Stappenplan voor eerste vaststelling geluidproductieplafonds industrieterrein
Als gemeente of provincie hebt u de taak om voor gezoneerde industrieterreinen voor de eerste keer geluidproductieplafonds als omgevingswaarde (gpp's) vast te stellen. We nemen u stap voor stap mee, van de voorbereiding tot de vaststelling en aanlevering van gegevens aan het geluidregister.
Heeft u het stappenplan eerder gebruikt, bekijk dan de pagina Wijzigingen.
Het uitgangspunt in dit stappenplan is de beleidsneutrale eerste vaststelling van gpp's voor een industrieterrein. Beleidsneutraal betekent zonder wijziging van de toegelaten hoeveelheid geluid in het omgevingsplan.
De eerste vaststelling is verplicht voor alle bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet aanwezige gezoneerde industrieterreinen. Het bevoegd gezag kiest voor elk industrieterrein het geschiktste tijdstip voor de eerste vaststelling. Vaststelling moet uiterlijk in 2031 en het kan handig zijn om dit eerder te doen.
We geven aan wat en wie u nodig heeft om te kunnen starten met de beleidsneutrale eerste vaststelling van geluidproductieplafonds voor een industrieterrein.
U heeft kennis nodig over:
- het bevoegd gezag van het industrieterrein
Zie Bevoegd gezag eerste vaststelling gpp's industrieterrein - een geluidproductieplafond
Zie Geluidproductieplafond als omgevingswaarde - regels voor vaststelling gpp's
Zie Instructieregels voor vaststellen geluidproductieplafond als omgevingswaarde - regels voor eerste vaststelling van gpp's industrieterrein
Zie Overgangsbepalingen geluid bij industrieterrein zonder gpp's - geluidbrongegevens Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)
Dit zijn gegevens die nodig zijn voor het bepalen van het geluid, zoals is voorgeschreven in de Omgevingsregeling (Bijlage 1, Bkl). U neemt de gegevens op in het geluidregister.
Zie Geluidregister - een geluidaandachtsgebied Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)
Het bevoegd gezag stelt de gpp's vast. Hiervoor zijn collega’s nodig binnen de interne procesorganisatie. Iedere organisatie hanteert voor de vaststelling een eigen beslisboom.
Voor het bepalen van geluid zijn geluidrekenprogramma's beschikbaar. Degene die de berekening uitvoert, heeft zo'n programma nodig. Het is aan te raden om het geluidrekenprogramma te gebruiken dat u al heeft. De berekening voldoet dan aan de Omgevingsregeling, en het programma kan automatisch een bestand aanmaken voor het geluidregister. Bij de aanlevering van het bestand heeft u eHerkenning nodig.
Kies als bevoegd gezag het moment voor de eerste vaststelling van de gpp's.
Het tijdstip voor eerste vaststelling van gpp's voor een industrieterrein moet liggen tussen:
- het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking is getreden, en
- 31 december 2031, het tijdstip waarop het omgevingsplan voor het industrieterrein moet voldoen aan alle instructieregels van het Bkl.
Houd bij de keuze van het tijdstip rekening met het volgende:
- wijzigen regels over geluid door activiteiten is niet nodig bij beleidsneutraal vaststellen
- inhoudelijke wijziging duurt langer dan beleidsneutraal vaststellen
- lopende procedure(s) wijziging industrieterrein en geluidzone
Wijzigen regels over geluid door activiteiten is niet nodig
Bij de eerste vaststelling van geluidproductieplafonds moet het omgevingsplan regels bevatten over het geluid door activiteiten voor het voldoen aan de eerste gpp's (artikel 5.78f, Bkl).
Aanpassing van regels over de hoeveelheid geluid door activiteiten is niet nodig. De regels in of op grond van het tijdelijk deel van het omgevingsplan blijven gelden. De hoeveelheid geluid die een activiteit mag produceren wijzigt niet (beleidsneutraal):
- Het overgangsrecht zorgt voor eerbiediging van eerder (vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet) verleende omgevingsvergunningen milieu en gestelde maatwerkvoorschriften.
