Verzilting - oorzaken, gevolgen en maatregelen
Verzilting is de toename van het zoutgehalte in de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater. Verzilting komt in Nederland vooral door indringend zeewater en door brak grondwater dat omhoog komt (zoute kwel). Verzilting heeft negatieve en positieve gevolgen. Om problemen te beperken en kansen te creëren, is het thema verzilting opgenomen in het overheidsbeleid.
Oorzaken van verzilting
Externe verzilting: verzilting door indringend zeewater
Verzilting door indringend zeewater treedt op doordat zout water het zoetwatersysteem binnendringt via rivieren, schut- en spuisluizen. Zout water heeft een grotere dichtheid dan zoet water. Het zoute water treedt daarmee als een zouttong de rivier binnen. Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel en kunnen zeer lage rivierafvoeren vaker voorkomen. Bij een lage rivierafvoer of een hogere zeewaterstand (bijvoorbeeld tijdens stormvloed) komt het zoute water verder landinwaarts. Ook kan zout water binnendringen via spui- en schutsluizen of vispassages op een zoet-zoutovergang. Door het verschil in dichtheid komt, samen met schepen of vissen, altijd ook een hoeveelheid zout in het zoete water terecht.
Interne verzilting: verzilting door zout of brak grondwater dat omhoog komt (zoute kwel)
Interne verzilting ontstaat wanneer zout of brak grondwater als kwelwater omhoog komt. Het komt daardoor terecht in de bodem, in het grondwater en in het oppervlaktewater. In de kustgebieden kan de interne verzilting toenemen bij stijging van de zeespiegel en toenemende onttrekkingen (droge zomers). Ook verder landinwaarts komt interne verzilting voor. Dit gebeurt vooral in de laaggelegen delen van Nederland, zoals diepe poldergebieden en droogmakerijen. Dit is een gevolg van ontwatering en bodemdaling. Naast geleidelijke verzilting van het grondwater, kunnen daarbij ook wellen ontstaan, kortsluitingen tussen het diepe zoute grondwater en het oppervlaktewater. Verdergaande bodemdaling en toenemende onttrekkingen zorgen voor meer verzilting.
Verzilting door verdamping & neerslagtekort
Ook zoet water in rivieren en meren bevat opgeloste zouten van natuurlijke oorsprong en als gevolg van lozingen door industrie en rioolwaterzuiveringen. De concentraties van deze zouten zijn lager dan die van zeewater. Wanneer verdamping van open water toeneemt en rivierwater voor een groter deel uit afvalwater bestaat, nemen de zoutconcentraties toe. Tijdens perioden van extreme droogte kunnen de concentraties van chloride de richtwaarden voor gebruik van oppervlaktewater als drinkwaterbron hierdoor overschrijden. Dit kan tot gevolg hebben dat de waterbeheerder lozingen met hoge zoutgehalten conform geldende vergunningen tijdelijk moet laten beperken.
Actieve verzilting
Als door aanpassingen in het watersysteem verzilting doelbewust in gang wordt gezet voor andere functies, zoals scheepvaart of natuur, is er sprake van actieve verzilting. Dit gebeurt bijvoorbeeld door visvriendelijk spui- of sluisbeheer op een zoet-zoutovergang en het aanleggen van brakke zones. Dit is positief voor ecologie, maar kan wel voor meer verzilting zorgen. Een ander voorbeeld is het verdiepen van een watergang. Dit is positief voor scheepvaart, maar kan wel voor meer verzilting zorgen.
Gevolgen van verzilting
Landbouw
De meeste land- en tuinbouwgewassen hebben zoet water nodig om goed te groeien. Schade ontstaat wanneer het zoutgehalte van het beregeningswater of in het grondwater in de wortelzone te hoog is. Vooral teelten als bloembollen, fruit en bomen zijn erg gevoelig voor te veel zout.
Ecosysteem
Veel dieren en planten in zowel het water als op land zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van zoet water, andere van zout of brak water. Veel planten en dieren kunnen een bepaalde variatie in zoutgehalte aan, maar sommige soorten zijn gevoeliger dan andere. Een overbelasting met bepaalde zoutgehalten voor bepaalde duur kan tot tijdelijke of blijvende schade aan planten of dieren leiden. Voor de Kaderrichtlijn Water zijn per oppervlaktewaterlichaam (watertype en status) ecologische doelen vastgesteld. Deze doelen staan in de nationale en regionale waterprogramma’s voor oppervlaktewaterlichamen die in beheer zijn bij het Rijk en de waterschappen. Per watertype zijn uitwerkingen beschikbaar waarin een bepaalde chlorideconcentratie is gekoppeld aan een bepaalde kwaliteit van de ecologische toestand. Sommige wateren zijn door menselijk ingrijpen in het verleden afgesloten van de zee en daardoor zoet of brak geworden. Daar waar dit tot de mogelijkheden behoort, werken water- en natuurbeheerders eraan om de oorspronkelijke overgangen en dynamiek tussen zoet en zout weer te herstellen en zo de waterkwaliteit en biodiversiteit te verbeteren.
Drinkwater
Verzilting tast het water aan waar drinkwater uit gewonnen wordt. Verhoogde chlorideconcentraties in het drinkwater zijn nadelig voor de smaak. Bovendien is chloride een indicator voor andere zouten in het drinkwater die de kwaliteit nadelig kunnen beïnvloeden. Verhoogd zoutgehalte in leidingwater kan daarnaast tot sterkere corrosie en slijtage van technische installaties in woningen en bedrijven leiden.
Industrie en energiesector
De industrie en de energiesector maken veel gebruik van water in hun processen en als koelwater. Net als bij leidingwater geldt voor proces- en koelwater dat een verhoogd zoutgehalte zorgt voor sterkere corrosie en slijtage van technische installaties.
