluid. In de omgevingsverordening van de provincie kunnen ook instructieregels over geluid staan, zoals voor een stiltegebied.
Deze instructieregels bepalen mede de afwegingsruimte waarbinnen de gemeenteraad zijn regelgevende taak over de fysieke leefomgeving uitoefent. De instructieregels zijn gesteld voor de bescherming van het milieu en/of de gezondheid en gaan over:
- één activiteit op een locatie
- geluidgevoelig gebouwen bij één activiteit op een locatie
- lokale (spoor)wegen
- geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied
- geluidbronsoorten met geluidproductieplafond
- indirecte akoestische effecten
- rekening houden met geluid van geluidbronnen samen
Geen instructieregels, geluid wel beoordelen
Niet op alle activiteiten, infrastructuur of te beschermen gebouwen zijn instructieregels van toepassing. Ook als er geen instructieregels van toepassing zijn op een situatie, moet het bevoegd gezag zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Andere gebouwen en locaties
Op andere gebouwen en locaties dan geluidgevoelige gebouwen zijn geen instructieregels van toepassing. Ook hiervoor moet het bevoegd gezag zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en zo nodig voor bescherming (artikel 4.2 Omgevingswet). Informatie over de mogelijkheden om hier regels voor te stellen, staat op: Regels toelaten ander gebouw of locatie.
Niet aan locatie gebonden activiteiten
De gemeente kan voor het bereiken van doelen van de Omgevingswet regels over niet aan een locatie gebonden activiteiten stellen, zoals de inzameling van huisvuil. Dat staat in artikel 4.1 Omgevingswet. Het gaat hierbij om activiteiten die geen invloed hebben op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Informatie over de mogelijkheden om hier regels voor te stellen, staat op: Grondslag stellen regels voor niet aan een locatie gebonden activiteit.
Regels stellen in omgevingsplan
Met het evenwichtig toedelen van functies aan een locatie geeft de gemeente aan welke functies (gebruiksdoelen) op een locatie zijn toegelaten. In de besluitvorming bepaalt zij op welke wijze en onder welke voorwaarden functies ter plaatse passend zijn. Die wijze en de voorwaarden borgt zij in regels voor de toe te laten activiteiten op die locatie in het omgevingsplan.
Regels voor een activiteit kunnen gaan over het toegestane gebruik (welke activiteit) op een locatie, zoals een verbod op werkzaamheden buiten uitvoeren. Het kan ook gaan om beperking van de gevolgen van een activiteit op de omgeving (voorwaarde aan activiteit), bijvoorbeeld met een waarde voor geluid door een activiteit op geluidgevoelige gebouwen.