Instructieregels geur door landbouwactiviteiten
Om overlast van geur door landbouwactiviteiten te voorkomen, staan er instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). De instructieregels geven de minimumafstand aan tussen een geurbron en geurgevoelige gebouwen, zoals woningen.
Geurgevoelige gebouwen
Het Bkl geeft aan welke gebouwen als geurgevoelig worden beschouwd. De gemeente kan extra objecten als geurgevoelig aanwijzen. Meer informatie is te vinden op de pagina Beschermen gebouwen en locaties tegen geur.
Minimumafstanden tot geurgevoelige gebouwen
Voor de opslag van diverse landbouwproducten gelden minimumafstanden tot geurgevoelige gebouwen. De gemeente kan hier in het omgevingsplan van afwijken en indien nodig aanvullende gebruiksregels opnemen. Ook zijn er uitzonderingen voor bestaande situaties. Informatie hierover vindt u onderaan deze pagina.
Eerst volgt een overzicht van de wettelijk minimumafstanden.
Vaste mest, champost en dikke fractie
De opslag van vaste mest met een totaal volume van maximaal 600 m3 en de opslag van champost en dikke fractie liggen in ieder geval op:
- 100 meter van een geurgevoelig gebouw dat binnen de bebouwingscontour ligt.
- 50 meter van een geurgevoelig gebouw dat buiten de bebouwingscontour ligt.
Dit staat in artikel 5.120 van het Bkl.
Gebruikt substraatmateriaal (plantaardig)
De opslagplaats van gebruikt substraatmateriaal ligt in ieder geval op:
- 100 meter van een geurgevoelig gebouw dat binnen de bebouwingscontour ligt.
- 50 meter van een geurgevoelig gebouw dat buiten de bebouwingscontour ligt.
De instructieregels staan in artikel 5.121 van het Bkl. Het gaat hier om substraatmateriaal van plantaardige oorsprong.
Kuilvoer en vaste bijvoedermiddelen
De opslagplaats van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen ligt in ieder geval op:
- 50 meter van een geurgevoelig gebouw als de opslag niet afgedekt is.
- 25 meter van een geurgevoelig gebouw als de opslag afgedekt is.
De instructieregels staan in artikel 5.122 van het Bkl. Deze afstandseisen gelden niet voor in plastic folie verpakte veevoederbalen.
Drijfmest, digestaat of dunne fractie in een mestbassin
Voor opslag in een mestbassin is de minimumafstand afhankelijk van de omvang van de opslag. Ook is bepalend of een geurgevoelig gebouw een functionele binding heeft met een nabij dierenverblijf. De minimumafstand mag kleiner zijn als het gaat om geurgevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met een dierenbedrijf. Een voorbeeld hiervan is een bedrijfswoning van een varkenshouderij in de directe omgeving.
Voor geurgevoelig gebouwen zonder een functionele binding met een dierenverblijf in de directe omgeving geldt ten minste een afstand van:
- 50 meter voor opslagen met een gezamenlijke oppervlakte minder dan 350 m2.
- 100 meter voor opslagen met een gezamenlijke oppervlakte van 350 m2 tot en met 750 m2.
Voor geurgevoelig gebouwen met een functionele binding met een dierenverblijf in de directe omgeving geldt ten minste een afstand van:
- 25 meter voor opslagen met een gezamenlijke oppervlakte minder dan 350 m2.
- 50 meter voor opslagen met een gezamenlijke oppervlakte van 350 m2 tot en met 750 m2.
Let op: bij een gezamenlijk oppervlak groter dan 750 m2 gelden de instructieregels niet. De instructieregels gelden ook niet als het gezamenlijke volume meer dan 2.500 m3 is. In dat geval bepaalt de gemeente zelf welke regels ze opneemt in het omgevingsplan voor deze grote opslagen. Die regels kunnen gelijk zijn aan de instructieregel, maar bijvoorbeeld ook andere afstanden bevatten. Of iets heel anders, dat past binnen het eigen gemeentelijk beleid.
