Organisatie van het waterbeheer
Beheer van watersystemen is geen zaak van 1 partij, maar een samenspel van alle bestuurslagen in Nederland. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het is daarom van groot belang dat de verantwoordelijkheden van de verschillende bij het beheer van watersystemen betrokken overheden zo helder mogelijk worden vastgelegd. Onder de Omgevingswet zijn de verantwoordelijkheden globaal als volgt verdeeld. Onderscheid is gemaakt naar hoofdrolspelers en overige relevante partijen.
Hoofdrolspelers
- De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het nationale beleidskader en de strategische doelen (zoals vastgelegd in de NOVI) voor het waterbeheer in Nederland.
- De provincie is verantwoordelijk voor de vertaling hiervan naar een regionaal beleidskader en voor strategische doelen op regionaal niveau.
- De waterbeheerder (het Rijk voor het hoofdwatersysteem en de waterschappen voor de regionale watersystemen) is verantwoordelijk voor het operationele waterbeheer.
- De gemeente heeft slechts enkele taken in het beheer van watersystemen.
Voor meer informatie over de toedeling van taken zie verder naar onderen op deze pagina, onder de tussenkop Toedeling taken onder de Omgevingswet.
Overige relevante partijen
- Deltacommissaris
De deltacommissaris heeft als taak de totstandkoming en uitvoering van het deltaprogramma te bevorderen. Het deltaprogramma bevat maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
- Bestuurlijk overleg Water
In het Bestuurlijk overleg Water vindt het bestuurlijk overleg plaats tussen de minister van Infrastructuur en Waterstaat en bestuurders van waterschappen, provincies, gemeenten en drinkwaterbedrijven. Doel van dit overleg is het afstemmen van het waterbeleid, de uitvoering en monitoring daarvan op bestuurlijk niveau. Meer informatie vindt u op de pagina Bestuurlijk overleg Water.
- Directeurenoverleg water en Programmateam Water
Onder het Bestuurlijk overleg Water hangt het Directeurenoverleg Water (DO Water) en het Agendaoverleg Water (AO Water). Dit zijn de voorbereidende overleggen van het Bestuurlijk Overleg Water (BO Water). Meer informatie vindt u op de pagina Directeurenoverleg Water en Agendaoverleg Water.
Toedeling taken onder Omgevingswet
Rijk
Naast het vaststellen van een nationaal beleidskader en strategische doelen neemt het Rijk ook maatregelen die een nationaal karakter hebben (zoals het versterken van waterkeringen en het vergroten van de zoetwatervoorraad). De rijkstaken voor de fysieke leefomgeving staan in artikel 2.19 van de Omgevingswet. De minister van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor:
- het beheer van de rijkswateren Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)
- de handhaving van de kustlijn
- het toezicht op het beheer van primaire waterkeringen door een waterschap of een ander openbaar lichaam
- het tot stand brengen en beschikbaar stellen van technische leidraden voor het ontwerp en beheer van primaire waterkeringen.
Provincies
De provincie heeft operationele taken voor een deel van het grondwaterbeheer (denk aan vergunningverlening voor grote grondwateronttrekkingen, monitoring en het aanwijzen van grondwaterbeschermingsgebieden).
De provincie is verantwoordelijk voor de gebiedsgerichte coördinatie van de uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen. Ook het nemen van beheersmaatregelen uit de Zwemwaterrichtlijn zijn een provinciale taak. Soms kan de provincie zelf beheerder van watersystemen zijn, bijvoorbeeld als vaarwegbeheerder. Ten slotte is de provincie belast met het houden van toezicht op het beheer van watersystemen voor regionale wateren Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (waterschappen). Dit geldt niet voor het beheer van primaire waterkeringen: dat doet het Rijk. Deze taken staan in artikel 2.18 van de Omgevingswet.
Waterschappen
Waar het gaat om het beheer van watersystemen liggen de taken bij waterschappen voor de regionale wateren (artikel 2.17 Omgevingswet). De waterschappen, organen van functioneel bestuur, zorgen voor het voor Nederland cruciale beheer van watersystemen. Zij bepalen de concrete maatregelen en voeren deze uit. Vergunningverlening, toezicht/handhaving en monitoring zijn belangrijke onderdelen van dit operationele waterbeheer. Ook zorgen ze voor de zuivering van stedelijk afvalwater. Ter uitvoering van deze hoofdtaken kan het waterschap een legger, peilbesluiten en een waterbeheerprogramma vaststellen.
Gemeente
Taken op het gebied van de fysieke leefomgeving liggen in de eerste plaats bij gemeenten (zie artikel 2.3 Omgevingswet). De gemeenten spelen de hoofdrol bij het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Ze zorgen voor de openbare ruimte, ze delen de schaarse ruimte toe aan maatschappelijke functies en zijn het bevoegd gezag voor veruit de meeste activiteiten van burgers en bedrijven. De specifieke taken voor de gemeente staan in artikel 2.16 van de Omgevingswet. Taken in het beheer van watersystemen liggen op het terrein van hemelwater en grondwater. Ook de zorg voor de riolering behoort tot het takenpakket van de gemeente.