- De regels van het tijdelijk deel van het omgevingsplan gelden. De bruidsschat omgevingsplan is gelijkwaardig aan de regels van het ingetrokken Activiteitenbesluit milieubeheer. Ook regelt het overgangsrecht dat regels over geluid uit het bestemmingsplan (bijvoorbeeld een geluidverdeling) onderdeel zijn van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
Een inhoudelijke wijziging duurt langer
Een beleidsneutrale eerste vaststelling (invoering) van de gpp's combineren met een inhoudelijke wijziging in een besluit heeft nadelen. In de Nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet wijst het Rijk op de volgende nadelen:
- Bij het combineren wordt de doorlooptijd van de hele procedure bepaald door de (voorbereiding van) de inhoudelijk wijziging. De invoering van het gpp-systeem duurt daardoor langer dan nodig.
- Zolang de eerste gpp's nog niet zijn vastgesteld, geldt het oude recht voor het industrieterrein en de geluidzone rond dat industrieterrein. Dat staat in artikel 3.6, Awg 'overgangsrecht industrieterreinen Wet geluidhinder en invoering geluidproductieplafonds rondom industrieterreinen'. Het naast elkaar toepassen van dit overgangsrecht, het tijdelijk deel van het omgevingsplan en/of de instructieregels uit hoofdstuk 5, Bkl kan ingewikkeld zijn.
Een besluit over inhoudelijke wijzigingen is eenvoudiger en sneller nadat eerst een besluit is genomen over het beleidsneutraal invoeren van gpp’s. Inhoudelijke wijzigingen kunnen zijn:
- wijziging van de toegelaten hoeveelheid geluid op het industrieterrein en in het geluidaandachtsgebied
Dit is een verhoging of verlaging van de eerste gpp's ten opzichte van het beleidsneutraal vaststellen. - wijziging van de regels over geluid door activiteiten in het omgevingsplan
- toelaten van geluidgevoelige gebouwen in het geluidaandachtsgebied
In een besluit de invoering met een inhoudelijk wijzing combineren is niet onmogelijk. Uit dat besluit moet in ieder geval blijken hoe de waarde van elk gpp is samengesteld. Elke waarde bestaat in dat besluit uit een invoeringsdeel en een (bij een verlaging van het gpp negatief) wijzigingsdeel.
Lopende procedure(s) wijziging industrieterrein en geluidzone
Soms heeft het bevoegd gezag voor het industrieterrein een ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor het afronden van dat bestemmingsplan blijft dan het oude recht gelden. Dit staat in artikel 4.6, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet. Zodra het bestemmingsplan en het hogere-waardebesluit van kracht zijn, zijn deze besluiten van rechtswege onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Vanaf dat moment kan het bevoegd gezag de eerste gpp's vaststellen.
Tijdstip voor de beleidsneutrale eerste vaststelling die past bij de lokale situatie.
Inventariseer de grenswaarden die gelden of zijn vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder. Deze waarden begrenzen de toegestane geluidproductie van het industrieterrein. Vervolgens selecteert u de voor het industrieterrein representatieve waarden.
Inventariseer de onder de Wet geluidhinder geldende of vastgestelde grenswaarden. De volgende grenswaarden begrenzen de hoeveel geluid die het industrieterrein volgens de Wet geluidhinder mag produceren:
- de zonegrens waarop een grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde geldt
- grenswaarden van 50 of 55 dB(A) etmaalwaarde die van rechtswege gelden voor woningen die er staan op het moment van eerste zonevaststelling
- door de minister op grond van het saneringsprogramma vastgestelde grenswaarden van 55 dB(A) of hoger
- voorkeurswaarden van 50 dB(A) etmaalwaarde die van rechtswege gelden voor nieuwe woningen die na vaststellen van de geluidzone zijn bestemd, en waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld
- hogere waarden die na eerste zonevaststelling zijn vastgesteld:
- bij het uitbreiden van het industrieterrein en/of de geluidzone
- voor nieuwe woningen die in de geluidzone zijn geprojecteerd (en gebouwd)
- hogere waarden die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn vastgesteld op grond van artikel 3.6, lid 1, Aanvullingswet geluid Omgevingswet
U maakt een representatieve selectie van de geïnventariseerde grenswaarden. Zorg ervoor dat de selectie niet tot meer geluidproductie leidt dan wat mogelijk is bij maximale benutting van alle grenswaarden Wet geluidhinder. Geluid mag bijvoorbeeld op geen enkel punt op de zonegrens meer zijn dan 50 dB(A).