De instructieregels staan in artikel 5.123 van het Bkl.
Berekenen gezamenlijke oppervlakte
Voor het berekenen van het gezamenlijke oppervlak en het gezamenlijke volume tellen de inhoud en het oppervlak van mestkelders niet mee. Ook de inhoud en het oppervlak van ondergrondse mestbassins met een vloer als afdekking tellen niet mee. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondergrondse mestbassins onder een werktuigenberging, opslagplaats, erf of een (voormalig) dierenverblijf.
Het biologisch behandelen van mest voor of na het vergisten bij een mestvergistingsinstallatie
De bakken waarin de mest voor of na het vergisten behandeld wordt met enzymen of micro-organismen liggen in ieder geval op:
- 100 meter van een geurgevoelig gebouw dat binnen de bebouwingscontour ligt.
- 50 meter van een geurgevoelig gebouw dat buiten de bebouwingscontour ligt.
De instructieregels staan in artikel 5.124 van het Bkl.
Let op: deze instructieregels gelden alleen voor het biologisch behandelen van dierlijke meststoffen in bakken voor of na het vergisten bij een vergistingsinstallatie met een capaciteit van maximaal 25.000 m3 dierlijke meststoffen per jaar (zoals bedoeld in artikel 4.864 van het Besluit activiteiten leefomgeving).
Composteren of opslaan groenafval
De composteringshoop of opslagplaats van groenafval ligt in ieder geval op:
- 100 meter van een geurgevoelig gebouw dat binnen de bebouwingscontour ligt.
- 50 meter van een geurgevoelig gebouw dat buiten de bebouwingscontour ligt.
De instructieregels staan in artikel 5.125 van het Bkl.
Flexibiliteit bij vaststellen afstandseisen
De gemeente mag afwijken van de minimumafstanden. Men kan bijvoorbeeld kiezen voor een grotere afstand tussen geurgevoelige gebouwen en de geurbron. Dit volgt uit de formulering van de instructieregels. Hierin staat dat 'ten minste' voldaan moet worden aan de minimumafstand.
Daarnaast is er een extra artikel, de flexibiliteitsbepaling, dat toestaat om kortere afstanden in het omgevingsplan op te nemen. De gemeente moet deze kortere afstanden wel goed motiveren, omdat het een afwijking van de instructieregel is.
Gebruiksregels aanvullend op afstandseisen
Het bevoegd gezag kan aanvullend op de afstandseisen ook gebruiksregels opnemen in het omgevingsplan. Deze regels kunnen bijvoorbeeld gaan over:
- de plaats van de opslag
- het afdekken van de opslag
- de frequentie van de aan- en afvoer
- de ligging en hoogte van het emissiepunt bij opslag in een afgesloten ruimte
Korte afstanden voor bestaande situaties
De hierboven genoemde minimumafstanden gelden niet voor bestaande opslagplaatsen van vóór 1 januari 2013. Voorwaarde is wel dat die kortere afstand voldeed aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Of eerder vergund was én het verplaatsen van de opslagplaats redelijkerwijs niet mogelijk is. Voor die situaties geldt de afstand die op 1 januari 2013 was toegelaten. Om geurhinder te voorkomen of te beperken zal de agrariër wel maatregelen moeten treffen.
Het meten van de afstand tot de geurbron
U meet de afstand vanaf het dichtstbijzijnde punt van de opslagplaats tot de dichtstbijzijnde gevel van het geurgevoelig gebouw. Voor een mestbassin is dit de buitenzijde van het mestbassin (de rand van het mestbassin). Bij opslag in een afgesloten ruimte meet u vanaf het emissiepunt. Dat is het punt, waar de geur de ruimte kan verlaten. Dit is bijvoorbeeld een ventilatieopening of een deur die regelmatig open staat.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.