Diffuse stofemissie bij op- en overslag en bewerking van stuifgevoelige goederen
Er gelden voorschriften voor diffuse stofemissie. Dit komt voor bij het oppakken, transporteren, storten, bewerken en opslaan van stuifgevoelige goederen. Dit zijn deelactiviteiten bij de overslag van goederen. Het bedrijf past beste beschikbare technieken Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (BBT) toe om de stofemissie te beperken.
BBT bepalen
Een bedrijf moet de beste beschikbare technieken toepassen bij het voorkomen en beperken van diffuse stofemissie. Hierbij zijn stuifgevoeligheid en bevochtiging van belang. Stuifgevoelige goederen zijn daarom ingedeeld in stuifklassen.
Voorschriften in paragraaf 4.104 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gelden als deze regels voor een activiteit in hoofdstuk 3 van het Bal zijn aangewezen. Het bevoegd gezag kan aanvullende eisen stellen in een maatwerkvoorschrift voor een activiteit of in een maatwerkregel in het omgevingsplan. Dit staat in artikel 2.12 en 2.13 van het Bal. Voor een activiteit die onderdeel is van een IPPC-installatie gelden de BBT-conclusies voor op- en overslag. De vergunningverlener kan daarin ook andere BBT-bronnen betrekken.
Bronnen van BBT zijn bijvoorbeeld:
- BBT-conclusies op- en overslag: BREF emissions from storage
- factsheets op- en overslag en bewerken van stuifgevoelige goederen
- luchtvoorschriften opslaan van goederen (paragraaf 4.104 Bal)
Meerdere maatregelen mogelijk
Elk van de activiteiten is op verschillende manieren, technieken of handelingen uit te voeren. Daarnaast is optimalisatie van technieken en handelingen een mogelijkheid. Ook kan het bedrijf vaak aanvullende maatregelen treffen. Bij het bepalen van de BBT voor een situatie zijn van belang:
- de keuze van de techniek of handeling. Voorbeelden zijn grijper en verticale schroef.
- de wijze waarop de techniek of handeling plaatsvindt. Voorbeelden zijn optimalisatie van de techniek en good housekeeping.
- de toepassing van aanvullende maatregelen bij de techniek. Voorbeelden zijn bevochtigen, afzuigen, afsluiten, windreductie en schoonhouden.
Selectie van maatregelen
Vele factoren zijn bepalend voor de selectie van de juiste maatregelen, zoals:
- de soort opgeslagen product (stuifklasse)
- hoeveelheid van het product
- opslagwijze
- omgevingsfactoren (bedrijfsterrein, woningbouw)
- lokale weersomstandigheden
De factsheets op- en overslag en bewerken van stuifgevoelige goederen geven handvatten om de beste beschikbare technieken voor een situatie te bepalen. Bij elke techniek staat:
- of de techniek vervangen kan worden door een andere techniek waarbij minder stofemissie vrijkomt: dan staat er een verwijzing naar de factsheets over de alternatieve techniek.
- of het mogelijk is de techniek te optimaliseren: dan staat er een verwijzing naar de optimalisatie-factsheet.
- welke maatregelen aanvullend bij de handeling of techniek mogelijk zijn: dan staat er een verwijzing naar de factsheets over algemene maatregelen.
Nummering factsheets
Elke factsheet heeft een nummer. Factsheets met een M-nummer zijn maatregelen-factsheets. Factsheets met een T-nummer zijn technieken-factsheets. Factsheets met een OP-nummer zijn optimalisatie-factsheets.
Geen visueel waarneembare stofverspreiding
Bij het bepalen van BBT heeft het bevoegd gezag vaak het uitgangspunt dat geen visueel waarneembare stofverspreiding mag plaatsvinden. Visueel waarneembaar wil zeggen: met het oog te zien. Ziet een toezichthouder rond een bron stofverspreiding? Dan is dit doorgaans een teken dat de maatregelen niet optimaal functioneren. Voorschriften waarin alleen staat dat geen sprake mag zijn van visueel waarneembare stofverspreiding kunnen bij handhaving problemen opleveren. Daarom is het nodig om dit uitgangspunt per situatie te vertalen naar handhaafbare voorschriften.
Met de toepassing van de BBT is het haalbaar dat geen sprake is van visueel waarneembare stofverspreiding. In bijzondere omstandigheden, zoals extreme weersomstandigheden, zal het niet mogelijk zijn om hieraan te voldoen. Vaak is het uitgangspunt dan een afstand van 2 meter van de bron waar geen sprake is van visueel waarneembare stofverspreiding.
In het vooroverleg komen bedrijf en bevoegd gezag tot overeenstemming over deze situaties met de te treffen maatregelen.
