Lozingsvoorschriften voor het opslaan van goederen (par. 4.104, 6.2.7.3 of 7.2.7.3 Bal en decentrale regels)
Voor het opslaan van goederen gelden lozingsvoorschriften uit de paragrafen 4.104, 6.2.7.3 of 7.2.7.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). De voorkeursroute voor afvalwater van het opslaan van lekkende, uitlogende en vermestende goederen, is lozen op het vuilwaterriool. Voor afvalwater dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen, is de voorkeursroute lozen in of op de bodem of op oppervlaktewater.
Op deze pagina
- Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
- Wanneer de regels van toepassing zijn
- Verboden en voorwaarden Bal en decentrale regels
- Overgangsrecht
- Gerelateerde wetgeving
- Controleaspecten
- Let op: er gelden ook andere voorschriften
Hoe ontstaat het afvalwater bij deze activiteit
Het afvalwater bij deze activiteit ontstaat vooral door afstromend hemelwater, schrob- en spoelwater of uit water van een nevelgordijn om het verstuiven van goederen tegen te gaan.
Bij het laden en lossen kunnen goederen namelijk verstuiven. Daarom zijn ze ingedeeld in stuifklassen S1, S2, S3 en S4. Bij stuivende goederen die bevochtigd worden, ontstaat afvalwater. De betekenis van de stuifklassen is als volgt:
Tabel
Stuifgevoeligheid |
Niet bevochtigbaar |
Wel bevochtigbaar |
---|---|---|
Sterk stuifgevoelig |
S1 |
S2 |
Licht stuifgevoelig |
S3 |
S4 |
Goederen zijn inert of niet-inert. De eisen die gesteld worden aan het afvalwater dat bij het opslaan van deze goederen vrijkomt zijn hiervan afhankelijk.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3, 4, 6 of 7 van het Bal staat of de regels gelden. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.104 en paragraaf 6.2.7.3 of paragraaf 7.2.7.3 van het Bal valt
- paragraaf 4.104 in hoofdstuk 3 van het Bal voor uw bedrijfstak is aangewezen
Er staan ook lozingsregels voor deze activiteit in het omgevingsplan en in de waterschapsverordening. Welke regel geldt, hangt af van de lozingsroute(s).
Let op: voor lozingen op regionaal oppervlaktewater gelden de lozingseisen uit het Bal én de bruidsschatregels.
Decentrale regels
Totdat de gemeente in het omgevingsplan zelf lozingsregels heeft opgesteld, geldt het tijdelijk deel van het omgevingsplan: de bruidsschat. U vindt de regels in paragraaf 22.3.8.6.
Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden ook de regels die van rechtswege zijn toegevoegd aan de waterschapsverordening: bruidsschat van de waterschapsverordening. U vindt de regels in afdeling 2.7 en 2.8. Deze regels komen van rechtswege te staan in het nieuwe gedeelte van de waterschapsverordening. Deze regels blijven gelden tot het waterschap deze regels wijzigt.
Bruidsschat aanpassen
Na inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen gemeenten en waterschappen de bruidsschatregels omzetten naar regels die beter passen bij de lokale situatie. Bij deze omzetting moeten gemeente én waterschap wel rekening houden met de taken en bevoegdheden van het andere bestuursorgaan. Men moet met elkaar rekening houden vanwege de samenhang van de instrumenten.
Beste beschikbare technieken (BBT) opslag
BBT is dat lekkende (niet-inerte) goederen boven een vloeistofdichte bodemvoorziening zijn opgeslagen. Voor vermestende (niet-inerte) goederen geldt dat ze zijn opgeslagen boven een aaneengesloten bodemvoorziening. Bij een lekkage worden de stoffen die op de vloer terechtkomen opgeruimd.
Schoon werken
Voor stoffen die vaak in de afvalwaterstroom zijn aangetroffen, bestaan emissiegrenswaarden. Wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden die zijn genoemd in artikel 4.1057 van het Bal? Dan mag afvalwater direct op het vuilwaterriool worden geloosd, zonder zuivering vooraf.
