Trillingen en opstellen omgevingsplan
Met het oog op de bescherming van de fysieke leefomgeving kunnen gemeenten in het omgevingsplan regels opnemen over trillingen. Het Rijk heeft alleen instructieregels opgesteld over trillingen door activiteiten.
Nieuw deel omgevingsplan
Gemeenten hebben tot 1 januari 2032 de tijd om het tijdelijk deel Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) van het omgevingsplan om te zetten naar het nieuwe deel Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) van het omgevingsplan.
Het omgevingsplan moet zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, het aspect trillingen maken onderdeel hier vanuit. Het Rijk geeft hier, vanuit landelijk belangen, sturing aan via instructieregels. Het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat instructieregels over trillingen door activiteiten.
Bij het opstellen van een nieuw deel omgevingsplan kunnen trillingen bij de volgende functies/activiteiten een rol spelen:
Trillingen door activiteiten
In paragraaf 5.1.4.4 van het Bkl staan instructieregels over trillingen door activiteiten. Deze instructieregels zijn gericht op de bescherming van trillinggevoelige ruimten in trillinggevoelige gebouwen.
Toepassingsbereik
De instructieregels over trillingen door activiteiten gelden voor:
- het op een locatie toelaten van een activiteit en het aanpassen daarvan
- het op een locatie toelaten van een trillinggevoelig gebouw en het aanpassen daarvan
- een combinatie van beide
Het gaat hierbij om activiteiten die trillingen veroorzaken in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw, in een frequentie van 1 tot 80 Hz.
Uitgezonderd van instructieregels
Uitgezonderd van de instructieregels uit het Bkl zijn:
- trillinggevoelige gebouwen op een industrieterrein waarvoor een geluidproductieplafond is ingesteld (artikel 5.79, lid 2, onder a, Bkl)
- de activiteit wonen
- verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen
In het kader van een ruimtelijke inpassing kunnen in deze situaties trillingen wel een onderdeel van de afweging uitmaken (artikel 4.2 van de Omgevingswet, 'Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties').
Gedeeltelijk uitgezonderd van instructieregels
Voor tijdelijke trillinggevoelige gebouwen die het omgevingsplan voor niet meer dan 10 jaar toelaat, gelden alleen de volgende 2 instructieregels (artikel 5.79, lid 2, onder b Bkl):
- artikel 5.82 (meerdere activiteiten beschouwen als één activiteit)
- artikel 5.83 (trilling door activiteiten – rekening houden met en aanvaardbaarheid)
Voor activiteiten die hoofdzakelijk worden verricht in de openbare ruimte en evenementen die niet plaatsvinden op een locatie voor evenementen, gelden alleen de volgende instructieregels:
- artikel 5.82 (meerdere activiteiten beschouwen als één activiteit)
- artikel 5.83 (trilling door activiteiten – rekening houden met en aanvaardbaarheid)
- artikel 5.84 (functionele binding)
- artikel 5.85 (voormalige functionele binding)
Centrale beoordelingsregel trillingen door activiteiten
De centrale beoordelingsregel voor trillingen door activiteiten is geformuleerd in artikel 5.83 van het Bkl:
- In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met trillingen door activiteiten in trillinggevoelige ruimten van trillinggevoelige gebouwen.
- Een omgevingsplan voorziet erin dat trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten van trillinggevoelige gebouwen aanvaardbaar zijn.
Bij het vaststellen van een omgevingsplan of bij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit moet aan deze centrale instructieregel worden voldaan. Hierbij vindt een afweging plaats tussen het beschermen van de fysieke leefomgeving en het benutten van een locatie. Daarbij houdt de gemeente rekening met alle betrokken belangen. Trillingen zijn aanvaardbaar als de standaardwaarden uit de artikelen 5.87 en 5.87a van het Bkl worden overgenomen (volgens artikel 5.86 Bkl). In dat geval is een beperkte motivering van aanvaardbaarheid nodig. Bij het afwijken van de standaardwaarde op basis van artikel 5.86, lid 2, van het Bkl is een uitgebreidere motivering nodig.
Standaardwaarden voor trillingen
In artikel 5.87 en 5.87a van het Bkl staan de standaardwaardwaarden voor continue en herhaald voorkomende trillingen (zie tabel 1 en 2 hieronder). De gemeente hanteert deze standaardwaarden bij het opnemen van waarden voor trillingen door activiteiten voor een bepaald gebied in het omgevingsplan.