Positieve gevolgen
Verzilting kan ook positieve gevolgen hebben en kansen bieden. Zo zijn er bijvoorbeeld bedrijven die de voordelen van verzilting proberen te plukken. Deze zilte proefbedrijven testen bestaande, gangbare gewassen op hun ''uithoudingsvermogen" tegen verhoogde chloridegehaltes in het water. Verder zijn er, zoals hierboven genoemd, gebieden die in de loop der tijd zijn afgesloten van het zoute water. Voor deze gebieden kunnen kansen ontstaan door zoet-zoutovergangen te creëren. Hierdoor is er kans dat verdwenen flora en fauna weer terugkomen naar het gebied.
Verantwoordelijkheden bij drinkwater
De waterbeheerder moet er naar beste vermogen voor zorgen dat de chloride-concentratie op drinkwaterwinlocaties niet boven de wettelijke norm uitkomt. Deze normen staan in bijlage V bij het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het drinkwaterbedrijf moet drinkwater leveren volgens de kwaliteitseisen van het Drinkwaterbesluit. Vooral in droge periodes vereist dat van beide partijen extra inspanning. Aangezien drinkwaternormen over jaargemiddelde waarden gaan, hebben drinkwaterbedrijven, waterbeheerders en inspectie een handleiding opgesteld. De handleiding chloridenormering drinkwaterbronnen (pdf, 159 kB) geeft antwoord op de vraag hoe om te gaan met tijdelijke overschrijding van deze normen gedurende een jaar.
Monitoring van verzilting
De overheid heeft een uitgebreid monitoringsnetwerk waarbij verschillende parameters worden gemeten. Op basis van geleidbaarheid en temperatuurdata wordt op veel locaties chloride berekend. Hierdoor is er altijd een actueel beeld van de huidige verziltingssituatie en kunnen er maatregelen worden getroffen wanneer nodig. Op Waterinfo vindt u actuele, verwachte én historische meetgegevens over de rijkswateren.
Maatregelen tegen verzilting
Maatregelen tegen verzilting kunnen preventief zijn, mitigerend (verzachtend) of compenserend. Voorbeelden van maatregelen zijn:
- vasthouden van water om verzilting door watertekort te voorkomen
- zoutindringing tegengaan door iets meer water door te voeren in de betreffende riviertak en/of kanaal (dit gebeurt bijvoorbeeld op de Hollandsche IJssel, Lek en het Amsterdam Rijnkanaal)
- zoutindringing tegengaan door extra menging in kanaal op te wekken bijvoorbeeld door een bellenscherm (dit gebeurt bijvoorbeeld in het Amsterdam Rijnkanaal)
-
zoutindringing bij schutsluizen tegengaan door passende maatregelen te treffen (bijvoorbeeld meerdere schepen per schutting, een korte deur opentijd of inzet van een bellenscherm)
-
zoutindringing voor de spuisluizen tegengaan door passende maatregelen (bijvoorbeeld afvoer via de zouthevels/zoutriolen en gebruik van slabben om zoutindringing te beperken)
- doorspoelen van sloten en andere wateren met zoet water
- de hoeveelheid kwel verminderen op lokale percelen
Het is bij onttrekkingen, ingrepen en maatregelen in bodem en watersysteem raadzaam om na te gaan of zoet en zout water elkaar nadelig kunnen beïnvloeden.
Op de pagina Droogtemonitor communiceert de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) in een droogtesituatie over de actuele situatie en over maatregelen die worden genomen.
Omgevingswet
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is het probleem van verzilting meerdere keren genoemd. Ook is een kaart opgenomen waarop verziltingsgevoelige gebieden staan. Daarnaast kunnen ook provincies en gemeenten in hun omgevingsvisie beleid opnemen om verzilting tegen te gaan. Het beleid dat in de omgevingsvisies staat, is de basis voor het nemen van verdere maatregelen en voor het vaststellen van bindende regelgeving.
Verzilting neemt toe door klimaatverandering en intensiever (grond)watergebruik. Een toekomstbestendige zoetwatervoorziening vereist daarom een klimaatbestendig land- en watergebruik. Voldoende zoetwater van goede kwaliteit is niet altijd en overal mogelijk voor alle gebruikers en sectoren. Uitgangspunt van het gezamenlijk beleid (Deltaprogramma Zoetwater) is om de vraag naar water af te stemmen op de beschikbaarheid van water. Dit kan door bij de toedeling van watervragende functies aan gebieden rekening te houden met de waterbeschikbaarheid in die gebieden. Daarbij is het belangrijk dat watervragende functies zuinig omgaan met water. Om wateroverlast en tekorten aan zoetwater te beperken, is het advies om per gebied een voorkeursvolgorde te hanteren:
- beter vasthouden van water om overlast te voorkomen en beschikbaarheid zeker te stellen;
- bergen van water om plaatselijke overlast te verminderen en tijdelijke tekorten te overbruggen;
- afvoeren van water dat na bovenstaande stappen overtollig is.
De vervolgstap om een tekort aan water te voorkomen, is het slimmer verdelen van water over de watervragende functies in een gebied. Is dat toch nog onvoldoende, dan moeten we ons op bepaalde locaties in bepaalde mate op overlast of tekorten voorbereiden en (rest)schade accepteren.
Begrip: Kaderrichtlijn Water (KRW)
Europese richtlijn die de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater borgt.
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.
Zie ook de website eur-lex.europa.eu: PbEG 2000, L 327.
Meer informatie leest u op de pagina Kaderrichtlijn Water.
Begrip: Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Lees meer op de pagina Inhoud Besluit kwaliteit leefomgeving.