Tip: Op de zonegrens kunt u volstaan met een representatief aantal punten. Dit kan met de gebruikte zonebewakingspunten uit de toetsing van een omgevingsvergunning milieu aan de grenswaarden Wet geluidhinder. De grenswaarden van 55 dB(A) of hoger die door de minister voor het saneringsprogramma zijn vastgesteld, zijn vaak bepalend voor de maximale benutting van de grenswaarde (de totale geluidruimte) van het industrieterrein. Die grenswaarden zijn een logische selectie.
Onderzoek of de geselecteerde representatieve grenswaarden ooit zijn vastgesteld na aftrek voor redelijke sommatie, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. In dat geval moet u de grenswaarden Wet geluidhinder verhogen met de waarde van de destijds toegepaste aftrek. Dat staat in artikel 12.3, lid 1, van het Bkl.
Hierdoor gebruikt u het bestaande zonebeheermodel bij het bepalen van de geluidproductie, zie stap 4. In stap 6 verlaagt u het geluid op de referentiepunten weer met dezelfde aftrek.
Een representatieve set van grenswaarden, zo nodig verhoogd met de aftrek voor redelijke sommatie.
Bepaal hoeveel geluid het industrieterrein volgens de Wet geluidhinder mag produceren bij een maximale benutting van de geselecteerde grenswaarden uit stap 3. Doe dat volgens de rekenmethode in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.
U moet een akoestisch rekenmodel maken van de geluidproductie die maximaal mogelijk is onder de Wet geluidhinder. In dit rekenmodel voert u de geluidproductie in die de geselecteerde grenswaarden uit stap 3 zo maximaal mogelijk benutten. Dat staat in artikel 12.2 van het Bkl. U kunt uitgaan van een bestaand model, of een nieuw model maken.
Uitgaan van bestaand rekenmodel
Bestaande modellen:
- het rekenmodel dat tot het tijdstip van eerste vaststelling is gebruikt bij het toetsen van een aanvraag omgevingsvergunning milieu aan de grenswaarde Wet geluidhinder (artikel 2.14, lid 1, onder c, van de Wabo)
- het rekenmodel waarmee het geluid bij het projecteren (bestemmen) van nieuwe woningen is berekend (hoofdstuk 5, afdeling 2, paragraaf 4, Wet geluidhinder)
Nieuw rekenmodel
Bij een klein aantal industrieterreinen zijn de wettelijk taken uitgevoerd zonder daarbij gebruik te maken van een akoestisch rekenmodel. Dan moet voor de eerste vaststelling een nieuw rekenmodel worden gemaakt.
Hanteer het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Dat volgt uit artikel 3.6, lid 1, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet. Toepassing van deze regeling betekent:
- het geluid door windturbines buiten beschouwing laten
- redelijke sommatie toepassen, als dat in eerdere besluiten ook is gedaan
- rekening houden met de invloed van objecten (zoals bouwwerken) in de Wgh-geluidszone
- een toeslag van 5 dB toepassen bij motorcrossterreinen en transformatorstations voor het tonale karakter van het geluid, als dat in eerdere besluiten ook is gedaan
Om alle geselecteerde grenswaarden Wet geluidhinder zo maximaal mogelijk te benutten kan het toevoegen van geluidproductie in het rekenmodel nodig zijn. Dat kan bijvoorbeeld door het verhogen van het geluidvermogen van al in het model aanwezige geluidbronnen, of het toevoegen van kentalbronnen die een geluidvermogen per vierkante meter voorstellen.
