Lozingsvoorschriften afvalverbrandingsinstallatie en afvalmeeverbrandingsinstallatie (paragraaf 4.4 Bal)
Voor afvalverbrandingsinstallaties en afvalmeeverbrandingsinstallaties gelden lozingsvoorschriften uit paragraaf 4.4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het gaat om voorzieningen voor de behandeling of opslag van afvalverbrandingsresiduen en afvalwater. De voorkeursroute is lozen op oppervlaktewater.
Op deze pagina
Wat u moet weten over deze lozingsvoorschriften:
- Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
- Wanneer de regels van toepassing zijn
- Beste beschikbare technieken (BBT)
- Verboden en voorwaarden Bal
- Controleaspecten ondernemer
- Controleaspecten handhaving
- Let op: er gelden ook andere voorschriften
Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
Bij het verbranden van afval ontstaan gassen, zogenoemde afgassen. Door het reinigen van deze afgassen ontstaat afvalwater.
Bij afval- of afvalmeeverbrandingsinstallaties en de terreinen die daarbij horen, kunnen door verschillende werkzaamheden, calamiteiten en afvloeiend hemelwater, verontreinigende stoffen in water kunnen terechtkomen. Bijvoorbeeld tijdens het transport. Als goederen in oppervlaktewater vallen, wordt dit juridisch gezien als afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In de hoofdstukken 3 en 4 van het Bal staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.4 van het Bal valt
- uw activiteit ook valt onder:
- paragraaf 3.2.15 Verbranden van afvalstoffen anders dan in een IPPC-installatie
- paragraaf 3.3.13 Verbranden van afvalstoffen in een IPPC-installatie
- paragraaf 3.3.14 Grootschalige mestverwerking
- paragraaf 3.6.8 Bedrijf voor mestbehandeling
Beste beschikbare technieken (BBT)
De grenswaarden en bepalingen in deze paragraaf zijn ongewijzigd overgenomen uit de Richtlijn industriële emissies Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (2010/75/EU) en het BBT-referentiedocumenten (BREF). Als er wordt geloosd, kan het afvalwater eerst worden behandeld. De zuiveringsmethode is afhankelijk van de aard van de verontreinigingen.
Ongeoorloofd en per ongeluk vrijkomen van verontreinigende stoffen op een oppervlaktewaterlichaam, moet worden voorkomen. Er is opvangcapaciteit (artikel 4.67 van het Bal) voor de opvang van:
- wegvloeiend verontreinigd hemelwater
- verontreinigd water dat is overgelopen
- verontreinigd water afkomstig van brandbestrijding
Hemelwater
Afvalwater wordt zoveel mogelijk hergebruikt. Bijvoorbeeld voor het bevochtigen van stuifgevoelig afval. Het afvalwater dat niet wordt hergebruikt, moet worden behandeld voordat het wordt geloosd.
Vervoer
Bij het vervoer van de verbrandingsoven naar het opslagterrein mogen er geen verbrandingsresiduen in een oppervlaktewaterlichaam terechtkomen (artikel 4.66 van het Bal). Dat geldt ook voor de tussentijdse opslag op dat terrein.
Verboden en voorwaarden Bal
De voorkeursroute is lozen op oppervlaktewater.
Afvalwater afkomstig van het reinigen van afgassen mag alleen geloosd worden, als het te lozen water (gemeten in een steekmonster) voldoet aan de volgende emissiegrenswaarden (artikel 68 van het Bal):
- voor onopgeloste stoffen 30 mg/l
- voor totaal organisch koolstof 40 mg/l
- de zuurgraad van minimaal pH 6,5 en maximaal pH 11
- de waarden die zijn genoemd in tabel 4.68
Tabel 4.68
Stof |
Emissiegrenswaarde in mg/l of ng/l |
---|---|
Kwik |
0,01 mg/l |
Cadmium |
0,03 mg/l |
Thallium |
0,03 mg/l |
Arseen |
0,05 mg/l |
Lood |
0,06 mg/l |
Chroom |
0,1 mg/l |
Koper |
0,15 mg/l |
Nikkel |
0,15 mg/l |
Zink |
0,5 mg/l |
Antimoon |
0,85 mg/l |
Kobalt |
0,05 mg/l |
Mangaan |
0,2 mg/l |
Vanadium |
0,5 mg/l |
Tin |
0,5 mg/l |
Som van dioxinen en furanen |
0,05 ng/l |
Bij het bepalen van de som van dioxinen en furanen (licht ontvlambare kleurloze vloeistof), wordt rekening gehouden met de toxische equivalentiefactor uit tabel 4.69.
Als meer dan 20 steekmonsters per jaar worden genomen, gelden de emissiegrenswaarden voor 95% van die steekmonsters. Behalve voor de som van dioxinen en furanen.
