Interpretatie van het aanvaardbaar hinderniveau voor geur
Het bevoegd gezag bepaalt wat het aanvaardbaar hinderniveau voor geur is. Deze pagina geeft een aantal voorbeelden van een mogelijke invulling van het aanvaardbaar hinderniveau.
Voorkomen en beperken van geurhinder
Het algemene uitgangspunt is het voorkomen van geurhinder. Is dit niet mogelijk, dan moet het bedrijf de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau beperken. Dit is al het beleidsuitgangspunt sinds de brief van de minister uit 1995.
Het bevoegd gezag beoordeelt of de activiteit voldoet aan het aanvaardbaar hinderniveau voor geur. Daarom is inzicht nodig of de aangevraagde activiteit tot geurhinder zal leiden.
Methoden om hinder te meten of te voorspellen
Er zijn verschillende methoden om de hinder te meten of te voorspellen. De meest gebruikte methoden zijn:
- hinderenquête
- klachtenregistratie en -analyse
- geuremissiemetingen in combinatie met verspreidingsberekeningen
- eventueel gecombineerd met hedonische metingen, elektronische neus en snuffelploegmetingen
Meer informatie over methoden staat in de NTA 9065 meten en rekenen geur. Daarnaast gaat de NTA 9055 uitgebreid in op de elektronische neus.
Van de beschikbare methoden geven alleen de hinderenquête, de klachtenregistratie en de klachtenanalyse direct inzicht in de mate van hinder. Bij de andere methoden is een vertaling nodig naar de mate van hinder.
Bepalen aanvaardbaar hinderniveau
Er is geen eenduidige regel te geven voor hoeveel geur of geurhinder aanvaardbaar is. Het bevoegd gezag besluit hierover. Zo kan het bevoegd gezag kiezen voor een verschil in aanvaardbaar hinderniveau tussen bestaande en nieuwe situaties. Een ander voorbeeld is een verschil in aanvaardbaar hinderniveau tussen aaneengesloten en verspreid liggende woonbebouwing. Het vastgestelde lokale geurbeleid van verschillende provincies en gemeenten laat zien dat de gekozen toetsingskaders uiteen kunnen lopen. Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal de gemeente geurregels in het omgevingsplan vastleggen.
De afdeling Medische Milieukunde van de GGD kan het bevoegd gezag desgewenst gezondheidskundig advies geven. Dit kan handig zijn bij de vaststelling van lokaal geurbeleid en bij het stellen van geurregels in het omgevingsplan voor een aanvaardbaar hinderniveau.
Voorbeeld invulling aanvaardbaar hinderniveau
Hinderpercentages zijn vaak referentiepunten voor de hoeveelheid hinder. Vaak gebruikte referentiepunten zijn 3%, 12% en 20% hinder. 12% is de NMP-doelstelling uit 1989. 20% is het percentage geurgehinderden in 1995. 3% was de doelstelling voor 2010. Minder dan 3% (ernstige) hinder wordt beschouwd als géén (ernstige) hinder. Dit heeft met de meetonnauwkeurigheid te maken.
Het bevoegd gezag bepaalt welk hinderniveau aanvaardbaar is. De punten hierna kan het bevoegd gezag meewegen bij het bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau:
- De vervallen bijzondere regelingen uit de Nederlandse Emissie Richtlijn bevat toetsingswaarden. Deze variëren van 0,5 voor rioolwaterzuiveringen tot 5 ouE/m3 als 98-percentiel voor broodbakkerijen. Percentielwaarden gaan uit van de 1-uurgemiddelde concentraties.
- De brief van de minister uit 1995 noemt een geurbelasting waarbij in de meeste gevallen ernstige hinder voorkomt. Dit is bij meer dan 5 ouE/m3 als 98-percentielwaarde voor continue bronnen.
- Bij een korte emissieduur geeft de 98-percentielwaarde geen goed beeld van de te verwachten hinder. Een hogere percentielwaarde is dan geschikter. Zie ook de informatie op de pagina Niet-continue bronnen en emissiefluctuaties binnen het uur.
- Bij geurconcentraties als 98-percentiel met een hedonische waarde lager dan H=-2 is doorgaans sprake van ernstige hinder. Deze verwachting geldt voor continue bronnen.
- Bij geurconcentraties lager dan 0,5 ouE/m3 als 98-percentiel (en hedonische waarde niet lager dan ongeveer H=-0,5) is doorgaans geen sprake van hinder. Deze verwachting geldt voor continue bronnen.