Wanneer is een berekening van de kosteneffectiviteit nodig
Kosteneffectiviteit is vooral aan de orde in uitzonderlijke situaties, zoals ingrijpende bouwkundige aanpassingen binnen het bedrijf. In situaties waarbij een installatie volledig nieuw wordt gebouwd is er geen ruimte voor het instrument kosteneffectiviteit. Dit zijn de zogenaamde 'grass root'-situaties of 'green field'-situaties.
Het bedrijf maakt een berekening van de kosteneffectiviteit. Dit is verplicht als het bedrijf een verzoek doet voor een soepelere emissiegrenswaarde voor emissies naar de lucht dat volgt uit BBT (beste beschikbare technieken Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)). Dit volgt uit artikel 9.7 van de Omgevingsregeling. Ook is het verplicht bij het beoordelen van maatregelen in het kader van de minimalisatieplicht voor Zeer Zorgwekkende Stoffen Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (ZZS). Dit volgt uit artikel 5.24 lid 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal).
Daarnaast kunnen er andere situaties zijn waarin het bevoegd gezag de kosten van een maatregel meeweegt, zoals:
Berekening niet nodig
Een berekening van de kosteneffectiviteit is niet nodig in de volgende situaties:
- Bij een BBT-conclusie die geldt voor een IPPC-installatie: het uitgangspunt is dat de BBT-conclusies kosteneffectief zijn als de beschrijving van de BREF en de hieraan gekoppelde BBT-conclusies nog actueel zijn. Het bevoegd gezag toetst in die gevallen de maatregelen niet opnieuw aan criteria voor de kosteneffectiviteit. Het bedrijf kan eventueel wel een berekening van de kosteneffectiviteit aanleveren. Dit kan als het bevoegd gezag voor een bedrijf bepaalt dat BBT onderin de BAT-AEL range ligt (scherpe kant dus) en het bedrijf het hier niet mee eens is. Zie voorbeeld in het kader hieronder.
- Activiteiten waarvoor voorschriften uit hoofdstuk 4 of 5 van het Bal gelden. Voor de doelvoorschriften in het Bal, en de bijbehorende erkende en verplichte maatregelen, geldt dat de kosteneffectiviteit al is gewogen bij het opstellen van het Bal.
Voorbeeld kosteneffectiviteitsberekening bij bepalen BBT binnen de BAT-AEL range
Een procesfornuis heeft een NOx-emissie die valt binnen de BBT-range. In het kader van het Schone Lucht Akkoord (SLA) wil het bevoegd gezag toch een emissie-eis voorschrijven aan de onderkant van de BAT-AEL range. Het bedrijf kan de eis van 50 mg/Nm3 realiseren met een katalysator (SCR).
Het bedrijf wil meewerken aan het SLA, maar wil vanwege de kosten geen SCR plaatsen. Het bedrijf stelt voor om in plaats daarvan de bestaande branders te vervangen door een nieuw type low NOx brander. Hiermee kan het procesfornuis een emissieniveau van 60 mg/Nm3 halen. Beide technieken zijn BBT. Een kosteneffectiviteitsberekening kan dan helpen om een besluit te nemen. In de tabel hieronder zijn de kosten aangeven.
Beide technieken liggen binnen de kosteneffectiviteitsrange van 5 – 20 euro per kg. Omdat het in het afwegingsgebied valt, kan het bevoegd gezag andere criteria meewegen. Zo is het verschil in emissiereductie afgezet tegen de meerkosten tussen beide technieken veel hoger. De kosteneffectiviteit van de laatste 5 ton emissiereductie ligt dan ver buiten de kosteneffectiviteitsrange. Deze kosteneffectiviteitsberekening kan helpen om een zinvolle keuze te maken voor de toe te passen techniek. Wel is kosteneffectiviteit maar 1 van de aspecten die het bevoegd gezag meeneemt in zijn afweging. Zo geeft de Richtlijn industriële emissie en veehouderijen (Rie) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) bijvoorbeeld de voorkeur aan het voorkomen van emissies boven de toepassing van emissiereductietechnieken.
