Opfokzeug en vleesvarken 30 kg bij IPPC
IPPC- bedrijven vallen onder Europese regelgeving, namelijk de Richtlijn industriële emissies (Rie) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Daarin staan drempels vanaf wanneer een bedrijf onder deze richtlijn valt. Er zijn drempels voor zeugen en vleesvarkens.
Voor opfokzeugen en vleesvarkens is de definitie in de Rie iets anders dan onder de Omgevingsregeling. Hier moet op gelet worden bij het bepalen of een bedrijf een IPPC-bedrijf is.
IPPC-drempels
De drempels voor IPPC-installaties zijn voor varkens:
- meer dan 750 kraamzeugen, guste en dragende zeugen en opfokzeugen (categorie HD2, HD3 en HD5 van de Omgevingsregeling)
- meer dan 2.000 vleesvarkens (categorie HD5 van de Omgevingsregeling) vanaf 30 kg
Letterlijke vertaling 'mestvarken' uit EU-regels is ongebruikelijk
De letterlijke vertaling die in de Europese regelgeving is opgenomen is 'mestvarkens'. Deze vertaling wordt in de Nederlandse regelgeving niet meer gebruikt. Vleesvarkens, zoals ook opgenomen in de bijlage van de Omgevingsregeling, is een betere benaming. In de verdere tekst wordt daarom het begrip vleesvarken gebruikt. De Rie hanteert wel een iets andere definitie voor vleesvarkens dan de Omgevingsregeling.
Een opfokzeug telt soms als zeug en soms als vleesvarken
Onder zeugen vallen kraamzeugen en guste en dragende zeugen (categorie HD2 en HD3). Onder vleesvarkens vallen vleesvarkens, opfokberen en opfokzeugen (HD5).
De rechter heeft hier een eigen lijn in gekozen. Opfokzeugen vallen namelijk niet zonder meer onder vleesvarkens, maar kunnen ook (deels) onder zeugen worden ingedeeld:
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant, AWB- 13_5702 en 13_5533, 9 september 2014
- ABRvS, 200204871/1, 9 april 2003, Echt-Susteren
Voor deze beoordeling is in ieder geval de manier van huisvesting van belang, maar ook met welk doel de opfokzeugen gehouden worden. Het is niet logisch om bij een gespecialiseerd vleesvarkensbedrijf, waar geen fokzeugen aanwezig zijn, vrouwelijke vleesvarkens als zeugen te zien en daarom niet mee te tellen als vleesvarkens.
De uitspraken zijn gedaan in het kader van de drempels voor de milieueffectrapportage. Maar omdat dezelfde formuleringen worden gebruikt in de Rie, wordt er vanuit gegaan dat deze lijn kan worden doorgetrokken voor IPPC-installaties.
Samenvattend:
- uitsluitend een vleesvarkensbedrijf: alle varkens > 30 kg als vleesvarken tellen
- uitsluitend een zeugenbedrijf: alle varkens > 30 kg als zeug tellen
- een gecombineerd bedrijf: de manier van huisvesting, als zeug of als vleesvarken, is bepalend
Vleesvarkens van tussen de 25 en 30 kg
Bij IPPC gaat het om vleesvarkens van meer dan 30 kg. In de Omgevingsregeling is 25 kg de grens tussen big en vleesvarken. Dit kan het lastig maken te bepalen hoeveel vleesvarkens er voor de Rie geteld moeten worden.
Het kan helpen hierbij een onderscheid te maken tussen:
- gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven
- (semi) gesloten varkensbedrijven, waarbij naast vleesvarkens ook zeugen met biggen en gespeende biggen worden gehouden
1. Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven: alle dieren tellen als vleesvarken
Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven beschikken alleen over huisvesting voor vleesvarkens, waarbij deze worden gehuisvest in groepen met een hokoppervlak van 1,0 m2. Er is normaal gesproken geen verschil tussen de huisvesting van dieren lichter en zwaarder dan 30 kg. De varkens komen binnen op een gewicht van circa 25 kg en groeien binnen 10 dagen tot 30 kg. In die situatie is het niet logisch om onderscheid te maken tussen varkens lichter en zwaarder dan 30 kg. Alle dierplaatsen zijn immers bestemd voor varkens van meer dan 30 kg. Dat er korte tijd lichtere varkens staan, doet daar niet aan af.
2. (Semi) gesloten bedrijven: afhankelijk van geplaatste afdeling
Alle dieren in de vleesvarkensafdeling tellen mee als vleesvarken
(Semi) gesloten bedrijven beschikken - naast plaatsen voor guste en dragende zeugen en kraamzeugen met biggen - vaak ook over afzonderlijke huisvesting voor biggenopfok (gespeende biggen) en afzonderlijke huisvesting voor vleesvarkens. In de huisvesting voor gespeende biggen zijn er dieren vanaf een gewicht van circa 8 tot 10 kg tot een gewicht dat kan oplopen tot 35 of zelfs 40 kg. Daarna worden ze in de speciale huisvesting voor vleesvarkens gehouden. Daarom tellen bij een (semi)gesloten bedrijf alle plaatsen in de vleesvarkensafdeling, die bestemd zijn voor varkens zwaarder dan 30 kg, mee - net als bij een gespecialiseerd vleesvarkensbedrijf.
Op de biggenafdeling tellen dieren vanaf 30 kg mee als vleesvarken
Op de biggenafdeling van een (semi) gesloten bedrijf zitten vaak voor een deel gespeende biggen en voor een deel vleesvarkens. De dieren boven de 30 kg tellen hier mee als vleesvarken voor de IPPC-drempel.
Welke dieren gezien moeten worden als vleesvarken is aan de hand van de beschikbare ruimte te zien: Als bijvoorbeeld op de biggenafdeling de dieren zijn gehuisvest in hokken met een oppervlak van 0,3 m2 per dier – volgens de welzijnsregelgeving de norm voor varkens tot 30 kg – dan is duidelijk dat er op de biggenafdeling geen plaatsen zijn voor vleesvarkens in de zin van de IPPC.
Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie)
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 over industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
De Richtlijn industriële emissies is op 15 juli 2024 inhoudelijk gewijzigd door richtlijn 2024/1745. Hierbij wordt ook de naam van de richtlijn aangepast tot Richtlijn industriële emissies en veehouderijen.
Ga naar de geconsolideerde tekst van de Richtlijn industriële emissies.
Meer informatie staat op Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie).