Grondslag stellen regels voor niet aan een locatie gebonden activiteit
Voor niet aan een locatie gebonden activiteiten kan het bevoegd gezag regels stellen met het oog op de doelen van de Omgevingswet.
Situaties waarbij bevoegd gezag regels kan stellen
Een activiteit is niet aan een locatie gebonden als deze onregelmatig en niet op een vaste plek plaatsvindt. Dit soort activiteiten heeft geen zodanig effect op functies in hun omgeving dat het relevant is voor de evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Voorbeelden van een niet aan een locatie gebonden activiteit zijn:
- inzamelen van huisvuil
- rijden met voertuigen met omroepinstallaties
- een straatfeest
Het bevoegd gezag kan voor niet aan een locatie gebonden activiteiten regels stellen in het omgevingsplan.
Geen instructieregels, regels stellen mogelijk
Voor een niet aan een locatie gebonden activiteit heeft het Rijk geen instructieregels met waarden en eisen gesteld (artikel 2.25, lid 3 Omgevingswet, artikel 5.1 Bkl en 5.55, lid 1, onder a Bkl).
Op grond van artikel 4.1 Omgevingswet kan de gemeente in het omgevingsplan regels stellen over een niet aan een locatie gebonden activiteit. Dat kan als de activiteit gevolgen heeft, of kan hebben, voor de fysieke leefomgeving, en de gemeente regels nodig vindt voor het bereiken van de doelen van de wet. De gemeente bepaalt of, en zo ja welke, regels nodig zijn voor niet aan een locatie gebonden activiteiten voor het bereiken van locatieonafhankelijk doelen en de doelen van de wet.
Tip: zet de regels voor niet-locatiegebonden activiteiten in het omgevingsplan.