U moet in ieder geval voldoen aan de instructieregels over de eerste geluidproductieplafonds voor een aanwezig industrieterrein (artikel 12.2, Bkl):
- Omgaan met verdeling van de geluidproductie
- Maximaal benutten van iedere etmaalperiode
- Omgaan met bestaande overschrijding grenswaarden
Omgaan met verdeling van de geluidproductie
In artikel 12.2, lid 2, Bkl staan regels over het omgaan met bestaande rechten en plichten die van invloed zijn op het verdelen van de (aanvullende) geluidproductie over het industrieterrein. Bij het toepassen van lid 2 kunt u niet afwijken van lid 1: de grenswaarden Wet geluidhinder moeten maximaal worden benut, maar mogen niet worden overschreden. Lid 2 heeft dus alleen invloed op de verdeling van de geluidproductie over de gronden van het industrieterrein.
Tip: De instructieregels in afdeling 5.1, Bkl zijn bedoeld voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dat geldt niet voor het overgangsrecht in hoofdstuk 12, Bkl. Het is logisch de modellering aan te laten sluiten bij het (beoogde) gebruik van de percelen. Het akoestisch rekenmodel geeft dan een reëel beeld van de (beoogde) verdeling van de geluidproductie over de percelen.
Regels over de verdeling van de geluidproductie zijn:
- De regels over geluid (geluidverdeling) uit het bestemmingsplan voor het industrieterrein, die van rechtswege zijn opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan, moet u in acht nemen. De onder het oude recht gemaakte geluidverdeling moet u respecteren. Meer geluidproductie toelaten op een locatie mag wel, als het geheel blijft voldoen aan de grenswaarden uit stap 2 (artikel 12.2, lid 2, onder a, Bkl).
- Houd rekening met een zonebeheerplan als bedoeld in artikel 164 van de Wet geluidhinder. 'Rekening houden met' betekent dat u op een locatie mag uitgaan van meer of minder geluid dan in het zonebeheerplan staat, als dat voor de maximale benutting nodig is (artikel 2.12, lid 2, onder b, sub 1o, Bkl).
- Houd bij het bepalen van de maximale benutting van de grenswaarden Wet geluidhinder rekening met een geluidreductieproductieplan als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder. Daarin kunnen geluidbeperkende maatregelen staan die nodig zijn om op termijn weer te voldoen aan de grenswaarden Wet geluidhinder. Een maatregel kan een reden zijn om op een bepaalde locatie geen extra geluid toe te voegen (artikel 12.2, lid 2, onder b, sub 2o, Bkl).
- Aan bedrijven verleende omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van milieubelastende activiteiten moet u in acht nemen. Bij het verdelen van de geluidproductie moet u het geluid door de vergunde activiteiten in acht nemen. Deze is vastgelegd in de omgevingsvergunning milieu, en kan zijn opgenomen in een geluidverdeling in het bestemmingsplan. Meer geluidproductie toelaten op de locatie van het bedrijf mag wel (artikel 12.2, lid 2, onder c, Bkl).
Lees meer over instructieregels en het verschil tussen 'rekening houden met' en 'in acht nemen van' op de pagina Instructieregel.
Maximaal benutten van iedere etmaalperiode
Benut de geluidruimte maximaal in elk van de drie etmaalperioden: dag, avond en nacht.
Artikel 12.2 van het Bkl schrijft voor dat de geluidproductie de grenswaarden Wet geluidhinder maximaal moet benutten. Dat betekent ook maximale benutting van de drie etmaalperioden. In de praktijk wordt die juridische geluidruimte nooit volledig gebruikt.
Voorbeeld
Bij een industrieterrein dat voornamelijk bestaat uit bedrijven die overdag in werking zijn, zal de geluidruimte in de nachtperiode niet volledig worden gebruikt.