Situatie: procesfornuis
- Thermisch vermogen: 50 MWth
- NOx-concentratie: 150 mg/Nm3
- NOx-emissie: 75 ton/jaar
- BBT-range: 50-150 mg/Nm3
- BBT-technieken: LowNOx-branders en/of SCR
Kosten LowNOx- branders en SCR
BBT Techniek |
SCR |
LowNOx-brander |
Verschil SCR LowNOx
|
Investering |
€4.000.000 |
€3.000.000 |
- |
Investeringskosten |
€650.000/jaar |
€488.000/jaar |
- |
Variabele kosten |
€150.000/jaar |
€12.000/jaar |
- |
Totale kosten |
€800.000/jaar |
€500.000/jaar |
€300.000/jaar |
Gereinigde concentratie |
50 mg/Nm3 |
60 mg/Nm3 |
- |
Emissie |
25 ton/jaar |
30 ton/jaar |
- |
Emissiereductie |
50 ton/jaar |
45 ton/jaar |
5 ton/jaar |
Kosteneffectiviteit |
€16/kg |
€11/kg |
€60/kg |
Besluit over maatregel nooit op basis van kosteneffectiviteit alleen
Bij het uiteindelijk vaststellen van milieumaatregelen kan kosteneffectiviteit worden gebruikt als 1 van de mee te wegen technische kenmerken. Dit in samenhang met andere elementen zoals:
- geografische ligging
- plaatselijke milieuomstandigheden
- resultaten van een integrale afweging van de milieueffecten
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om uitsluitend op basis van een toets van de kosteneffectiviteit te beslissen over het al dan niet nemen van een emissiebeperkende maatregel. Omgekeerd geldt dit ook. Het kan zijn dat het bedrijf kan aantonen dat bijvoorbeeld de technische kenmerken van een installatie toepassing van een specifieke maatregel onmogelijk maken. Het is dan niet de bedoeling het bedrijf te vragen een berekening van de kosteneffectiviteit te maken.
Beoordeling totale kosteneffectiviteit
Als het bedrijf een berekening van de kosteneffectiviteit aanlevert, dan beoordeelt het bevoegd gezag of de maatregel kosteneffectief is.
Tabel 2 van bijlage XVc van de Omgevingsregeling geeft het afwegingsgebied voor kosteneffectiviteit voor NOx, SO2, stof en VOS. Voor stoffen waarvoor geen referentiewaarden zijn afgeleid moet het bevoegd gezag op basis van de kostenberekening zelf bepalen of sprake is van buitensporig hoge kosten.
Stoffen die in de stofgroep stof of VOS vallen kunnen een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS) zijn. De gezondheids- en milieueffecten van deze stoffen zijn veel groter dan van stoffen die geen ZZS zijn. Om die reden kunnen de referentiewaarden die bij de stofgroep stof en VOS horen niet gebruikt worden voor ZZS. Voor ZZS zijn indicatieve referentiewaarden afgeleid. Deze referentiewaarden kan het bevoegd gezag als richtlijn gebruiken bij het beoordelen van de kosteneffectiviteit van ZZS.
Kosteneffectiviteitswaarde hoger dan bovengrens afwegingsgebied
Is de kosteneffectiviteitswaarde hoger dan de bovengrens dan is een maatregel niet kosteneffectief. In beginsel is de maatregel te duur, maar het is afhankelijk van criteria of het bedrijf de maatregel moet uitvoeren. Deze andere criteria zijn geografische ligging, plaatselijke milieuomstandigheden of de technische kenmerken van de betrokken installatie.
Kosteneffectiviteitswaarde in afwegingsgebied
Ligt de berekende kosteneffectiviteitswaarde in het afwegingsgebied dan is een uitspraak over kosteneffectiviteit niet zonder meer mogelijk. Het bevoegd gezag zal dan moeten afwegen, op basis van meer gegevens dan alleen de berekende kosteneffectiviteitswaarde, of een maatregel kosteneffectief is in de gegeven situatie.
Het bevoegd gezag kan dan andere criteria meewegen om te bepalen of een maatregel kosteneffectief is. Voorbeelden zijn:
- de technische levensduur van de installatie
- de mogelijke verhuisplannen van het bedrijf
- de omvang van de vracht
Kostencurves: kostenstudie DHV 2010
In een kostencurve is de kosteneffectiviteit weergegeven als functie van de concentratie van de verontreiniging in de ongereinigde afgassen (de ingangsconcentratie). Bij een hoge ingangsconcentratie werkt een emissiebeperkende maatregel meestal efficiënt. De maatregel vangt dan veel verontreiniging af, waardoor de kosteneffectiviteit gunstig is (lage waarde). Bij een lage ingangsconcentratie is het vaak kostbaar om emissie af te vangen. De kosteneffectiviteit is dan minder gunstig (hoge waarde). In 1 curve kunnen ook de effecten van verschillende maatregelen met een verschillende kostprijs of verschillende efficiëntie worden weergegeven.
Volgens deze benadering heeft het adviesbureau DHV in 2010 een aantal kostencurves opgesteld (Onderzoek kosteneffectiviteit in de NeR (pdf, 666 kB)). Op basis hiervan zijn bandbreedtes bepaald voor de toetsing van de kosteneffectiviteit van emissiebeperkende maatregelen voor NOx, SO2, VOS en stof.