Controleren van diffuse stofemissies
Monitoring van de maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kan door:
- een visuele inspectie
- een meetsysteem dat de stofconcentratie meet en het effect van de maatregelen controleert
Via onderhoud en inspectie vindt controle plaats op:
- de keuze van de techniek of handeling
- de wijze waarop de techniek of handeling plaatsvindt
- de aanvullende maatregelen
Een onderhouds- en inspectieplan bevat de aard en frequentie van onderhoud en inspectie.
Verplichting rapportage in e-MJV of PRTR
Rapportage in het kader van de EG-verordening PRTR is voor op- en overslagbedrijven niet verplicht. Wel kan het bevoegd gezag overwegen een verplichting op te nemen voor jaarlijkse rapportage van de jaarvracht.
Mogelijk levert een bedrijf met op- en overslagactiviteiten een belangrijke bijdrage aan de fijnstofconcentraties in de omgeving. Het bevoegd gezag kan dan een verplichting opnemen om de jaarvracht aan stof - en eventueel gerelateerde gegevens - jaarlijks via het elektronisch milieujaarverslag te rapporteren. Het bedrijf gebruikt voor het bepalen van de jaarvracht in dat geval de NTA 8029 Bepaling en registratie van industriële fijnstofemissies. Zo'n verplichting kan het bevoegd gezag regelen in een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift.
Indeling in stuifklassen
Bijlage IV van het Bal geeft per stof een indeling in stuifklassen. Deze lijst geeft de meest voorkomende aan:
- S1: sterk stuifgevoelig, niet bevochtigbaar
- S2: sterk stuifgevoelig, wel bevochtigbaar
- S3: licht stuifgevoelig, niet bevochtigbaar
- S4: licht stuifgevoelig, wel bevochtigbaar
- S5: nauwelijks of niet stuifgevoelig
Voorbeelden van nauwelijks stuifgevoelige stoffen (S5) zijn puin, kalksteen, lava en puingranulaat. Voorbeelden van stuifgevoelige stoffen zijn cement (S1), zand (S2, S3 of S4) en tarwemeel (S1).
Het begrip bevochtigbaarheid verschilt per branche of toepassing. Een product kan om technische redenen bevochtigbaar zijn. Toch kan het dan voorkomen dat bevochtiging niet is toegestaan binnen een branche of een bepaalde toepassing. Het bevoegd gezag maakt de afweging welke stuifklasse toepasbaar is voor die situatie: S1 of S2, S3 of S4.
Product niet ingedeeld in een stuifklasse
Mogelijk komt een product niet voor in bijlage IV van het Bal. Er bestaan methoden om de stuifklasse te bepalen, bijvoorbeeld de Lundgren-testmethode (Vertical Flow Dust Chamber) of de EPA-microwindtunnel methode. Belangrijke factoren die de stuifgevoeligheid van goederen beïnvloeden zijn de deeltjesgrootte, de vorm en het vochtgehalte van de stof.
Weersinvloed
De windsnelheid is van invloed op de stuifgevoeligheid bij verladen en bewerken in de open lucht. De lokale situatie en de windrichting zijn ook van invloed. Verladen en bewerken kan beter niet plaatsvinden als de windsnelheid hoger is dan de volgende waarden:
- klasse S1 en S2: 8 m/s
- klasse S3: 14 m/s
- klasse S4 en S5: 20 m/s
Het bevoegd gezag kan overwegen om werkzaamheden boven de windsnelheden door te laten gaan als het bedrijf aan bepaalde voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden staan bijvoorbeeld in een werkinstructie van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan geen visueel waarneembare stofverspreiding als uitgangspunt nemen.
Stuifgevoelige goederen met componenten uit klasse MVP1, sA.1 en sA.2
Stuifgevoelige goederen kunnen componenten bevatten uit de klassen MVP 1, sA.1 en sA.2. Opslag of verlading van stuifgevoelige goederen met deze componenten moet bij voorkeur verpakt plaatsvinden. Verpakking is niet altijd mogelijk. Dan is het advies dat het bedrijf de bulkgoederen behandelt als behorend tot de stuifklasse S1 (of eventueel S2).
Dit advies geldt alleen als het gehalte aan bijzondere componenten in een uit deze goederen afgescheiden fractie de volgende overschrijdt:
- componenten uit klasse MVP 1 en sA.1: 50 mg/kg droge massa
- componenten uit klasse sA.2: 500 mg/kg droge massa
Het bedrijf gebruikt in dat geval een zeef met een maximale maaswijdte van 5 mm. Het gaat hierbij om het gehalte in de fractie die door de zeef gaat.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.