| soort | standaardwaarde | standaardwaarde |
|---|---|---|
| tijdsperiode | 07.00-23.00 uur | 23.00-07.00 uur |
| A1 trillingssterkte Vmax | 0,1 | 0,1 |
| A2 trillingssterkte Vmax | 0,4 | 0,2 |
| A3 trillingssterkte Vper | 0,05 | 0,05 |
| soort | standaardwaarde | standaardwaarde |
|---|---|---|
| tijdsperiode | 07.00-23.00 uur | 23.00-07.00 uur |
| A1 trillingssterkte Vmax | 0,2 | 0,2 |
| A2 trillingssterkte Vmax | 0,8 | 0,4 |
| A3 trillingssterkte Vper | 0,1 | 0,1 |
Afwijken van de standaardwaarden
Niet op alle locaties leiden de standaardwaarden voor een activiteit tot het gewenste evenwicht tussen beschermen en benutten. Een gemeente kan dan gemotiveerd kiezen voor andere waarden. Uit het oogmerk van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan de gemeente bijvoorbeeld een lagere waarde vaststellen voor een activiteit op een bedrijventerrein (artikel 5.88, lid 1 Bkl). Een motivering hiervoor is bijvoorbeeld dat de gemeente hiermee een woonwijk wil beschermen. De gemeente kan afwijken van de standaardwaarde op basis van artikel 5.86, lid 2, van het Bkl. Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld in het geval van eerbiedigende werking voor bestaande activiteiten of bij een activiteit op een bedrijventerrein.
Eerbiedigende werking
Bestaande activiteiten worden in het nieuwe deel van het omgevingsplan toegelaten op een locatie. De instructieregels zijn ook van toepassing op bestaande activiteiten. Een gemeente kan gemotiveerd kiezen voor hogere waarden dan de standaardwaarden als deze waarden eerder waren vastgelegd op grond van een maatwerkvoorschrift of omgevingsvergunning. Deze eerbiedigende werking kan alleen als deze waarden lager zijn dan de grenswaarden. Dit staat in artikel 5.87, lid 3, en artikel 5.87a, lid 3, van het Bkl (eerbiedigende werking).
Activiteit op een bedrijventerrein
Hogere waarden (ofwel minder strenge waarden) kunnen alleen worden toegestaan, als:
- een activiteit wordt verricht op een in het omgevingsplan aangewezen bedrijventerrein
- de gewenste hogere waarden niet hoger zijn dan de grenswaarden
Dit is geregeld in artikel 5.88 van het Bkl. De grenswaarden zijn de waarden zoals bedoeld in de tabellen 5.87 en 5.87a van het Bkl, vermenigvuldigd met de factor 1,8 (artikel 5.88, lid 2, onder b Bkl).
Afwijken bij zwaarwegende economische of andere maatschappelijke belangen
Een andere mogelijkheid om een omgevingsplan hogere waarden op te nemen dan de standaardwaarden en grenswaarden biedt artikel 5.89 van het Bkl. Dit artikel is de opvolger van de Interimwet Stad en milieubenadering. Het gebruik van dit artikel zal in de praktijk weinig voorkomen. Toepassing hiervan kan alleen bij zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen. Hiervoor geldt dus een zware motiveringsplicht.
Trillingen door weg- en spoorwegverkeer
Ook trillingen door weg- en spoorwegverkeer kunnen trillingen veroorzaken in woningen, scholen en dergelijke. Dit moet het bevoegd gezag betrekken bij de ruimtelijke inpassing van spoor(wegen) en/of trillinggevoelige gebouwen, in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Gemeentelijke wegen en/of trillinggevoelige gebouwen bij wegen
Verkeer over een oneffen wegdek veroorzaakt trillingen. Bij het passeren van vooral zware voertuigen, zoals vrachtwagens en bussen, kunnen trillingen ontstaan met een kortdurend karakter. De aard van deze trilling is afhankelijk van het type voertuig en de belading, de rijsnelheid en de vorm van de oneffenheden, zoals bij een brug. In de meeste gevallen speelt het aspect trillingen geen rol bij de ruimtelijke inpassing. Er gelden geen instructieregels van het Rijk. In deze situatie kan het bevoegd gezag de SBR-richtlijn gebruiken.
Trillinggevoelige gebouwen langs spoorwegen
Treinverkeer (vooral goederenvervoer) kan leiden tot trillingen in trillinggevoelige gebouwen. Het wijzigen of aanleggen van een hoofdspoorweg gebeurt meestal via een projectbesluit. Bij de ruimtelijke inpassing van trillinggevoelige functies dicht bij een spoorweg speelt het aspect trillingen een rol in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hiervoor gelden geen instructieregels van het Rijk. In deze situatie kan het bevoegd gezag de SBR-richtlijn gebruiken. Kijk voor meer informatie op Trillingen bij nieuwbouw langs het spoor.
Omgevingsplan, tijdelijk deel
Het tijdelijk deel van het omgevingsplan is het omgevingsplan dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet aanwezig is op grond van het overgangsrecht. Het betreft hier de bestaande planologische regels, zoals bijvoorbeeld bestemmingsplannen en gemeentelijke verordeningen. Daarnaast gaat het om de regels uit de bruidsschat.
Lees meer over het tijdelijk deel omgevingsplan.
Omgevingsplan, nieuw deel
Het nieuwe deel van het omgevingsplan is het deel dat na inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld 'met het oog op de doelen van de wet' (artikel 2.1 lid 1 Omgevingswet). Dit deel van het omgevingsplan voldoet aan de instructieregels en digitale standaarden.