Doorwerking van beleid
De artikelen 2.22 tot en met 2.37 van de Omgevingswet regelen de doorwerking van provinciaal en rijksbeleid. Via instructieregels en instructies kunnen de provincie en het Rijk de uitoefening van taken en bevoegdheden door waterschappen (besluiten én feitelijk handelen) beïnvloeden. Wanneer het waterschap hieraan niet of onvoldoende gevolg geeft, beschikken de provincie en het Rijk over een bevoegdheid tot indeplaatstreding en kunnen zij besluiten van het waterschap zo nodig vernietigen. De Omgevingswet kent, anders dan de Waterwet, geen bepalingen over toezicht door hoger gezag.
Instructie water
Meer informatie over instructies vindt u op de pagina Instructie.
Enkele voorbeelden van een instructie zijn:
- de opdracht voor 1 of een beperkt aantal provincies of gemeenten om voor de realisatie van een waterbergingsgebied een specifieke functieaanduiding of beperkende gebruiksbepalingen in de omgevingsverordening of het omgevingsplan op te nemen.
- gevaar voor waterstaatswerken: artikel 19.16 van de Omgevingswet bevat een specifieke regeling als het waterschapsbestuur niet of niet voldoende optreedt bij gevaar voor waterstaatswerken. In die situatie kunnen Gedeputeerde Staten en in spoedeisende gevallen de commissaris van de Koning een instructie aan het waterschapsbestuur geven. Als Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning naar zijn oordeel ten onrechte niet of onvoldoende gebruikmaken van deze bevoegdheid, kan de minister aan het waterschapsbestuur een instructie geven.
Instructieregels water
Instructieregels van het Rijk staan in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Instructieregels van de provincie staan in de provinciale omgevingsverordening. Waterschappen en gemeenten kunnen geen instructieregels stellen.
Waarover de provincie instructieregels kan stellen, leest u op de pagina Instructieregels voor gemeenten en waterschappen in de omgevingsverordening. Meer informatie over instructieregels vindt u op de pagina Instructieregels.
Voorbeelden van instructieregels water zijn:
- regels over in de waterschapsverordening op te nemen omgevingsvergunningplichten.
- regels over een legger of peilbesluit en het calamiteitenplan van een waterschap.
- de watertoets: gemeenten moeten bij de totstandkoming van het omgevingsplan rekening houden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. De gemeente moet hierbij afstemmen met de waterbeheerder.
-
artikel 6.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Dit artikel verplicht waterschappen ertoe om bij het stellen van regels over lozingsactiviteiten in de waterschapsverordening de eisen van artikel 10 en 11, derde lid, onder g, van de Kaderrichtlijn Water in acht
te nemen. -
artikel 2.27 van de Omgevingswet: verplichte instructieregels van het Rijk voor omgevingsverordeningen voor "het beschermen van de gezondheid en het milieu, het beheer van natuurlijke hulpbronnen en het duurzaam veiligstellen
van de openbare drinkwatervoorziening, met betrekking tot het beschermen
van de kwaliteit van regionale wateren waaruit water voor de bereiding van
voor menselijke consumptie bestemd water wordt gewonnen, in ieder geval ter
uitvoering van de Kaderrichtlijn Water". -
artikelen 2.30 en 2.31 van de Omgevingswet voor zwemwaterlocaties en stedelijk afvalwater.
- artikel 2.26 van de Omgevingswet: De Omgevingswet gaat niet uit van planhiërarchie. Toch vindt er wel doorwerking plaats daar waar het om de waterprogramma's en de internationaalrechtelijke verplichtingen gaat. Zo moet het waterschap bij het opstellen van het waterbeheerprogramma (voor de watersystemen in zijn beheer) rekening houden met het regionale (provinciale) waterprogramma voor zover het daarbij om uitvoering van Europese verplichtingen (Kaderrichtlijn Water, Richtlijn Overstromingsrisico's, Grondwaterrichtlijn, Kaderrichtlijn Mariene Strategie en Zwemwaterrichtlijn) gaat. In zoverre vindt er doorwerking plaats van het regionale (provinciale) waterprogramma naar het waterbeheerprogramma van het waterschap.
Afstemming en samenwerking
In artikel 2.2 van de Omgevingswet staat dat:
- overheden bij hun taakuitoefening rekening moeten houden met elkaars taken en bevoegdheden. Als het nodig is, moeten ze onderling afstemmen.
- overheden hun taken en bevoegdheden gezamenlijk kunnen uitoefenen. Overdracht van taken en bevoegdheden is niet aan de orde.
- een overheid slechts bij uitzondering in de taken en bevoegdheden van een andere overheid treedt
Rijkswateren
Watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij het Rijk. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
In bijlage II bij het Omgevingsbesluit staat om welke watersystemen het gaat.
Regionale wateren
Watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn bij het Rijk. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Uitleg
Voor de regionale wateren kan het waterschap regels stellen.