Opbouw van de factsheets
De structuur van de factsheets is uniform voor alle technieken. Ook de aanduiding van de luchtverontreinigende stoffen en de eenheden zijn zoveel mogelijk gelijk gehouden. De gebruiker kan hierdoor makkelijker verschillende technieken onderling vergelijken en een afweging maken.
Inhoud
- Varianten en synoniemen
- Verwijderde stoffen
- Werkingsprincipe
- Toepasbaarheid
- Varianten techniek
- Installatie, ontwerp en onderhoud
- Milieuaspecten
- Financiële aspecten
- Informatiebronnen
Varianten en synoniemen
In de titel van de webpagina staat de naam van de specifieke techniek. Onder 'varianten en synoniemen' staan de verschillende uitvoeringsvarianten van een techniek en de gebruikelijke synoniemen voor deze varianten.
Verwijderde stoffen
Onder 'verwijderde stoffen' staan de stoffen die de techniek kan verwijderen of reduceren.
Werkingsprincipe
Hier staat op hoofdlijnen de beschrijving van de techniek. Een schema verduidelijkt het principe waarop het afvangen van de componenten berust.
Toepasbaarheid
Hier staat aangegeven voor welke toepassingen een techniek in de praktijk ingezet wordt. Dat omvat een beschrijving van:
- de stoffen die afgevangen kunnen worden met de betreffende techniek en welke varianten daarvoor ingezet worden
- de bedrijfssectoren waarin de technieken veel worden toegepast
De lijst is niet altijd uitputtend en toepassing van de techniek in andere sectoren dan genoemd is mogelijk.
Combinaties van technieken
Hier staat een beschrijving van de gebruikelijke combinaties van verschillende technieken.
Prestaties en randvoorwaarden
In tabelvorm wordt een indicatief beeld geschetst van gebruikelijke prestaties van een techniek, en de randvoorwaarden waarbinnen deze prestaties zijn behaald. Het zijn geen harde grenzen, het zijn uit de gebruikspraktijk afkomstige gegevens. In een specifieke situatie is een ander prestatieniveau mogelijk.
De opgegeven data zijn verkregen onder verschillende condities, bij verschillende bedrijven en processen. De opgegeven waarden zijn dus indicatief en voor alle parameters als bandbreedte opgegeven. De beste prestaties zijn te verwachten bij processen waarbij de omstandigheden optimaal zijn. De bovenkant van de bandbreedte is bedoeld voor processen waarbij reiniging technisch moeilijker is. De opgegeven meetwaarden zijn halfuurgemiddelden, tenzij anders aangegeven.
Waar bekend zijn de mediaan en de 10- en 90-percentielwaarde aangegeven. Deze zijn berekend aan de hand van de tabellen 25 - 76 in BVT 2016 (Beste verfügbare Techniken). De mediaan en percentielwaarde zijn statistische begrippen. De mediaan (P50) geeft de meest voorkomende waarde aan, en is daarmee kenmerkend voor de techniek. P10 is de waarde waarbij 10 % van de getallen (eindconcentratie in dit geval) lager is, en dus 90 % hoger is. P10 is daarmee een maat voor wat maximaal met de techniek kan worden bereikt. P90 geeft aan wat minimaal met de techniek kan worden bereikt.
Varianten techniek
Diverse technieken kennen in de praktijk veel verschillende uitvoeringsvarianten. Deze varianten zijn dan in de factsheet beschreven. Er is geen aparte factsheet van een variant. De beschrijving bestaat uit een toelichting op de werking van de diverse uitvoeringsvarianten van een techniek en dan vooral de specifieke eigenschappen van die variant.
Installatie, ontwerp en onderhoud
Hier staan kwalitatieve criteria voor de installatie, het ontwerp en het onderhoud van de techniek. Deze geven duidelijkheid binnen welke begrenzingen een techniek ingezet kan worden.
Monitoring
Hier staat beschreven hoe de monitoring van de techniek kan plaatsvinden.
Milieuaspecten
Het plaatsen van een nageschakelde techniek kan het resultaat zijn van een strategie om
emissies van stoffen naar de lucht te beperken. In dit besluitvormingsproces moeten meerdere (milieu)afwegingen worden gemaakt. Het voordeel voor de luchtkwaliteit van emissiereductie moet afgezet worden tegen de nadelen voor andere milieuaspecten en de bedrijfsvoering. Onder 'milieuaspecten' staan de voor- en nadelen genoemd die verbonden zijn aan het gebruik van een techniek.
Ook wordt ingegaan op de afwenteleffecten (‘cross media effects’). Denk daarbij bijvoorbeeld aan het gebruik van grondstoffen, waterverbruik, elektriciteit, uitstoot van CO2 en/of NOx en afvalproductie. Het doel is een overzicht te geven van mogelijkheden. Niet al deze effecten hoeven op te treden in een specifieke situatie.
Financiële aspecten
De genoemde ranges geven een indicatie van de kosten. Daarbij komen de volgende
onderwerpen aan bod:
- investeringen (in geval van nieuwbouw; geen retrofit)
- operationele kosten (personeel, energie/elektriciteit, water, stoom, perslucht, hulpstoffen, verzekering en afvalverwerkingskosten)
In de factsheets worden alle operationele kosten samengevat onder het kopje ‘operationele kosten’. In sommige gevallen wordt ook specifieker aangegeven wat de kosten zijn voor bijvoorbeeld personeel, materiaal of energie. Deze kosten maken onderdeel uit van de operationele kosten. Ze moeten daar dus niet bij opgeteld worden bij gebruik van de cijfers als kentallen bij een schatting van de kosteneffectiviteit. - materiaal, voor zover er hulpstoffen worden verbruikt, of materiaal in het apparaat regelmatig moet worden vervangen
- baten, als teruggewonnen product nuttig kan worden gebruikt of energie wordt bespaard
- kostenbepalende parameters
- energieverbruik van bijvoorbeeld elektriciteit en aardgas
Informatiebronnen
Hier worden de belangrijkste referentiedocumenten, leveranciers en het bevoegd gezag
genoemd die zijn gebruikt om de bestaande informatie te toetsen. In dit onderzoek worden 3 primaire bronnen ingezet:
- de vorige versie van deze factsheets (2009)
- nieuwe literatuurgegevens die na 2009 zijn verschenen, zoals de BREF WGC D1 2019
- enquêtes en interviews met leveranciers van nageschakelde technieken