Lozingsvoorschriften grootschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen (paragraaf 4.43 Bal)
Voor het grootschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met vloeibare brandstoffen gelden lozingsvoorschriften uit paragraaf 4.43 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Grootschalig wil zeggen: meer dan 25 m3 vloeibare brandstoffen per jaar. De voorkeursroute voor lozing is het vuilwaterriool.
Op deze pagina
Wat u moet u moet weten over deze lozingsvoorschriften:
- Hoe ontstaat het afvalwater bij deze activiteit
- Wanneer de regels van toepassing zijn
- Beste beschikbare technieken (BBT)
- Verboden en voorwaarden
- Overgangsrecht
- Gerelateerde wetgeving
- Controleaspecten
- Let op: er gelden ook andere voorschriften
Hoe ontstaat het afvalwater bij deze activiteit
Het tanken van brandstoffen aan vaartuigen vindt plaats boven oppervlaktewater. Bij het tanken van brandstoffen kunnen morsingen van de brandstoffen plaatsvinden, die dan in het oppervlaktewater terecht komen.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Bal staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.43 van het Bal valt, en
- uw activiteit onder paragraaf 3.4.11 Scheepswerven of paragraaf 3.8.3 Bunkerstations en andere tankplaatsen voor schepen valt
Als vloeibare brandstoffen worden getankt, is deze paragraaf ook van toepassing op het tanken van ureum. De regels gelden ook voor het tanken van drijvende werktuigen, zoals een drijvende baggermolen.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het voorkomen van vervuiling van de bodem of een oppervlaktewaterlichaam met vloeibare brandstoffen of ureum, is de beste beschikbare techniek (BBT).
Daarom wordt bij het tanken met een elektrische pomp gebruikgemaakt van een vulpistool of van een slang die aan het schip wordt gekoppeld. Dit is een vaste aansluiting. Beide hebben een automatisch afslagmechanisme dat afslaat als de brandstoftank vol is. Een vulpistool slaat ook af als het vulpistool valt (artikel 4.537 van het Bal). De tankzuil heeft ook een aan- en uitschakelaar (artikel 4.535 van het Bal).
Tankinstallaties in rivier- en getijdengebieden zijn uitgevoerd met voorzieningen die de werking van de tankinstallatie ook waarborgen bij hoge en lage waterstanden. Dat valt onder de zorgplicht. Voorbeelden van deze maatregelen:
- een langere ontluchtingsleiding, om te voorkomen dat de tank volstroomt met water
- een klep in de zuigleiding
- een aangebrachte betonfundatie tegen opdrijven
Om verontreiniging van de bodem met vloeibare brandstoffen of ureum te voorkomen, is een vloeistofdichte bodemvoorziening noodzakelijk. Die ligt 1 meter rondom de tankzuil én tot aan de kaderand. Er is ook een olieafscheider nodig.
Het uitgangspunt bij het tanken van vaartuigen met brandstof, is dat dit altijd door of onder toezicht van deskundig personeel plaatsvindt. Deskundig wil zeggen dat het personeel op de hoogte is van:
- de gevaarlijke eigenschappen van de brandstoffen
- de aanwezigheid en het gebruik van absorptie- en hulpmiddelen
- wat het moet doen bij een incident
Zelf tanken onder toezicht is wel toegestaan.
Verboden en voorwaarden
De voorkeursroute is lozen op vuilwaterriool.
Er mag alleen geloosd worden, als het te lozen water voldoet aan een grenswaarde van 20 mg/l olie. Wanneer het door preventieve maatregelen niet lukt aan deze norm te voldoen, moet een olieafscheider en slibvangput geplaatst worden.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht bepaalt dat olieafscheiders die al in gebruik waren vóór 2 november 2010 en voldeden aan de toenmalige norm, beschouwd mogen worden als olieafscheiders die voldoen aan NEN-EN 858. Dit geldt ook voor olieafscheiders van voor 1 maart 1997 die voldoende capaciteit hebben.
Gerelateerde wetgeving
De inhoud van de olieafscheider is gevaarlijk afval (EURAL 13.05). Daarvoor geldt titel 10.6 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit betekent dat het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (artikel 10.37 Wm) en dat de gegevens hierover moeten worden bewaard (artikel 10.38 Wm).
Controleaspecten
Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Is er maatwerk voor een andere lozingsroute?
- Is er een olieafscheider en slibvangput aanwezig?
- Nee: zit er minder dan 20 mg/liter olie in ieder steekmonster? Dan is een olieafscheider met slibvangput volgens NEN-EN 858-1 en -2 niet verplicht.
- Zo ja: Check de regels voor handhaving olieafscheiders en slibvangput.
- Wordt het gevaarlijke (vloeibare) bedrijfsafval correct afgevoerd?
Om te bepalen of aan de lozingsvoorwaarden is voldaan, gelden de volgende eisen voor het bemonsteren en analyseren van afvalwater:
- Voor het bemonsteren van afvalwater geldt NEN 6600-1. Het monster wordt niet gefiltreerd. Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen.
- Voor het conserveren van een monster geldt NEN-EN-ISO 5667-3.
- Voor het analyseren geldt voor olie NEN-EN-ISO 9377-2.
Bij lozing op een riool is er een riooltekening waar duidelijk op staat:
- op welke punten welk afvalwater wordt geloosd.
- of de lozingspunten zijn aangesloten op het eigen vuilwaterriool of een schoonwaterriool.
- op welke lozingsroutes het eigen vuilwaterriool en het schoonwaterriool uitkomen.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast lozingsvoorschriften gelden ook andere voorschriften. Die vindt u op de pagina Inhoudelijke regels grootschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met vloeibare brandstoffen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.