Aanpak wateroverlast
De overheidsaanpak van wateroverlast richt zich op het zorgen voor voldoende ruimte voor waterberging en waterafvoer. Waterschappen en het Rijk (Rijkswaterstaat) kunnen als waterbeheerder ruimte voor water maken binnen het watersysteem. Provincies en gemeenten kunnen gebieden aanwijzen voor waterberging. Gemeenten zorgen daarnaast voor de afvoer van overtollig water vanuit bebouwd gebied.
Het Rijk: nationale overheidsaanpak en maatregelen voor de grote rivieren
Het Nationaal waterprogramma regelt dat het Rijk als waterbeheerder een rol speelt in het zorgen voor voldoende bergings- en afvoercapaciteit voor de grote rivieren. Verder heeft het Rijk het onderwerp wateroverlast overgedragen aan provincies, gemeenten en waterschappen.
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (pdf, 242 kB) zijn doelstellingen en regionale normen voor wateroverlast opgesteld. Om aan die normen te voldoen is het soms nodig om de afvoer- en bergingscapaciteit van de oppervlaktewateren te vergroten en waterberging te realiseren. De doelstellingen voor de oppervlaktewateren zijn bijna geheel gerealiseerd. De Unie van Waterschappen geeft aan dat voor de waterschappen gemiddeld geldt dat 99% van het watersysteem voldoet aan de normen voor wateroverlast.
Het Rijk heeft het thema wateroverlast in 2003 opgepakt in het Nationaal Bestuursakkoord Water en in 2008 hernieuwd in het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel. Het thema staat ook in het Nationaal waterplan 2009-2015. Het Nationaal Waterplan is opgegaan in het Nationaal waterprogramma. Met het akkoord hebben de verschillende overheden verduidelijkt hoe zij hun taken en bevoegdheden invullen: Gemeenten zijn verantwoordelijk voor afvoer van water uit bebouwd gebied. Het Rijk, provincies en waterschappen moeten er samen voor zorgen dat watergangen de aanvoer van water uit zowel bebouwd als landelijk gebied aankunnen.
Provincie: coördinator voor regionale wateroverlast
In het Bestuursakkoord Water 2011 (pdf, 2.4 MB) staat dat provincies de kaders stellen voor het voorkomen van regionale wateroverlast. Dit heeft een belangrijke relatie met de rol van de provincies in de ruimtelijke ordening en als gebiedsregisseur. De provincie neemt normen voor wateroverlast op in haar omgevingsverordening als omgevingswaarden voor watersystemen. Dit is een verplichting voor de provincies, die volgt uit artikel 2.13, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet.
De provincie kan daarnaast in het regionale waterprogramma aangeven hoe de normen voor regionale wateroverlast worden bereikt, voor zover deze nog niet zijn bereikt. Het regionaal waterprogramma is een verplicht programma, op basis van artikel 3.8, tweede lid, van de Omgevingswet. Het is echter niet verplicht om daarin maatregelen tegen wateroverlast op te nemen. De provincie kan in het programma aangeven welke gebieden kwetsbaar zijn voor wateroverlast. Het uitdrukkelijk benoemen van deze gebieden biedt partijen bij gebiedsontwikkelingen inzicht in de wateropgave. Ook stimuleert dit het zoeken naar functiecombinaties met water.
Waterschap: ruimte voor water maken in het watersysteem
De waterschappen spannen zich als beheerder van de regionale wateren in om de omgevingswaarden uit de omgevingsverordening te realiseren. Als de omgevingswaarden niet worden gehaald is het waterschap verplicht, wanneer het zesjaarlijks vast te stellen waterbeheerprogramma (artikel 3.7 Omgevingswet) hier niet al in voorziet, een programma vast te stellen (art. 3.10 lid 2 Omgevingswet).
De waterschappen hebben de afgelopen jaren al meer ruimte voor water gecreëerd in het regionale watersysteem door maatregelen zoals:
- flexibel peilbeheer
- aanleg van natuurvriendelijke oevers
- realiseren van kleinschalige waterberging
- combinaties van waterberging met andere ruimtelijke ontwikkelingen (de hoofdfunctie van de locatie is niet waterberging)
Daar waar extra ruimte voor waterberging nodig is, zijn de provincies en gemeenten in beeld voor de afweging van de ruimtelijke aspecten. De maatregelen die het waterschap neemt tegen wateroverlast zijn opgenomen in het waterbeheerprogramma.
Gemeente: ruimte voor waterberging aanwijzen en tegengaan wateroverlast in bebouwd gebied
De gemeente is verantwoordelijk voor het evenwichtig toedelen van functies aan locaties in het omgevingsplan (artikel 4.2 van de Omgevingswet). Zo kan de gemeente de functie waterberging toekennen aan een stuk grond.
De gemeente heeft de taak om afstromend hemelwater in te zamelen, als de perceeleigenaar dat water niet zelf kan verwerken en als de benodigde maatregelen doelmatig zijn.
In bebouwd gebied kan lokaal al snel wateroverlast ontstaan door heftige regenbuien. Het snel kunnen afvoeren van water is dan een soms onmogelijk opgave. Daarom wordt lokaal ook wel ruimte gereserveerd om water vast te houden, zoals in wadi's of ondergrondse voorzieningen.
De gemeente kan voor de aanpak van wateroverlast regels opnemen in het omgevingsplan. Die regels verplichten inwoners om bepaalde maatregelen te nemen tegen wateroverlast.
In de omgevingsvisie en/of een gemeentelijk rioleringsprogramma kan de gemeente aangeven welke mate van wateroverlast geaccepteerd wordt. Tot dat niveau van (tijdelijke) wateroverlast is het dan niet nodig om grote investeringen te doen. Niet elke gemeente heeft dit zo beschreven, omdat het niet verplicht is.