Geluidproductieplafond als omgevingswaarde
Het verantwoordelijke bestuursorgaan of de verantwoordelijke instantie (de beheerder) bewaakt het geluid van een weg, spoorweg of industrieterrein met een geluidproductieplafond als omgevingswaarde (gpp). Het gpp is de maximaal toegelaten hoeveelheid geluid op een referentiepunt nabij een geluidbron.
Bronnen met een geluidproductieplafond
Functie van een geluidproductieplafond
Een gpp geeft aan hoeveel geluid is toegestaan op een geluidreferentiepunt. Met een gpp bewaakt het bevoegd gezag het geluid door een weg, spoorweg of industrieterrein. Bij toelaten van een geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied is het geluid gelijk aan het geluid bij volledige benutting van het gpp.
Gegevens voor bepalen geluidproductieplafond
Voor het bepalen van het gpp zijn gegevens van de geluidbron nodig (artikel 3.24 en 3.25 Bkl). Dit kunnen verkeersintensiteiten, type wegdekverhardingen of spoorconstructies, snelheden, geluidbeperkende maatregelen en geluid door activiteiten zijn.
Op basis van de geluidbrongegevens moet het bevoegd gezag ook vastleggen wat het geluidaandachtsgebied van de weg is.
Bepalen van geluid
Op het bepalen van het geluid zijn de regels uit de Omgevingsregeling van toepassing (artikel 3.24 lid 5 Bkl).
Verplichtingen aan het geluidproductieplafond
Het bevoegd gezag stelt het gpp vast. Een gpp is een resultaatsverplichting (artikel 3.44 Bkl). Na het vaststellen ervan monitort het bestuursorgaan de ontwikkeling van het geluid. Het bestuursorgaan zorgt dat de geluidproductie van de bron het plafond niet overstijgt. Bij een (dreigende) overschrijding van het gpp treft het bevoegd gezag maatregelen (artikel 3.45 Bkl).