Maatwerk
Deze paragraaf implementeert de Richtlijn industriële emissies (Rie) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift worden de regels in deze paragraaf niet versoepeld (artikel 4.65 van het Bal).
Controleaspecten ondernemer
Voor bepaalde parameters stelt de Rie specifieke eisen aan de wijze waarop het afvalwater wordt bemonsterd. Dat geldt ook voor de bekwaamheid van het gebruikte laboratorium: NEN-EN-ISO/IEC 17025.
De plaats van bemonsteren
Zo moet een monster kunnen worden genomen op het punt waar het afvalwater wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Wordt het afvalwater van het reinigen van afgassen samen met ander afvalwater gezuiverd? Dan moeten de verschillende afvalwaterstromen worden bemonsterd, voordat ze uitmonden op de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Alleen zo kan worden bepaald welk aandeel van de stoffen, de zuurgraad en de warmte in het uiteindelijk geloosde afvalwater afkomstig is van het afvalwater afkomstig van het reinigen van afgassen.
De manier van bemonsteren
Het afvalwater afkomstig van het reinigen van afgassen moet op de volgende manieren worden bemonsterd:
- continu meten:
- de zuurgraad
- de temperatuur
- het debiet
- dagelijkse steekproeven of metingen van een met het debiet evenredige representatieve steekproef over een periode van 24 uur, om te meten:
- de totale hoeveelheid onopgeloste stoffen
- totaal organisch koolstof
- maandelijkse metingen van een met het debiet evenredige representatieve steekproef over een periode van 24 uur, om te meten:
- kwik, cadmium, thallium, arseen, lood, chroom, koper, nikkel en zink
- zesmaandelijkse metingen van:
- dioxinen en furanen
De eerste 12 maanden dat het bedrijf draait, moeten iedere 3 maanden metingen van dioxinen en furanen worden gedaan.
Controleaspecten bij handhaving
Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Wordt gewerkt volgens BBT?
- Wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden
Meting en bemonstering
Voldoet de lozing aan de emissiegrenswaarden? Voor het bemonsteren en analyseren van afvalwater gelden de volgende normen:
- voor het bemonsteren van afvalwater: NEN 6600-1. Het monster wordt niet gefiltreerd. Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen.
- voor het conserveren van een monster: NEN-EN-ISO 5667-3
- voor het ontsluiten van de stoffen geldt NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2.
- voor analyse van een monster voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872
- voor analyse van een monster voor kwik: NEN-EN-ISO 12846, NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 17852
- voor analyse van een monster voor cadmium, thallium, lood, chroom, koper, nikkel, zink, antimoon, kobalt, mangaan, vanadium en tin: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885
- voor analyse van een monster voor arseen: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11969
- voor analyse van een monster voor de zuurgraad: NEN-EN-ISO 10523
- voor analyse van een monster voor dioxinen en furanen: NEN-ISO 18073
Som van dioxinen en furanen
Voor de som van dioxinen en furanen, geldt dat de waterfase en de zwevende stof op dioxinen en furanen moet worden geanalyseerd. De massaconcentraties van de dibenzo-p-dioxinen en dibenzofuranen, die in de volgende tabel staan, moeten eerst vermenigvuldigd worden met de toxische equivalentiefactor uit tabel 4.69. Pas daarna mogen ze worden opgeteld.
Tabel 4.69
Massaconcentraties dibenzo-p-dioxinen en dibenzofuranen |
Toxische equivalentiefactor |
---|---|
2,3,7,8-tetrachloordibenzodioxine |
1 |
1,2,3,7,8-pentachloordibenzodioxine |
0,5 |
1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzodioxine |
0,1 |
1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzodioxine |
0,1 |
1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzodioxine |
0,1 |
1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzodioxine |
0,01 |
Octachloordibenzodioxine |
0,001 |
2,3,7,8-tetrachloordibenzofuraan |
0,1 |
2,3,4,7,8-pentachloordibenzofuraan |
0,5 |
1,2,3,7,8-pentachloordibenzofuraan |
0,05 |
1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzofuraan |
0,1 |
1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzofuraan |
0,1 |
1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzofuraan |
0,1 |
2,3,4,6,7,8-hexachloordibenzofuraan |
0,1 |
2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzofuraan |
0,01 |
1,2,3,4,7,8,9-heptachloordibenzofuraan |
0,01 |
Octachloordibenzofuraan |
0,001 |
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast lozingsvoorschriften gelden ook andere voorschriften. Die vindt u op de pagina Inhoudelijke regels afval(mee)verbrandingsinstallatie.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie)
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 over industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
De Richtlijn industriële emissies is op 15 juli 2024 inhoudelijk gewijzigd door richtlijn 2024/1745. Hierbij wordt ook de naam van de richtlijn aangepast tot Richtlijn industriële emissies en veehouderijen.
Ga naar de geconsolideerde tekst van de Richtlijn industriële emissies.
Meer informatie staat op Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie).