Verkeersinfrastructuur algemeen
Mobiliteitssystemen, de wegen, spoorwegen, vaarwegen en de luchtvaart zijn kwetsbaar voor klimaatverandering. Ieder systeem kent eigen kwetsbaarheden. Zo kunnen wegen gevoelig zijn voor verzakking of bermbranden en spoorwegen voor hitte. Waterdiepte is een belangrijk punt voor vaarwegen. Verder is er op deze pagina aandacht voor de aanpassing van de mobiliteitssystemen aan klimaatverandering.
Kwetsbaarheid en aanpassing van mobiliteitssystemen aan het veranderende klimaat
Weersomstandigheden hebben altijd effect op de mobiliteitssystemen. Door klimaatverandering nemen de gevolgen in hevigheid en frequentie toe. Mobiliteitssystemen zijn niet altijd ontworpen op extreme weersomstandigheden. De nieuwe KNMI-scenario's van 2023 laten bovendien zien dat de extremen zullen toenemen in heftigheid en in duur. Klimaatverandering kan daarom gevolgen hebben voor de veiligheid en de bereikbaarheid. De gevolgen van klimaatverandering voor auto-, spoor- en vaarwegen zijn al merkbaar.
Integrale mobiliteitsanalyse
Elke vier jaar wordt door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een Integrale Mobiliteitsanalyse uitgevoerd. In de Integrale Mobiliteitsanalyse 2021 (IMA-2021) zijn de potentiële mobiliteits- en bereikbaarheidsopgaven op de lange termijn in beeld gebracht. Het gaat hierbij om het vervoer van personen en goederen over wegen, vaarwegen, spoorwegen en met het bus-, tram,- en metronetwerk. Hierbij is ook de klimaatgevoeligheid van de netwerken in kaart gebracht. Alle mobiliteitssystemen in Nederland zijn in zekere mate gevoelig voor klimaatverandering. De gevoeligheden verschillen per mobiliteitssysteem. In 2024 is de Update Integrale Mobiliteitsanalyse (Update-IMA) uitgebracht. Daarin staan nieuwe inzichten bij de IMA uit 2021, met een compleet beeld van de prognoses voor 2040 en 2050.
Gevoeligheid wegen
Zo komt de gevoeligheid voor verzakking van wegdelen (door bodemdaling) het meest voor in het westen en in het noorden van het land. Het oosten en zuiden zijn juist gevoeliger voor bermbranden. Tunnels die gevoelig zijn voor opdrijving door een stijging van de grondwaterstand bevinden zich met name in het zuiden en het westen van het land. In het westen en het noorden van het land bevinden zich ook veel beweegbare bruggen. Die bruggen kunnen door uitzetting als gevolg van hitte niet goed sluiten. Gevoeligheid voor plasvorming komt overal op het Nederlandse hoofdwegennet voor.
Gevoeligheid spoorwegen
Grote delen van het spoornetwerk zijn gevoelig voor wateroverlast en hitte. Droogte, storm, onweer en overstromingen vormen vooral een bedreiging op regionaal niveau. De spoorlijnen in de Randstad kennen over het algemeen een groter aantal bedreigingen dan die in andere regio's.
Gevoeligheid vaarwegen
De Waal is gevoelig voor klimaatverandering en bodemerosie. Ook de IJssel en het meest bovenstroomse traject van de Nederrijn zijn hier gevoelig voor omdat zij ongestuwd zijn. De Maas is een grotendeels gestuwde rivier waardoor deze effecten minder optreden. Bij lange perioden van droogte zullen vooral in de Maas beperkingen zijn voor schuttijden bij sluizen.
Beleid gericht op klimaatadaptatie in mobiliteit – algemeen
Verschillende beleidsdocumenten geven aan dat klimaatadaptatie onderdeel moet worden van het mobiliteitsbeleid. Om Nederland voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering is een nationale aanpak nodig. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft hierin een coördinerende en stimulerende rol. Dit gebeurt vanuit 2 programma's: de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaprogramma.