Bijvoorbeeld als geen of nauwelijks olie wordt gebruikt in het proces. Of als zo zorgvuldig wordt gewerkt dat geen olie in het afvalwater terechtkomt. Dan kan voldaan worden aan de grenswaarde van 20 mg/l. Er is dan geen voorziening in de vorm van een olieafscheider nodig. Daarnaast hoeft de bedrijfsriolering niet vloeistofdicht te zijn.
Hemelwater
Natuurlijk zijn er verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat er afvalwater ontstaat bij het opslaan van goederen. Bijvoorbeeld door de opslagvoorzieningen tegen (in)regen(en) te beschermen. De afwegingen hiervoor zijn aan de ondernemer. Van belang hierbij is om te realiseren dat hemelwater formeel een afvalwaterstroom is. Het schoonhouden van hemelwater is niet alleen belangrijk om het lokaal te kunnen lozen. Het is ook belangrijk als iemand het op het bedrijf zelf gaat hergebruiken (BBT).
Hemelwater is bijvoorbeeld prima geschikt om stuifgevoelige goederen nat te houden (artikel 4.1056 van het Bal en artikel 22.159 van het bruidsschat omgevingsplan). Door hemelwater bij deze activiteit op te slaan en te hergebruiken, ontstaat minder afvalwater en wordt hergebruik van geschikt water bevorderd.
Extreme omstandigheden
Als bij stuifgevoelige goederen afvalwater uiteindelijk toch wordt geloosd, geldt de eis van 300 mg per liter onopgeloste bestanddelen (gemeten in een steekmonster). Dit betekent dat deze concentratie alleen in extreme situaties mag worden aangetroffen.
Concentraties van ongeveer 100–150 mg/l zijn normaal en daaronder bestaat in principe geen probleem. Als regelmatig concentraties worden aangetroffen tussen de 100–150 en 300 kan een handhaver vragen gaan stellen. Overschrijding van de norm van 300 betekent ingrijpen.
Verboden en voorwaarden Bal en decentrale regels
In Bal en de bruidsschat staan voorwaarden om te mogen lozen als het gaat om afvalwater afkomstig van inerte en niet-inerte goederen.
Opslag van inerte goederen (decentraal)
De voorkeursroute voor afvalwater dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen, is lozen in de bodem of op oppervlaktewater of het schoonwaterriool.
Afvalwater wordt alleen in een vuilwaterriool geloosd, als het lozen op of in de bodem, op een oppervlaktewaterlichaam (artikel 2.30 van de bruidsschat waterschapsverordening) of in een schoonwaterriool redelijkerwijs niet mogelijk is.
Voor het lozen van dat afvalwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 300 mg/l, gemeten in een steekmonster (artikel 22.161 van de bruidsschat omgevingsplan).
Opslag van niet-inerte goederen
De voorkeursroute voor afvalwater afkomstig van het opslaan van lekkende, uitlogende en vermestende goederen ingedeeld in bijlage IVA, deel A, B of C van het Bal, is lozen op vuilwaterriool (artikel 4.1057 van het Bal).
Er mag alleen op het vuilwaterriool geloosd worden, als het te lozen water voldoet aan de emissiegrenswaarden uit artikel 4.1059 van het Bal, gemeten in een steekmonster:
- som van de metalen arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: 1 mg/l
- minerale olie: 20 mg/l
- polycyclische aromatische koolwaterstoffen: 50 μg/l
- onopgeloste stoffen: 300 mg/l
Als uit de goederen, bedoeld in artikel 4.1057 van het Bal, alleen olie kan lekken, geldt een grenswaarde van 20 mg/l olie en 300 mg/l onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster. Wanneer door preventieve maatregelen niet aan deze norm voldaan kan worden, moet een olieafscheider en slibvangput geplaatst worden. Het afvalwater afkomstig van die opslag moet hier voor vermenging met ander afvalwater doorheen worden geleid.
