Aanwijzing gebouwen in het Bkl
De instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bkl) wijzen trillinggevoelige gebouwen en trillinggevoelige ruimten aan. Overheden passen deze instructieregels toe als zij activiteiten toelaten op een locatie. Dit doen zij bijvoorbeeld bij het opstellen van een omgevingsplan.
Artikel 5.80 van het Bkl wijst gebouwen of gedeeltes van gebouwen met de gebruiksfunctie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) 'wonen' aan als trillinggevoelige gebouwen. Hieronder vallen alle gebouwen met een woonfunctie, zoals woningen en verzorgingshuizen. Woonschepen en woonwagens vallen niet onder de woonfunctie.
De aanwijzing van trillinggevoelige gebouwen sluit aan bij de gebruiksfuncties van het Besluit bouwwerken leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bbl). Hierdoor zijn de volgende gebouwen geen gebouw met woonfunctie:
- gevangenissen (celfunctie)
- hotels (logiesfunctie)
- asielzoekerscentra (logiesfunctie)
- recreatiewoningen (logiesfunctie)
In het kader van een 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' kan het aspect trillingen bij dergelijke gebouwen in de ruimtelijke inpassing wel een rol spelen.
Uitzonderingen op regels over trillingen
Voor een toegelaten gebouw met een woonfunctie in een omgevingsplan gelden uitzonderingen op de regels over trillingen door activiteiten in het Bkl:
- bedrijfswoningen: het omgevingsplan bepaalt dat de waarden voor trillingen die worden veroorzaakt door een activiteit, niet gelden voor een gebouw met een functionele binding met die activiteit (artikel 5.84 Bkl). Bij het toelaten van een bedrijfswoning bij een activiteit moet wel de aanvaardbaarheid worden beoordeeld (artikel 5.83, lid 2 Bkl).
- voormalige bedrijfswoningen: het omgevingsplan kan bepalen dat waarden van trillingen door een activiteit niet gelden voor een trillinggevoeliggebouw dat eerder functioneel verbonden was met die activiteit. Dit geldt voor bedrijfswoningen in de agrarische sector en de horecasector en voor (voormalige) bedrijfswoningen bij activiteiten die worden uitgevoerd op een bedrijventerrein (artikel 5.85 Bkl). Bij het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning moeten gemeenten wel de aanvaardbaarheid beoordelen (artikel 5.83, lid 2 Bkl).
- trillinggevoelige gebouwen op een industrieterrein waarvoor een geluidproductieplafond is vastgesteld: hiervoor gelden de instructieregels voor trillingen helemaal niet (artikel 5.79, lid 2, onder a Bkl). Voor deze woningen moeten gemeenten wel een afweging maken op basis van de taak 'evenwichtige toedeling van locaties' uit artikel 4.2 van de Omgevingswet.
Geheel of gedeeltelijk trillinggevoelig gebouw
Een trillinggevoelig gebouw met een woonfunctie is in beginsel in zijn geheel beschermd.
Een gebouw kan voor een deel een trillinggevoelig gebouw zijn. Dat is het geval wanneer maar een deel van gebouw is toegelaten als een gebouw met woonfunctie (artikel 5.80, lid 1 Bkl). Een voorbeeld hiervan is een appartementencomplex met daaronder een laag met winkels en restaurants. In dit voorbeeld is het gedeelte van het gebouw met een winkelfunctie geen trillinggevoelig gebouw.
Nevengebruiksfuncties
In een gebouw met een woonfunctie kunnen zich ook ruimten met nevengebruiksfuncties Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) bevinden. Deze maken onderdeel uit van het trillinggevoelige gebouw (artikel 5.80 Bkl). Voorbeelden hiervan zijn:
- een garage (overige gebruiksfunctie)
- een kantoor aan huis (kantoorfunctie)
- een recreatiezaal (bijeenkomstfunctie)
Trillinggevoelige ruimten
Binnen een gebouw met een woonfunctie zijn de volgende ruimten aangemerkt als trillinggevoelige ruimten (artikel 5.81, lid 1, onder a Bkl):
- een verblijfsruimte
- een verblijfsgebied met een woonfunctie
- een ruimte met een bijeenkomstfunctie
Alleen in trillinggevoelige ruimten moeten trillingen door een activiteit aanvaardbaar zijn (artikel 5.83 Bkl).
Kijk voor meer informatie op Trillingen en het omgevingsplan.