Opslaan vaste mest
Het is BBT om ammoniakemissie vanuit de opslag van vaste mest te voorkomen door het toepassen van één of meerdere van de genoemde technieken. Dit staat in BBT 14 en 15. Daarnaast moet de veehouder emissies naar bodem en water voorkomen door het toepassen van de genoemde technieken in volgorde van prioriteit.
Deze technieken zijn niet verplicht of uitputtend. Een ondernemer mag andere technieken gebruiken als deze in elk geval een gelijkwaardig niveau van milieubescherming geven.
De eisen die staan in paragraaf 4.83 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) geven invulling aan deze BBT-conclusie. Deze eisen zijn voldoende om ammoniakemissie naar de lucht en emissies naar bodem en water te voorkomen. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld bij grote mestopslag, kan het nodig zijn om nog aanvullende eisen in de omgevingsvergunning op te nemen.
Opslaan drijfmest
Het is BBT om emissie van ammoniak naar de lucht te voorkomen door het toepassen van een combinatie van de opgenomen technieken. Dit staat in BBT 16, 17 en 18. Deze BBT-conclusies gelden voor alle typen mestbassins. Lagunes zijn in Nederland niet toegestaan. Daarnaast moet de veehouder een combinatie van de genoemde technieken, of gelijkwaardig, toepassen om emissies naar bodem en water te voorkomen vanwege het verzamelen van drijfmest, het transport via leidingen of het opslaan van drijfmest.
De eisen voor het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie in een mestbassin staan in paragraaf 4.86 van het Bal. Deze geven invulling aan deze BBT-conclusie. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld bij meerdere mestbassins, kan het nodig zijn om nog aanvullende eisen in de omgevingsvergunning op te nemen.
De eis dat de opslagcapaciteit van drijfmest voldoende moet zijn om de drijfmest te bewaren tijdens perioden dat de veehouder de mest niet kan uitrijden, is geregeld in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Dit hoeft niet in de omgevingsvergunning te staan.
Verwerken van mest
Als een bedrijf mest verwerkt, dan is het BBT om één of een combinatie van de genoemde technieken te gebruiken (BBT 19). Dit om stikstof-, fosfor- en geuremissies en ziekteverwekkers naar lucht en bodem te verminderen. Als mestverwerking plaatsvindt, dan zijn de genoemde technieken in ieder geval BBT. Als het bedrijf een andere techniek toepast, dan moet het ten minste een gelijkwaardig niveau van emissies bereiken.
Kleinschalige mestverwerking valt onder paragraaf 3.6.8 van het Bal. Grootschalige mestverwerking valt onder paragraaf 3.3.14 van het Bal.
De eisen voor mestbehandeling staan in paragraaf 4.87 van het Bal. De eisen voor mestvergisting staan in paragraaf 4.88 van het Bal. Deze geven gedeeltelijk invulling aan deze BBT-conclusie. Afhankelijk van de gebruikte techniek kunnen aanvullende voorschriften nodig zijn.
Mest uitrijden
Deze BBT-conclusies bevatten technieken om de belasting van het milieu bij het uitrijden van mest te voorkomen (BBT 20, 21 en 22). De regels voor het emissiearm uitrijden van mest staan in paragraaf 3.2.20 van het Bal (op of in de bodem brengen van meststoffen). Met deze regels is de toepassing van BBT gewaarborgd. In de omgevingsvergunning hoeven geen eisen te staan voor invulling van deze BBT-conclusies.
Meer informatie