Lozen op oppervlaktewater
Ligt een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk op meer dan 40 meter van de perceelgrens? Dan mag ook op een oppervlaktewaterlichaam geloosd worden. Dan mag ook geloosd worden op:
- rijkswateren en de Noordzee (artikel 6.56b en 7.61b van het Bal)
- regionaal oppervlaktewater (artikel 2.32 van de bruidsschat waterschapsverordening)
Gemeten in een steekmonster zijn de emissiegrenswaarden dan:
- som van de metalen arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: 1 mg/l
- minerale olie: 20 mg/l
- polycyclische aromatische koolwaterstoffen: 50 μg/l
- onopgeloste stoffen: 100 mg/l
- som van stikstofverbindingen: 10 mg/l
- som van fosforverbindingen: 2 mg/l
- chemisch zuurstofverbruik: 200 mg/l
Berekening afstand perceelgrens
De afstand wordt berekend over de kortste lijn waarlangs aansluiting daadwerkelijk kan plaatsvinden. Die afstand is niet altijd hemelsbreed de kortste lijn. Dit komt door privaatrechtelijke belemmeringen of de aanwezigheid van bijvoorbeeld een waterkering.
Vond de lozing voor 2013 plaats? Dan wordt de afstand berekend vanaf de plek waar het afvalwater vrijkomt, in plaats van vanaf de perceelgrens.
Een gemeente of waterschap is niet bevoegd om de voorkeursroute van een lozing op te heffen. Is er een andere lozingsroute in het omgevingsplan of waterschapsverordening is toegestaan? Dan geldt de voorkeursroute niet als verplichting voor de initiatiefnemer.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht bepaalt dat olieafscheiders die al in gebruik waren voor 2 november 2010 en voldeden aan de toenmalige norm, beschouwd mogen worden als olieafscheiders die voldoen aan NEN-EN 858. Dit geldt ook voor olieafscheiders van voor 1 maart 1997 die voldoende capaciteit hebben.
Gerelateerde wetgeving
De inhoud van de olieafscheider is gevaarlijk afval. Daarvoor geldt titel 10.6 van de Wet milieubeheer (Wm):
- Afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (artikel 10.37 Wm)
- De gegevens hierover moeten worden bewaard (artikel 10.38 Wm).
Controleaspecten
Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Gelden de regels voor het omgevingsplan of voor de bruidsschat omgevingsplan?
- Gelden de regels van de nieuwe waterschapsverordening of de regels van de bruidsschat waterschapsverordening?
- Is er maatwerk voor een andere lozingsroute?
- Wat wordt er opgeslagen? Zijn het niet-inerte goederen waaruit stoffen kunnen lekken of uitlogen, of zijn het vermestende goederen?
- Wordt gewerkt volgens BBT?
- Voldoet men aan de gestelde emissiegrenswaarden?
- Is er een olieafscheider en slibvangput aanwezig?
- Nee: zit er minder dan 20 mg/liter olie in enig steekmonster? Dan is een olieafscheider met slibvangput volgens NEN-EN 858-1 en -2 niet verplicht.
- Ja: Check de regels voor handhaving olieafscheiders en slibvangput.
- Wordt het gevaarlijke (vloeibare) bedrijfsafval correct afgevoerd?
Meten en bemonsteren
Om te bepalen of aan de lozingsvoorwaarden is voldaan, gelden de volgende normen:
- voor het bemonsteren van afvalwater: NEN 6600-1
Het monster wordt niet gefiltreerd. Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen.
- voor het conserveren van een monster: NEN-EN-ISO 5667-3
- voor analyse van een monster voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872
- voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705
- voor olie: NEN-EN-ISO 9377-2
- voor arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2
- voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993
- voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1
- voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646
- voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1
- voor de som van fosforverbindingen: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2
Riooltekening
Bij lozing op een riool is er een riooltekening waar duidelijk op staat:
- op welke punten welk afvalwater wordt geloosd
- of de lozingspunten zijn aangesloten op het eigen vuilwaterriool of een schoonwaterriool
- op welke lozingsroutes het eigen vuilwaterriool en het schoonwaterriool uitkomen
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast lozingsvoorschriften gelden ook andere voorschriften voor het opslaan van goederen in paragraaf 4.104. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels opslaan van goederen. Er staan ook regels op de pagina Laden en lossen van vaartuigen of drijvende werktuigen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.