Geitenhouderijen en gezondheid
Volgens onderzoek hebben omwonenden van geitenbedrijven een verhoogde kans op longontsteking. Bacteriën zijn hiervoor een mogelijke oorzaak. Het is onduidelijk of en welke maatregelen de verspreiding van de bacteriën kunnen verminderen. Daarom is het lastig voor veehouders om bedrijfsmaatregelen te treffen. Uit voorzorg kunnen overheden wel ruimtelijke maatregelen nemen.
Met omwonenden worden mensen bedoeld die in een straal van 2 km rondom een geitenbedrijf wonen.
Gezondheidseffecten
Het verband tussen geitenhouderijen en longontsteking blijkt uit verschillende Nederlandse studies binnen het onderzoek Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO, 2007 tot 2024).
De Q-koortsuitbraak in 2007 heeft tijdens die eerste jaren (2007-2010) waarschijnlijk bijgedragen aan het verhoogde aantal longontstekingen. Maar het is geen verklaring van het verhoogde risico vanaf 2011.
In 2019 zijn vervolgonderzoeken gestart om te achterhalen waarom mensen die wonen in de buurt van geitenhouderijen vaker een longontsteking hebben. Begin 2025 heeft het RIVM de onderzoeksresultaten gepubliceerd. Er kwam niet één duidelijke oorzaak naar voren. Wel vonden de onderzoekers 23 bacteriën als mogelijke verklaring. Deze 23 bacteriën werden onder meer bij geiten, in voer, stalmest, bedding en in de lucht in de stallen van geitenhouderijen gevonden, maar ook in de omgeving en/of bij mensen die in de buurt wonen van de geitenhouderijen.
Waarschijnlijk oorzakelijk verband
In februari 2025 is de Gezondheidsraad om advies gevraagd door het ministerie van VWS. In juli 2025 kwam het 1e deeladvies uit. De Gezondheidsraad geeft daarin aan, dat het verband tussen wonen in de buurt van geitenhouderijen en longontstekingen waarschijnlijk oorzakelijk is. Het advies gaat in op hoe sterk de bewijskracht is voor een oorzakelijk verband, op basis van de beschikbare wetenschappelijke informatie. Ook keek de commissie naar mogelijke biologische werkingsmechanismen. Ze vindt het aannemelijk dat de longontstekingen niet zo zeer het gevolg zijn van één specifieke ziekteverwekker, maar eerder van een samenspel van factoren. Specifieke kenmerken van geitenhouderijen en gevoeligheid voor longontstekingen spelen daarin een rol.
Eind 2025 wordt het 2e deeladvies verwacht, dat dieper ingaat op de mogelijke risicofactoren en de ernst en aard van de gezondheidsrisico’s voor omwonenden. De gezondheidsrisico's zullen dan ook in perspectief gezet worden, in een bredere context van andere gezondheidsrisico's en andere bronnen van luchtverontreiniging. En waar mogelijk biedt het advies handelingsopties voor de vertaling van de resultaten naar beleid.
Voorzorg
Uit voorzorg is het mogelijk om (tijdelijk) het oprichten of uitbreiden van geitenhouderijen te verbieden. Dit om te voorkomen dat risico's voor de gezondheid van omwonenden toenemen zolang niet goed duidelijk is welke factoren hieraan ten grondslag liggen.
Het bevoegd gezag kan vanwege gezondheidsrisico's uit voorzorg besluiten om nieuwbouw, wijzigingen of uitbreidingen wel of niet toe te staan. Ook bij het toestaan van woningen in de omgeving van een geitenhouderij maakt het bevoegd gezag een afweging tussen alle belangen.
Diverse provincies hebben uit voorzorg een tijdelijke bouwstop of 'moratorium' ingesteld via een voorbereidingsbesluit, of inmiddels opgenomen in de verordening. Deze tijdelijke maatregel (in 9 provincies) ziet toe op uitbreiding en nieuwvestiging van geitenhouderijen; de exacte invulling verschilt per provincie. De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) hebben aangegeven eerst het advies van de Gezondheidsraad af te wachten voordat zij beslissen of, en zo ja, welke maatregelen getroffen moeten worden.
Maatregelen
Op dit moment is het niet mogelijk om gerichte maatregelen bij geitenhouderijen te nemen gericht op het voorkomen van verspreiding van de gevonden bacteriën. Het is namelijk nog niet goed duidelijk waardoor de gezondheidseffecten precies veroorzaakt worden en welke factoren daarbij een rol spelen.
De minister van LVVN heeft op verzoek van de Tweede Kamer aan de WUR gevraagd of er mogelijkheden zijn om de verspreiding van bacteriën uit geitenhouderijen te verminderen.
Luchtwassers
Er zijn luchtwassers voor geitenstallen. Het gaat bij geiten met name om het verminderen van de emissie van ammoniak. Bij geitenbedrijven is er weinig directe uitstoot van fijnstof. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat luchtwassers bij geitenbedrijven helpen om het verhoogde risico op longontsteking bij omwonenden te verminderen.
Opslag van geitenmest
Los van de uitkomsten van de VGO-onderzoeken staan voor de opslag van mest al eisen in paragraaf 4.83 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Vanwege Q-koorts zijn er aanvullende maatregelen voor de opslag van geitenmest. Mest uit de geitenstallen moet de geitenhouder of direct in een afgedekte vrachtwagen naar een erkend composteerbedrijf afvoeren, of na verwijdering uit de stal minstens 30 dagen luchtdoorlatend en afgedekt opslaan. Afdekken zorgt voor een composteringsproces waardoor de temperatuur van de mest zo ver stijgt dat het aantal Q-koortsbacteriën dat eventueel in de mest zit, sterk afneemt. Dit staat in artikel 2.76ih van het Besluit houders van dieren.
Meer informatie
- Overzichtspagina Gezondheid en veehouderijen
- Voorbereidingsbesluit op de pagina Veehouderij en gezondheid in het omgevingsplan
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.