9.3.5 Hoe bepaal ik de warmte-inhoud?
De warmte-inhoud is ook afhankelijk van de omgevingstemperatuur op de meetdag. Wat bepalend is bij de berekening van de warmte-inhoud is het temperatuurverschil tussen pluim en buitenlucht.
In het Nieuw Nationaal Model (NNM) neemt (voor een langetermijnberekening) een standaard buitentemperatuur van 12°C aan. Voor kortetermijnberekeningen rekent u met het temperatuurverschil tussen de pluim en de actuele omgevingstemperatuur. De warmte-emissie wordt berekend met de formule in paragraaf 6.3.4 waarbij Ta de actuele omgevingstemperatuur is.
Zelf berekenen
Gebruikt u het NNM zelf om warmte-emissie te berekenen met een opgegeven debiet en rookgastemperatuur? Bedenk dan dat het rekenmodel misschien de jaargemiddelde omgevingstemperatuur gebruikt uit het rekenmodel. Verschillende implementaties kunnen hier verschillend mee omgaan. Raadpleeg de informatie van uw rekenmodel. Is dit inderdaad het geval? Corrigeer dan voor het verschil tussen de jaargemiddelde temperatuur van 12°C en de omgevingstemperatuur op de meetdag.
Rekenvoorbeeld
Is bijvoorbeeld de afgassentemperatuur gelijk aan 20°C en de buitenluchttemperatuur is +20°C? Voer dan als warmte-emissie 0 (nul) in. Geeft u niet de warmte-emissie zelf op, maar de emissietemperatuur en debiet? Voer dan als afgassentemperatuur 12°C in het model in. Daarmee berekent het model de warmte-inhoud op 0 MW. Is de afgassentemperatuur 30°C en de buitenluchttemperatuur is +20°C (het temperatuurverschil is 10°C)? Voer dan als afgassentemperatuur 22°C in. Voor het afgassendebiet wordt in alle gevallen de actuele waarde ingevoerd.