Afvoersysteem van mest
In het technisch informatiedocument 'Afvoersystemen voor de varkenshouderij' en de systeembeschrijving staan de eisen voor het afvoersysteem van de mest. Een goed afvoersysteem is van belang voor een snelle afvoer van de mest naar de opvangput.
Waar de eisen voor het afvoersysteem staan
In het technisch informatiedocument 'Afvoersystemen voor de varkenshouderij' (hierna: TID afvoersystemen) en in de systeembeschrijving staan de eisen voor het afvoersysteem van de mest. Het gaat dan bijvoorbeeld om de lengte en breedte van het mestkanaal en de diameter van afvoeropeningen en -leidingen (zie tabel 2 TID afvoersystemen). Daarnaast gaat het om eisen die in het algemeen gelden voor de afvoer van drijfmest uit een stal. Een goed afvoersysteem is van belang voor een snelle afvoer van de mest naar de opvangput.
Principe
Door het openen van de afsluiter ontstaat als gevolg van de meststroming onderdruk in de afvoerleiding die onder het mestkanaal ligt. Hierdoor wordt de mest met kracht uit het kanaal gezogen (vacuümeffect). Voor een goede afvoer van de mest uit het kanaal moet de snelheid in de leiding hoog zijn en mag deze snelheid niet worden geremd of onderbroken. Verder is het belangrijk dat de mest in het kanaal gelijkmatig door de afvoeropeningen zakt. Als de mest niet gelijkmatig zakt, zal een van de afvoeropeningen eerder lucht aanzuigen dan de andere openingen. Daardoor zal de onderdruk wegvallen en zal de mest die zich nog in het kanaal bevindt, niet goed wegstromen.
Diameter afvoeropening
De diameter van de afvoeropeningen voor de mest in de mestkanalen moet groot genoeg zijn om verstopping te voorkomen (minimaal 160 mm). Ook zijn er eisen voor het aantal afvoeropeningen per kanaallengte en de afstand voor de openingen tot het begin en eind van het kanaal. Als de mestkanalen langer zijn, kan het nodig zin om afvoeropeningen van verschillende diameters toe te passen en de onderlinge afstand tussen de afvoeropeningen te variëren: op grote afstand van de afsluiter worden dan bijvoorbeeld grotere diameters toegepast en is de onderlinge afstand kleiner.
Diameter afvoerleiding
Ook de diameter van de afvoerleidingen onder het mestkanaal moet groot genoeg zijn. Bij een te kleine diameter (dunne leiding) is de stroomsnelheid in het kanaal te klein en kan de leiding verstopt raken. Bij een te grote diameter (dikke leiding) zal er nauwelijks een vacuümeffect optreden en wordt de mest niet snel genoeg afgevoerd. Dit omdat het langer duurt voordat de leiding is gevuld, zeker in relatie tot de hoeveelheid mest die moet worden afgevoerd.
Afschot van de afvoerleidingen
De afvoerleidingen moeten onder afschot liggen. Met het afschot wordt bedoeld de daling van de leidingen per strekkende meter van die leiding. Het afschot is noodzakelijk voor een goede meststroming. Het hoeft niet groot te zijn maar een negatief afschot (de mest moet dan – plaatselijk – omhoog stromen) is funest. Dit vereist zeer nauwkeurig werken en een goede garantie dat het afschot niet kan verlopen. Controle tijdens het aanbrengen van de riolering is gewenst.
Hoe langer de centrale afvoerleiding is, des te sterker ook het vacuümeffect. Bij een langere leiding mag het afschot geringer zijn.
Geen haakse hoeken in de riolering
Waar een afvoerleiding een bocht maakt of aansluit op een andere leiding (kanaalleiding op hoofdleiding) mag dat niet met een haakse hoek. De leiding moet een ruime bocht maken (straal van de bocht = 1,5 diameter van de leiding). Of de aansluiting gaat via 2 hoeken van 45°. Dit voorkomt dat de stroomsnelheid afremt en de mest gaat in de goede richting. Het is niet verplicht om de kanaalleidingen via een hoofdleiding af te laten. De kanaalleidingen mogen de mest ook rechtstreeks naar een gesloten opvangput afvoeren.
Goed afgesloten mestopvangput
Een goed gesloten opvangput is van belang om de emissie van ammoniak te beperken. De luchtlaag boven de mest in de opvangput raakt verzadigd van ammoniak. Er is dan sprake van een evenwicht: de mest neemt net zo veel ammoniak uit de luchtlaag op als dat er ammoniak uit de mest in de luchtlaag wordt gebracht. Het is dus niet zo dat in een afgesloten mestopvang continu ammoniak uit de mest blijft komen die uiteindelijk alsnog in de buitenlucht terechtkomt.
Capaciteit mestopvangput
De mestopvangput moet groot genoeg zijn om de inhoud van een mestkanaal op te vangen zonder dat het mestniveau in de opvangput de meststroom uit de kanaal- of hoofdleiding hindert. Er moet sprake zijn van vrije uitloop van kanaal- of hoofdleiding op de opvangput. Het gaat dus om de netto opvangcapaciteit: de inhoud van de opvangput beneden het niveau waar de kanaal- of hoofdleiding in de opvangput eindigt.
Ontstoppingsopening bij centrale hoofdleiding
Om een verstopte hoofdleiding te kunnen reinigen, is een goed bereikbare opening nodig in het verlengde van de hoofdleiding. Het is handig om elke hoofdleiding te voorzien van een ontstoppingsstuk. Dit heeft als voordeel dat de hoofdleiding goed te bereiken is, mocht er een verstopping optreden.
Afsluiter per kanaalleiding
Per mestkanaalleiding moet een afsluiter zijn aangebracht, zodat de verschillende mestkanalen apart kunnen worden geleegd. De afsluiter sluit de mestkanaalleiding af van de hoofdleiding of gesloten opvangput.
Geen andere aansluitingen op kanaalleiding of centrale afvoerleiding
Er mogen geen andere afvoerleidingen op de afvoerleiding van mest zijn aangesloten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een schrobputje, stortbak of wastafel. Zo’n aansluiting kan lucht aanzuigen en de vacuümwerking opheffen, waardoor de mest niet snel genoeg wegstroomt. Ook de afvoer van de overlooppijpen mag om die reden niet zijn aangesloten op de kanaal- of hoofdleiding.
Capaciteit mestkanalen
Als de mestkanalen te klein zijn, moeten ze vaak worden geleegd. Dat kost extra tijd en vergroot de kans dat het mestkanaal niet op tijd wordt geleegd. Dan stroomt er mest via overlooppijpen weg, waardoor de mest in het kanaal dikker wordt en er meer achter blijft bij het legen van het mestkanaal, wat weer extra reinigingstijd kost.