Bij een grenswaarde van bijvoorbeeld 58 dB(A) etmaalwaarde is de maximale geluidproductie de geluidproductie die in de dagperiode leidt tot een geluidniveau van 58 dB(A), in de avondperiode tot 53 dB(A) en in de nachtperiode tot 48 dB(A). U hanteert dus de geluidproductie die juridisch gezien maximaal mogelijk is.
Niet alle in stap 3 bepaalde grenswaarden Wet geluidhinder kunnen volledig worden benut, zie situatie A en B:
Situatie A: woning op zonegrens
In situatie A ligt een woning op de zonegrens. Op de zonegrens geldt een grenswaarde van 50 dB(A). Voor de woning is een hogere waarde van 55 dB(A) vastgesteld.
Benutting van de 55 dB(A) betekent overschrijding van de zonegrens.
De zonegrens is dus bepalend voor de maximale benutting.
Situatie B: woningen met verschillende hogere waarden
Situatie B gaat over 4 geschakelde woningen, 2 met een hogere waarde van 55 dB(A) en 2 met een hogere waarde van 52 dB(A). Benutting van de hogere waarde van 55 dB(A) betekent overschrijding van de hogere waarde van 52 dB(A).
De hogere waarde van 52 dB(A) is dus bepalend voor de maximale benutting.
Het niet volledig tegelijk kunnen benutten van alle grenswaarden Wet geluidhinder is geen verlies aan geluidruimte voor het industrieterrein. Dat was namelijk ook niet mogelijk in het systeem van de Wet geluidhinder.
Omgaan met bestaande overschrijding grenswaarden
Al het toegestane en vergunde geluid is onderdeel van de geluidproductie van het industrieterrein. Ook bij een industrieterrein met een bestaande overschrijding van Wet geluidhinder grenswaarden moet u uitgaan van de geldende grenswaarden Wet geluidhinder. Dit staat in het derde lid van artikel 12.2, Bkl.
De resulterende gpp's worden dan wel overschreden, net als voorheen de grenswaarden Wet geluidhinder. Daarom moet u in het besluit over de eerste vaststelling een termijn stellen waarna aan de gpp's wordt voldaan, als bedoeld in artikel 3.46, Bkl. Anders gezegd: de eerste gpp's mogen tijdelijk worden overschreden. Het bevoegd gezag moet bij het vaststellen van de eerste gpp's toelichten hoe de overschrijding wordt opgelost.
De geluidproductie behorende bij de maximale benutting van de grenswaarden Wet geluidhinder en de bijbehorende geluidbrongegevens van het industrieterrein.
Bepaal de ligging van de referentiepunten rondom het industrieterrein.
U bepaalt met de geluidproductie uit stap 4 het gpp op een referentiepunt. Hiervoor bepaalt u eerst in deze stap de ligging van de geluidreferentiepunten.
Artikel 3.33, Bkl schrijft de afstand voor van de geluidreferentiepunten vanaf de buitengrens van het industrieterrein. De afstand is 0,5 x √S, waarbij S de oppervlakte is van het industrieterrein (in m2). De geluidreferentiepunten vormen zo een ring (cordon) rond het industrieterrein.
De afstand tussen referentiepunten is bij kleine industrieterreinen minimaal 50 meter en bij grote industrieterreinen maximaal 500 m. Waar het 'eerste' geluidreferentiepunt ligt, is niet voorgeschreven. Het bevoegd gezag mag dat eerste punt zelf kiezen.
Voor extra bescherming van een geluidgevoelig gebouw mag de gemeente extra geluidreferentiepunten toevoegen (artikel 3.33, lid 2, Bkl).
De ligging van de referentiepunten.
Bepaal de waarde van de eerste gpp’s en de ligging van het geluidaandachtsgebied met de in stap 4 bepaalde geluidproductie.
De geluidbrongegevens (resultaat stap 4) gebruikt u voor het bepalen van de omvang van het geluidaandachtsgebied. Hiervoor gebruikt u de rekenmethode in bijlage IVc van de Omgevingsregeling (artikel 3.5 en 3.22, Omgevingsregeling).
