6.5 Toelichting bijzondere situaties pluimstijging
Dit is een toelichting over hoe pluimstijging in bijzondere situaties werkt.
De pluimstijging wordt vooral beïnvloed door het verschil in temperatuur van de pluim en de omgevingslucht. Doordat de dichtheid van een warme pluim lager is dan die van de koudere omgevingslucht, heeft de pluim stijgvermogen (Engels: buoyancy).
Bij ‘Keuze invoer’ is aangegeven, dat als gevolg van het al dan niet rekening houden met gebouwinvloed, het verschil in resultaten tot een factor 2 kan verschillen.
Het Nieuw Nationaal Model (NNM) rekent alleen met pluimen, die lichter zijn dan lucht (of even zwaar) en die niet uitzakken. Het NNM kan niet gebruikt worden voor emissies van grof stof.
Ook afgassen die verzadigd zijn met waterdamp (‘natte pluimen’) kunnen als een normaal afgas doorgerekend worden.
Een rookpluim is zelden zwaarder dan 'normaal'. Alleen in het geval er sprake is verdampende koude vloeistoffen of sterk onderkoelde gassen zal hiermee rekening gehouden moeten worden.