Nieuwbouw langs het spoor beschermen tegen trillingen
Spoorwegen maken al jaren deel uit van de infrastructuur van Nederland en verbinden belangrijke stadscentra met elkaar. Om trillingshinder te voorkomen, is bij nieuwbouw van woningen langs het spoor onderzoek nodig naar trillingen door voorbij rijdende treinen.
Beoordelingskader
Voor woningen langs het spoor gelden geen instructieregels van het Rijk. De beoordeling moet plaatsvinden binnen de taak van 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties' (artikel 4.2 van de Omgevingswet). Hierbij wordt meestal de Meet- en Beoordelingsrichtlijn, deel B, 'Hinder voor personen in gebouwen 2006' van de Stichting Bouwresearch Rotterdam (SBR-richtlijn) toegepast.
Maatregelen langs het spoor
Bij nieuwbouw van woningen of andere gevoelige functies langs het spoor kunnen technische trillingreducerende maatregelen worden toegepast bij:
- de te realiseren nieuwbouw
- de bron van de trillingen
- de trillingoverdracht door de bodem
Het is belangrijk om vanaf het allereerste begin van een nieuwbouwinitiatief rekening te houden met trillingen. Hierdoor kunnen kostbare maatregelen in een latere fase worden beperkt of voorkomen.
Maatregelen aan de bron
In sommige gevallen zijn maatregelen aan de bron mogelijk. De bron is hierbij het spoor zelf.
Overdrachtsmaatregelen
Een overdrachtsmaatregel is een maatregel die de overdracht vermindert van trillingen in de bodem tussen spoor en gebouw. Bijvoorbeeld in de vorm van een sloot of een betonwand in de grond. Deze maatregel is meestal het meest effectief dicht bij het spoor of dicht bij de nieuwbouw.
Onderzoeksgebied
In het algemeen moet binnen een afstand van 100 meter van het spoor het risico op trillinghinder worden beoordeeld. In sommige gevallen is het zelfs nodig om het onderzoeksgebied uit te breiden tot 250 meter aan weerszijden van het spoor. De afwegingen hiervoor staan in de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen (pdf, 24 MB). Met deze handreiking kunnen plannen worden gemaakt voor het beschermen van de leefomgeving.
QuickScan en uitgebreid onderzoek
Het onderzoek kan plaatsvinden in de vorm van een QuickScan. Dit is een beperkte eerste toetsing om vast te stellen of er mogelijk sprake is van trillinghinder. Dit gebeurt op basis van gegevens van het spoor en de bodemkenmerken. In de QuickScan wordt ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de trillingsbron.
Als er sprake is van mogelijke trillinghinder, is een uitgebreider onderzoek nodig. Daarin worden trillingmetingen uitgevoerd gedurende een langere periode.
Met de resultaten van het onderzoek kan het bevoegd gezag of de initiatiefnemer van de nieuwbouw eventueel aanpassingen doen aan de locatie van bouwblokken of gebouwen met bepaalde gebruiksfuncties Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), zoals een kantoor-, woon- of onderwijsfunctie.
Factoren die het trillingniveau beïnvloeden
Het trillingniveau in een gebouw bepaalt welke maatregelen noodzakelijk zijn. Dit trillingniveau hangt af van:
- de kenmerken van de trillingsbron (ligging, spoortracés, dienstregeling, treintypen)
- het ontwerp en de kwaliteit van de spoorbaan en het rijdend materieel
- de bodemopbouw
- de fundering van een gebouw en de gebouwconstructies
Maatwerk voor het type maatregelen
Het type maatregelen is afhankelijk van de verschillende factoren die het trillingniveau beïnvloeden. Een maatregel die wordt genomen op locatie A heeft vaak een ander effect op locatie B. Het effect hangt onder meer af van de bodemopbouw, de spoorbaankwaliteit en de treintypen. Dit vraagt om maatwerkadvies. Uit onderzoek moet blijken welke maatregel het meest geschikt is voor een locatie.
Gebruiksfunctie
Gedeelte van 1 of meer bouwwerken die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die samen een gebruikseenheid vormen. Deze begripsbepaling staat in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Lees meer op Gebruiksfuncties van bouwwerken.