Nationale klimaatadaptatiestrategie
De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) geeft een overzicht van de belangrijkste klimaatrisico's voor verschillende sectoren. Er wordt uitvoering geven aan de NAS door middel van het Uitvoeringsprogramma van het NAS en het Deltaprogramma ruimtelijke adaptatie. Zie de NAS-sectorpagina infrastructuur.
Het NAS-Uitvoeringsprogramma 2018-2019 ziet op het agenderen en aanpakken van belangrijke klimaatrisico's. Doel hiervan is om partijen bewust te maken van de effecten van klimaatverandering en hen klimaatadaptief te laten handelen. Mobiliteitsinfrastructuur vormt 1 van de speerpunten uit het NAS en het uitvoeringsprogramma. Geconcludeerd wordt dat veel maatregelen in de 'mobiliteitsinfrastructuur' zijn gebaseerd op het huidige klimaat. Met het oog op klimaatverandering zijn extra maatregelen in veel gevallen wenselijk.
De komende jaren wordt nader onderzoek gedaan naar aanvullende maatregelen, die nodig zijn om extreme weersituaties het hoofd te kunnen bieden. De coördinatie voor die onderzoeken is in handen van Infrastructuur en Waterstaat - Directoraat-generaal Mobiliteit en Luchtvaart en Maritieme Zaken (DGMo en DGLM), in samenwerking met Rijkswaterstaat (RWS). De resultaten zullen medebepalend zijn voor de beleidsontwikkeling in de toekomst.
In het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie Slimmer, intensiever, voor en door iedereen (Rijksoverheid.nl) dat in november 2023 is gepubliceerd wordt opnieuw aandacht besteed aan infrastructuur.
Deltaprogramma
Jaarlijks wordt er een nationaal Deltaprogramma opgesteld, met als een van de thema's Ruimtelijke adaptatie. Het einddoel en de gezamenlijke ambities zijn vastgelegd in de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. De kern daarvan is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. In het Deltaplan staat vervolgens beschreven hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk toewerken aan een klimaatbestendige inrichting van Nederland in 2050. Dit proces bestaat uit zeven stappen en afgesproken is dat dit proces iedere zes jaar wordt herhaald. De eerste 3 stappen van dit proces zijn:
- Kwetsbaarheid in beeld brengen: klimaatstresstest; in een klimaatstresstest wordt geïdentificeerd wat de mogelijke kwetsbaarheden zijn binnen een gebied door te testen op de 4 klimaatthema’s wateroverlast, hitte, droogte en overstroming;
- Risicodialoog voeren en strategie opstellen; gemeenten, waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat starten per regio een risicodialoog op met alle relevante gebiedspartners. In de risicodialoog worden de gesignaleerde kwetsbaarheden en risico’s van de klimaatbedreigingen besproken. De Routekaart risicodialoog helpt bij het voorbereiden, voeren en afronden van de risicodialoog;
- Uitvoeringsagenda; de resultaten van de stresstesten en de risicodialogen worden verwerkt in uitvoeringsagenda’s. Hierin zijn onder andere afspraken vastgelegd over wie wat gaan doen.
Bij gemeenten, waterschappen en provincies is infrastructuur onderdeel van de analyses.
Rijkswaterstaat heeft inmiddels stresstesten uitgevoerd, risico-dialogen gevoerd en een uitvoeringsagenda opgesteld voor de 3 netwerken: het hoofdwegennet, het hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem. De resultaten hiervan zijn eind maart 2022 gepubliceerd in de Uitvoeringsagenda Klimaatbestendige Netwerken (2022) en voorgelegd aan de Tweede Kamer.
NOVI (2020)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn voor klimaatadaptatie in de mobiliteitssystemen de volgende belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd:
- Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem; robuust betekent onder andere dat het mobiliteitssysteem toekomstbestendig is. Hieronder valt klimaatbestendigheid;
- In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit; de hieruit voortkomende opgave richt zich onder andere op het onderhouden, verjongen, vernieuwen, verduurzamen en klimaatbestendig maken van de bestaande infrastructuurnetwerken;
- Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
Overigens gaat de Nota Ruimte de huidige NOVI vervangen, waarschijnlijk in 2026.
