6.3.7 Speciale situaties
Bij de keuze van de invoer is aangegeven hoe standaardsituaties met het NNM doorgerekend kunnen worden. Op deze pagina's wordt toegelicht hoe omgegaan kan worden met enkele lastige en minder voorkomende situaties.
Niet in alle gevallen is er sprake van een 'normale' schoorsteen die recht omhoog wijst en waaruit de pluim ongehinderd kan worden geëmitteerd.
Er komen ook situaties voor waarbij er een korte kap met versmalde opening voor of over de schoorsteenmond is geplaatst.
Het komt voor dat brede emissie-openingen is opgegeven. Bijvoorbeeld wanneer men een koeltoren doorrekent of lekkages uit ronde opslagtanks.
Als twee schoorstenen bij elkaar in de buurt staan, kan dit tot bijzondere situaties leiden. De pluimen kunnen elkaar beïnvloeden vanaf het moment van emissie. Enkele tips om daarmee om te gaan.
Het modelleren van de pluimstijging bij koeltorens. Bij een koeltoren kan de pluimstijging op een drietal aspecten afwijken van een 'normale' schoorsteen.
In enkele bijzondere situaties kiest men beter voor een oppervlaktebron in plaats van te kiezen voor veel afzonderlijke bronnen met weinig pluimstijging.
Een gebouw zal het pluimgedrag op twee manieren beïnvloeden: door het gebouweffect en door extra dispersie door extra turbulentie rond het gebouw.