Met de geluidproductie (resultaat stap 4) berekent u op de geluidreferentiepunten (resultaat stap 5) het geluid in Lden en Lnight. Hiervoor gebruikt u de rekenmethode in bijlage IVg van de Omgevingsregeling (artikel 3.21, lid 1, onder b, Omgevingsregeling). Uit artikel 3.25 Bkl blijkt onder meer dat het geluid wordt berekend zonder de invloed van objecten buiten de grens van het industrieterrein. Rond de berekende waarden af op 0,1 dB.
Corrigeer de berekende waarde op een referentiepunt bij de volgende situaties:
- emplacement
Het geluid door activiteiten met spoorvoertuigen op een emplacement is onderdeel geworden van het geluid door hoofdspoorwegen, of door de provincie aangewezen spoorwegen. Voor deze infrastructuur stelt het bevoegd gezag gpp’s vast. Verlaag het in stap 4 berekende geluid op de referentiepunten met het geluid door deze spoorwegen (artikel 3.24, lid 2, onder a, artikel 3.25, lid 3, onder d, en artikel 12.2, lid 4, onder a, Bkl). - afgemeerde schepen
In sommige gevallen is het geluid door afgemeerde schepen (nestgeluid, hotelfunctie) niet volledig toegerekend aan een inrichting en daardoor niet als industrielawaai beoordeeld. Verhoog het in stap 4 berekende geluid met het niet-toegerekende geluid (artikel 12.2, lid 4, onder b, Bkl). - redelijke sommatie
Bij sommige industrieterreinen zijn de grenswaarden Wet geluidhinder vastgesteld na aftrek voor redelijke sommatie, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. In dat geval is in stap 3 uitgegaan van de grenswaarden Wet geluidhinder verhoogd met de waarde van de destijds toegepaste aftrek. Verlaag de in stap 6 berekende hoeveelheid geluid op het referentiepunt met dezelfde aftrek (artikel 12.3, lid 2, Bkl).
De ligging geluidaandachtsgebied en de waarde van de eerste gpp's (Lden en Lnight).
Het bevoegd gezag stelt bij besluit de waarden vast van de eerste gpp's voor een industrieterrein, en zet deze en andere gegevens in het geluidregister.
De gemeente of de provincie stelt de eerste gpp's bij besluit vast. De gemeente doet dat in het omgevingsplan.
Regel met informatie over geluidproductieplafonds
Een regel in het besluit bevat voor elk referentiepunt:
- de waarden (Lden en Lnight) van het eerste gpp
- bij niet voldoen aan het gpp: de termijn waarin het niet voldoet (artikel 3.46, lid 2, Bkl)
Het stellen van een termijn is verplicht:- bij overschrijding van de grenswaarden Wet geluidhinder (artikel 12.2, lid 3, Bkl)
- als vóór het tijdstip van de vaststelling een geluidreductieplan gold, als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder. De in het reductieplan gestelde termijn moet worden overgenomen in het gpp-besluit (artikel 12.4, lid 1, Bkl)
- als bij het bepalen van de waarden van de eerste gpp’s (stap 5) een aftrek is toegepast voor redelijke sommatie, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (artikel 12.4, lid 2, Bkl)
Regel met begrenzing industrieterrein
Vastleggen van de begrenzing van het industrieterrein met gpp's is verplicht (artikel 5.78e Bkl). De ligging van deze grens is gelijk aan de grens in de ruimtelijke regels (bestemmingsplan) van het tijdelijk deel omgevingsplan. Vaak is dit geregeld met de gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein'. Leg de begrenzing van het industrieterrein met gpp's vast in het omgevingsplan. Dit kan met een gebiedsaanwijzing 'industrieterrein met gpp's'. Zie TPOD omgevingsplan op Toepassingsprofielen Omgevingsdocumenten Geonovum.