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)
In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) zijn projecten en programma's opgenomen waarbij het Rijk samen met de regio werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland. Voor het MIRT zijn spelregels opgesteld, die onder andere eisen stellen aan het thema klimaatadaptatie. Daarnaast zijn onder andere de volgende handreikingen opgesteld voor het MIRT:
- de handreiking Verduurzaming MIRT;
- de handreiking Duurzaamheid in MIRT – thema's Energie/CO2 en Klimaatadaptatie.
De handreiking Duurzaamheid in MIRT – thema's Energie/CO2 en Klimaatadaptatie maakt deel uit van de brede Handreiking Verduurzaming MIRT en geeft aan hoe en met welke maatregelen projecten duurzaam en klimaatbestendig gerealiseerd kunnen worden. Zo bevat de handreiking een inspiratielijst voor klimaatadaptatie maatregelen op het hoofdwegennet. De maatregelen zijn gesorteerd naar klimaatbedreiging en proces (aanleg, vervanging en renovatie, beheer en onderhoud).
Provincies
Provincies werken bij het klimaatbestendig maken van de infrastructuur samen met gemeenten, waterschappen, het Rijk en maatschappelijke partners. De provincies zijn verenigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO), dat de gezamenlijke belangen van de provincies in 'Den Haag' en 'Brussel' behartigt. Het IPO heeft een position paper geschreven 'Naar een klimaatbestendig Nederland'. Hierin wordt de provinciale kijk gegeven op de breedte, uitgangspunten en inzet voor een klimaatbestendig Nederland. Veel provincies hebben klimaateffectkaarten voor de provinciale wegen gemaakt. Deze zijn vaak openbaar toegankelijk. De kaarten geven een overzicht van kwetsbare locaties in de provinciale infrastructuur van wegen en vaarwegen. Provincies combineren de klimaatadaptatieopgave zoveel mogelijk met andere ruimtelijke opgaven. Bijvoorbeeld de opgaven voor woningbouw, het waterbeheer, de energietransitie, het landelijk gebied, bedrijventerreinen en de vitale en kwetsbare functies. Bij al deze opgaven wordt klimaatbestendigheid integraal als doel meegenomen.
Recente ontwikkelingen
Rijkswaterstaat heeft met een groep van 10 Nederlandse universiteiten, hbo's en mbo's een onderzoeksprogramma opgestart om de kennis en praktijk over klimaatadaptatie een impuls te geven. De samenwerking tussen de onderzoeks- en onderwijsinstellingen levert kennis en kunde op rond uitdagingen die klimaatadaptatie met zich meebrengt. Denk aan: inzichten over klimaatadaptatie voor wegen, waterwegen en het watersysteem, op allerlei niveaus. Ook wordt geïnventariseerd welke praktische kennis nodig is en hoe we huidige en toekomstige generaties opleiden om aan de vraag te voldoen.
Daarnaast heeft het kabinet besloten dat water en bodem sturend moeten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land. Bodemdaling, lage waterstanden, wateroverlast door onder andere weerextremen en klimaatverandering zijn enkele voorbeelden die de noodzaak tot water en bodem sturende principes in ruimtelijke ordening zichtbaar maken.
Deze veranderingen hebben ook gevolgen voor het mobiliteitssysteem. Zo zorgen bodemdaling en lage waterstanden voor veel extra onderhoud aan wegen en spoorwegen en doordat de afgelopen 60 jaar de bodem van de grote rivieren is geërodeerd, ligt de rivierbodem nu ongeveer een meter lager. Dit geeft problemen voor de scheepvaart. Door water en bodem sturend te laten zijn in de ruimtelijke ordening kunnen we in Nederland ook in de toekomst met een ander en grillig klimaat blijven leven, wonen en werken. In een veilige omgeving, met een gezonde bodem, voldoende en schoon water. Water bodem sturend richt zich grotendeels op klimaatadaptatie.