Toetsen luchtkwaliteit bij significante blootstelling
Het bevoegd gezag toetst en monitort de luchtkwaliteit op plaatsen waar representatieve blootstelling is. Alleen als de blootstelling voldoende lang of 'significant' is, moet het bevoegd gezag de omgevingswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) toetsen. Die omgevingswaarden zijn er om de gezondheid van mensen te beschermen op plaatsen waar zij verblijven. Dit uitgangspunt heet ook wel het blootstellingscriterium.
Inhoud deze pagina
- Toetsen bij significante blootstelling
- Significant ten opzichte van de middelingstijd van de omgevingswaarde
- Voorbeelden van locaties met significante blootstelling
- Achtergrondinformatie en toelichting regelingen
Toetsen bij significante blootstelling
Het bevoegd gezag toetst en monitort de luchtkwaliteit op plaatsen waar representatieve blootstelling is. Dit betekent dat de blootstelling representatief is voor de plaats en de gemiddelde tijdsduur waarop iemand wordt blootgesteld. Het bevoegd gezag beoordeelt de luchtkwaliteit alleen op plaatsen waar de blootstellingsduur voldoende lang of 'significant' is.
Bij blootstellingsduur gaat om gemiddelde verblijftijden van personen op een plek. Daarin is geen onderscheid naar hooggevoelige groepen zoals kinderen, zieken of ouderen of het type verblijf.
Het bevoegd gezag toetst niet als de blootstellingsduur kort is vergeleken met de middelingstijd van de omgevingswaarde. Dan is er geen significante blootstelling.
Uitleg middelingstijd
De middelingstijd kan verschillen per omgevingswaarde. Er zijn jaargemiddelde, daggemiddelde en uurgemiddelde omgevingswaarden.
De middelingstijd daarbij is respectievelijk een jaar, dag en een uur. De middelingstijd is de periode waarover de norm gemiddeld wordt. Voor NO2 geldt bijvoorbeeld een omgevingswaarde van 40 microgram/m3, gemiddeld over een jaar. Op een fietspad is de gemiddelde verblijftijd kort vergeleken met een jaar. Er is dan geen significante blootstelling. U hoeft de verblijftijd op het fietspad dus niet te toetsen aan de jaargemiddelde omgevingswaarde voor NO2.
Blootstellingscriterium
Het toetsen bij significante blootstelling heet ook wel het blootstellingscriterium. Dit uitgangspunt staat op verschillende plekken in de Omgevingsregeling. Bijvoorbeeld in artikel 8.11 (toetsing van wegen) en artikel 8.17 (toetsen van milieubelastende activiteiten). Ook de monitoring van de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit vindt plaats op locaties met een representatieve blootstelling.
Significant ten opzichte van de middelingstijd van de omgevingswaarde
Het bevoegd gezag beoordeelt of een locatie een significante verblijftijd kent. Het gaat om de verblijfsduur die in het algemeen verbonden is aan bepaalde functies, zoals een sportpark of een school. De gemiddelde verblijftijd wordt daarbij vergeleken met de middelingstijd van een jaar, een dag, of heel soms met een uur: is de verblijftijd significant ten opzichte van deze middelingstijd?
Voorbeeld
De gemiddelde verblijftijd van een wandelaar op een wandelpad is maar enkele minuten. Dit is vergeleken met een dag (24 uur) maar heel weinig. De verblijftijd op een wandelpad is daarom niet significant ten opzichte van deze middelingstijd.
De middelingstijd hangt af van de omgevingswaarde waarvoor een toets nodig is. Per stof kunnen meerdere omgevingswaarden gelden, met verschillende middelingstijden. In de praktijk is per stof vaak maar 1 omgevingswaarde en dus 1 middelingstijd relevant. Deze omgevingswaarde bepaalt daarom de te gebruiken middelingstijd om de stof te toetsen.
Uitgaande van de rijksomgevingswaarden zijn de volgende normen bepalend voor de toetsing:
- Stikstofdioxide (NO2): jaargemiddelde norm is bepalend (en zeer uitzonderlijk: uurnorm). De middelingstijd voor NO2 is daarom vrijwel altijd een jaar.
- Fijnstof (PM10): daggemiddelde norm is strenger dan de jaargemiddelde norm. De doorslaggevende middelingstijd voor PM10 is daarom een dag.
Hoe langer iemand op een locatie verblijft, hoe sneller de blootstelling significant is ten opzichte van een jaar (zoals bij woningen en scholen). Uiteraard is op deze locaties de blootstelling dan ook significant ten opzichte van een dag.
Andersom geldt dat niet. Op een camping is de blootstelling wel significant ten opzichte van een dag. Maar het is niet significant ten opzichte van een jaar. Dit betekent dat het bevoegd gezag de omgevingswaarde voor fijnstof op meer plekken moet beoordelen dan de omgevingswaarde voor NO2, bij toepassing van het blootstellingscriterium. Er kunnen ook andere redenen zijn waarom beoordeling van de luchtkwaliteit niet nodig is.
Stikstofdioxide: significant ten opzichte van een jaar of uur
Voor NO2 wordt de jaargemiddelde omgevingswaarde soms overschreden. Daarom beoordeelt het bevoegd gezag of de verblijfsduur op een locatie significant is ten opzichte van een jaar. Tenzij het om een andere reden niet nodig is die plek te beoordelen.