Regel over gegevens over activiteiten
Gegevens zijn nodig voor het beoordelen of activiteiten op het industrieterrein voldoen aan de regels in het omgevingsplan (zoals in artikel 22.71, bruidsschat omgevingsplan). De verplichting om deze gegevens aan te leveren kan staan in:
- de ruimtelijke regels (bestemmingsplan) van het tijdelijk deel omgevingsplan
- artikel 22.60 en artikel 22.61a, bruidsschat omgevingsplan en artikel 2.4a Vangnetregeling Omgevingswet
Geluidrapport
Voeg bij het besluit een rapport over de totstandkoming van de eerste gpp's. In het Omgevingsbesluit zijn geen specifieke regels gesteld voor de inhoud. Uit het geluidrapport moet in ieder geval blijken:
- welke grenswaarden wel en niet zijn meegenomen bij het bepalen van de geluidproductie bij maximale benutting van de grenswaarden Wet geluidhinder (stap 3 van dit stappenplan)
- de waarde van het geluid op de locatie van de grenswaarden Wet geluidhinder bij maximale benutting van die grenswaarden, per periode (stap 4)
- de locatie van de referentiepunten (stap 5)
- de geluidbrongegevens die zijn gebruikt voor het bepalen van de geluidproductie (stap 4 en stap 6)
- de hoeveelheid geluid op de geluidreferentiepunten (stap 6)
- de waarde van de correcties als bedoeld in stap 6 voor:
- het geluid van emplacementen (per referentiepunt, per periode)
- het geluid van afgemeerde schepen (per referentiepunt, per periode)
- de aftrek voor redelijke sommatie
- de bepaalde waarde van het gpp, per referentiepunt, in Lden en in Lnight (stap 6)
- de onderbouwing van de begrenzing van het industrieterrein (stap 7)
- de onderbouwing van de verplichting voor het aanleveren van gegevens over geluid door activiteiten (stap 7)
De gemeente stelt gpp's vast in het omgevingsplan. De provincie stelt een gpp vast in een zelfstandig besluit. Dit geldt ook voor de eerste gpp's.
De volgende gegevens moeten in het geluidregister komen (artikel 11.52, Bkl):
- een aanduiding van het besluit waarmee het geluidproductieplafond is vastgesteld (uit stap 7)
- de waarde van het geluidproductieplafond (uit stap 6)
- het geluidaandachtsgebied (uit stap 6)
- de ligging van het geluidreferentiepunt (uit stap 5)
- de geluidbrongegevens (uit stap 4)
Het bestand met deze gegevens moet voldoen aan de eisen voor het geluidregister. Deze staan in het Informatie Model Geluid (IMGeluid) versie 3.1 op geostandaarden.nl. Zie artikel 12.71e, Omgevingsregeling. Een voorbeeldbestand voor het aanleveren van de gegevens is te vinden via Voorbeeldbestanden IMG3.1.
Het gezoneerde industrieterrein is nu omgezet naar een industrieterrein met gpp's. Het bevoegd gezag kan de beheersing van geluid voortzetten met de gpp's en het omgevingsplan.
Geluidbrongegevens
Bij ministeriële regeling aangewezen gegevens, benodigd voor het bepalen van het geluid door een geluidbronsoort. Deze begripsbepaling staat in bijlage I, bij het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
In Afdeling 3.1 van de Omgevingsregeling is per geluidbronsoort aangegeven welke gegevens dat zijn.
Geluidaandachtsgebied
Geluidaandachtsgebied als bedoeld in artikel 3.20, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze begripsbepaling staat in bijlage I, Bkl.
Uitleg
Een geluidaandachtsgebied is het gebied langs een weg, spoorweg of rond industrieterrein waar het geluid hoger kan zijn dan de standaardwaarde (artikel 3.20 Bkl). Voor het bepalen van de omvang van het geluidaandachtsgebied gelden de regels uit bijlage IVc van de Omgevingsregeling. Bij een lokale (spoor)weg is het geluidaandachtsgebied tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip begrenst door een vaste afstanden (artikel 17.5 Omgevingsregeling).
Meer informatie is te lezen op de pagina Geluidaandachtsgebied.