3.4.3 Geur
Waarden voor geur hebben als doel de geurhinder te beperken. En de berekende geurimmissie heeft een relatie met de te verwachten geurhinder. Als de maximaal toegestane geurimmissie ook is gebaseerd op verspreidingsberekeningen, kan het nodig zijn deze waarde aan te passen wanneer men met een ander model toetst. Er verandert in principe niets aan de toegestane hinder.
Op deze pagina staan voorbeelden van methoden om tot waarden voor geur te komen en is nagegaan wat de consequenties zijn bij toetsing met het Nieuw Nationaal Model (NNM).
Consequenties van het NNM voor waarden geur
De consequenties van gebruik van het NNM voor bestaande waarden voor geur zijn afhankelijk van de wijze van tot stand komen van de waarden. Enkele voorbeelden:
Maximaal toegestane immissie gebaseerd op een dosis – effect relatie
Een waarde voor geur kan zijn afgeleid door de relatie te leggen tussen de dosis (de immissie bepaald met verspreidingsberekeningen) en het effect (bijvoorbeeld de hinder gemeten door middel van een hinderenquête). In deze situaties is de waarde dus mede afhankelijk van het gebruikte verspreidingsmodel, waarmee immers de dosis is berekend. Bij gebruik van een ander model, moet worden onderzocht of de dosis – effect relatie hierdoor verandert, met andere woorden of de contouren even groot blijven. Als de dosis-effectrelatie verandert, verandert ook de waarde. Bij grote verschillen tussen de vormen van de contouren, kan afhankelijk van de situatie naar het gemiddelde concentratieverschil worden gekeken of naar de verschillen bij de meest relevante gevoelige objecten.
Wanneer de norm is vertaald van een dosis – effect relatie naar een afstand - effect relatie, en dus weergegeven als afstand, dan is aanpassing van de norm niet nodig[1].
Maximaal toegestane immissie gebaseerd op hedonische waarden
Een hedonische waarde geeft de mate van (on)aangenaamheid van de geur aan. Op basis van de hedonische waarde kunnen waarden voor de geur worden afgeleid. Een waarde gebaseerd op hedonische waarden is onafhankelijk van een verspreidingsmodel tot stand gekomen. Voor van hedonische waarden afgeleide waarden hoeft dan ook geen correctiefactor te worden bepaald om bij gebruik van een ander verspreidingsmodel toepasselijk te zijn.
Maximaal toegestane emissie
In sommige regelingen en vergunningen is een emissie-eis (maximaal toegestane emissie) opgenomen. Emissie-eisen hoeven in principe niet te worden aangepast. Wanneer de toegestane emissie expliciet is gebaseerd op een immissiedoelstelling kan aanpassing van de emissie-eis toch nodig zijn.
Middelvoorschrift
Soms is een middelvoorschrift gesteld, dat wil zeggen dat een pakket van maatregelen (een omschrijving van de werkwijze, inclusief procesgeïntegreerde en nageschakelde maatregelen) als norm geldt. Wanneer de maatregelen zijn gebaseerd op een immissiedoelstelling, is van belang hoe die immissiedoelstelling tot stand is gekomen. Wanneer de maatregelen uitsluitend zijn gebaseerd op de geldende Stand der Techniek en hier een immissiedoelstelling van is afgeleid, heeft het gebruik van het model in principe geen consequenties voor de maatregelen die nodig zijn maar kan het wel nodig zijn de immissiedoelstelling aan te passen.
Afstandsgrafieken (nomogrammen) en afstandstabellen
Afstandsgrafieken en –tabellen geven als waarde een minimaal aan te houden afstand tussen bron en receptor. Wanneer de waarde is gebaseerd op een afstand – effectrelatie, dus op de relatie tussen afstand en de uitkomsten van hinderenquêtes en/of klachtenanalyse, is de waarde niet afhankelijk van een verspreidingsmodel. Gebruik van het NNM is dan geen reden voor aanpassing van de waarde. Wanneer de waarde is gebaseerd op een immissiedoelstelling, is van belang hoe die immissiedoelstelling tot stand is gekomen.
[1] Dit geldt bijvoorbeeld voor het veehouderijonderzoek, waarin zowel de afstanden als de hinderpercentages zijn gebaseerd op hetzelfde (Lange Termijn Frequentie Distributie-)model.