Minimoederdieren
Minimoederdieren van vleeskuikens, hebben eigenschappen die meer overeenkomen met leghennen dan met moederdieren van gangbare vleeskuikens. Het bevoegd gezag kan daarom met maatwerk afwijken van de emissiefactoren voor vleeskuikenouderdieren.
Minimoederdieren zijn hennen die worden gehouden voor de productie van broedeieren voor vleeskuikens die trager groeien dan gangbare vleeskuikens. Deze hennen zijn lichter en hebben minder onderhoudsvoer nodig dan de moederdieren van gangbare vleeskuikens (de hanen hebben wel vergelijkbare gewichten). Minimoederdieren kunnen daarom gehouden worden in stalsystemen voor leghennen. Daarbij kunnen voor ammoniak, geur en fijnstof de emissiefactoren voor leghennen worden toegepast.
Afwijken met maatwerk
Omdat het houden van minimoederdieren niet zo vaak voorkomt, is er in de Omgevingsregeling geen uitzondering voor opgenomen. Het bevoegd gezag kan met maatwerk afwijken van de emissiefactoren voor vleeskuikenouderdieren.
Hieronder vindt u informatie die voor de onderbouwing kan worden gebruikt.
Ammoniak
De ammoniakemissie wordt vooral beïnvloed door de voersamenstelling en de productie van broedeieren. Bij minimoederdieren komen deze factoren meer overeen met leghennen dan met moederdieren van gangbare vleeskuikens. De verwachting is daarom dat ook de ammoniakemissie vergelijkbaar is.
Geur
De geuremissie wordt vooral beïnvloed door de voersamenstelling (grondstofkeuze). Omdat het bij minimoederdieren gaat om de productie van broedeieren, net als bij legouderdieren, is de voersamenstelling vergelijkbaar tussen beide diergroepen. Ook de voeropname (en stikstofexcretie) is vergelijkbaar. De verwachting is dat daarom ook de geuremissie vergelijkbaar is.
Fijnstof
De emissie van fijnstof wordt vooral veroorzaakt door scharrel- en stofbadgedrag van de dieren in het strooisel. Het is dus afhankelijk van de mate van activiteit van de dieren. Over het algemeen vertonen zwaardere dieren minder activiteit dan lichtere dieren. Een minimoederdier vertoont meer overeenkomsten met een leghen, dan met een moederdier van gangbare vleeskuikens. Daarom is de verwachting van deskundigen dat ook de mate van activiteit meer overeen komt. De hogere emissiefactor voor leghennen (en ouderdieren van leghennen) zal daarmee eerder in aanmerking komen voor de minimoederdieren.