Voor NO2 bestaat ook een uurgemiddelde omgevingswaarde. Maar die wordt alleen in zeer uitzonderlijke situaties overschreden. Bijvoorbeeld bij een ongunstig gelegen tunnelmond of mogelijk bij een grote industriële (stook)installatie. Bij zulke grote puntbronnen moet het bevoegd gezag nagaan of de uurgemiddelde omgevingswaarde overschreden kan worden. Zo ja, dan beoordeelt het bevoegd gezag wat de bijbehorende toetspunten zijn. Daar is de blootstelling significant ten opzichte van een uur.
In de praktijk past het bevoegd gezag niet of nauwelijks het blootstellingscriterium toe. Dit vanwege de uurgemiddelde omgevingswaarde van NO2. Maar dus wel vanwege de jaargemiddelde omgevingswaarde.
Fijnstof (PM10): significant ten opzichte van een dag én een jaar
Is de gemiddelde verblijftijd op een locatie significant ten opzichte van een dag en een jaar? Dan moet het bevoegd gezag daar de luchtkwaliteit toetsen en monitoren voor fijnstof (PM10). Tenzij het om een andere reden niet nodig is die plek te beoordelen.
Toelichting
Voor fijnstof is de daggemiddelde norm in de praktijk kritischer dan de jaargemiddelde norm. Want bij een jaargemiddelde concentratie PM10 van 32,5 μg/m3 en hoger vindt overschrijding van de dagnorm (24-uurgemiddelde) plaats. Voor fijnstof is daarom de een middelingstijd van een dag bepalend. Dit betekent automatisch dat fijnstof ook getoetst wordt op locaties waar de blootstelling significant is ten opzichte van een jaar. Want daar is de verblijftijd per definitie ook significant ten opzichte van een dag.
Voorbeelden van locaties met significante blootstelling
Het bevoegd gezag beoordeelt of een locatie een significante verblijftijd kent. De onderstaande voorbeelden kunnen het bevoegd gezag helpen de afweging te maken.
Voorbeelden significant ten opzichte van een jaar
Plekken waar mensen het hele of een groot deel van jaar regelmatig verblijven hebben een significante verblijftijd ten opzichte van een jaar. Hierbij kan gedacht worden aan:
- woningen, andere voor wonen bestemde gebouwen, woonboten
- kinderopvang
- basisscholen en scholen voor middelbaar en hoger onderwijs
- verzorgings- en bejaardentehuizen
- revalidatie-instellingen
- gebouwen waar personen langdurig verblijven (met uitzondering van werkplekken of kantoorgebouwen). Denk bijvoorbeeld aan gevangenissen en asielzoekerscentra.
Voorbeelden significant ten opzichte van een dag
Plekken waar mensen het hele of groot deel van een jaar regelmatig verblijven, hebben een significante verblijftijd ten opzichte van een jaar:
- tuinen bij woningen en bij andere voor wonen bestemde gebouwen
- recreatiewoningen en campings
- sport- en recreatieterreinen zoals buitenzwembaden, speelplaatsen, speelweiden en speeltuinen, parken en pretparken
- havens voor recreatievaartuigen
- badinrichtingen in oppervlaktewater
Toelichting bij tuinen
De voortuin heeft in het algemeen geen verblijfsfunctie. Is de weg de belangrijkste bron van verontreiniging? Dan kan men volstaan door de luchtkwaliteit bij de gevel van een woning te toetsen. Wordt bij de gevel aan de norm voldaan? Dan voldoet de achtertuin over het algemeen aan de normen van de toets. Want de woning heeft een afschermende werking.
Ligt er een puntbron aan de achtertuin, bijvoorbeeld in het buitengebied? Dan is de grens van de tuin soms onduidelijk. Bijvoorbeeld omdat die overloopt in een erf van een inrichting, boomgaard of weiland. Dan wordt aangeraden om de gevel van de woning die het dichtst bij de bron ligt als representatief punt te beschouwen. Dit voor de tuin en de woning samen. De woning staat namelijk centraal binnen het perceel en het verblijf ligt ook gemiddeld vlakbij de gevel van de woning.
Voorbeelden significant ten opzichte van een uur
Op deze locaties hoeft de luchtkwaliteit vrijwel nooit getoetst te worden. Bij hoge uitzondering moet het bevoegd gezag op zo'n plek de uurgemiddelde omgevingswaarde voor NO2 toetsen. Het gaat daarbij om:
- stations en haltes voor openbaar vervoer
- parkeerterreinen
- rustplaatsen langs de snelweg en andere weggebonden activiteiten (tanken, pech onderweg)
- winkels en andere daarmee vergelijkbare commerciële activiteiten
- de berm bij wegen
- langs en op het water (tenzij het om een zwemgelegenheid gaat)
- vaarwegen en (zee)havens
Achtergrondinformatie en toelichting regelingen
Meer achtergrondinformatie en de genoemde voorbeelden vindt u in de:
- toelichting bij de voormalige regeling Beoordeling luchtkwaliteit (pdf, 1.3 MB) die het blootstellingscriterium introduceerde in 2008
- toelichting bij de Omgevingsregeling (beperkte informatie)
Zie voor de bredere context de pagina Plekken waar de luchtkwaliteit wordt beoordeeld.