Monitoring grondwater
De provincie stelt het monitoringsprogramma Kaderrichtlijn Water vast dat over grondwaterlichamen gaat (artikel 11.28, lid 3b Bkl). Dit monitoringsprogramma bevat een uitwerking van de methode van monitoring. De provincie stelt dit monitoringsprogramma digitaal beschikbaar (artikel 10.32 Omgevingsbesluit).
De provincie moet ook de monitoring voor de grondwaterlichamen uitvoeren (artikel 11.33, lid 2 Bkl). Uit deze monitoring volgt of de overheid voldoet aan de omgevingswaarden voor waterkwaliteit (artikel 20.1 lid 1 Omgevingswet). Dit zijn ook de omgevingswaarden voor een goede chemische toestand en goede kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen. Verder bewaakt de monitoring de overige doelstellingen die de KRW en de GWR stellen (artikel 11.27 Bkl).
Grondwaterkwaliteitsbeoordeling
De provincies beoordelen de waterkwaliteit van het grondwater door het:
- vaststellen van de toestand van een waterlichaam. Hiervoor toetst de provincie de metingen aan normen voor grondwater
- vaststellen van trends voor grondwaterlichamen
Meetnetten voor grondwater
Voor de KRW-monitoring van grondwaterlichamen sluiten de provincies aan bij:
- het landelijk meetnet grondwaterkwaliteit
- de provinciale meetnetten grondwaterkwaliteit (PMG). De PMG's komen wat betreft doelstelling, inrichting en gebruik overeen met het LMG. PMG's hebben vaak ook nog aanvullende doelstellingen, zoals de bewaking van de grondwaterkwaliteit in bijzondere gebieden
- de provinciale primaire meetnetten voor stijghoogten (PPMS). De stijghoogte is een maat voor de grondwaterstand
Naast de genoemde meetnetten kent Nederland nog meer grondwatermeetnetten in beheer bij het RIVM, waterschappen, drinkwaterbedrijven en industrie.
Monitoring trends
De Grondwaterrichtlijn (GWR) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) kent een milieudoelstelling voor het ombuigen van stijgende trends. De provincie bewaakt daarom of er geen significante en aanhoudende trends plaatsvinden in grondwaterlichamen (artikel 11.27 onder d Bkl). Dit leidt de provincie af op basis van concentratiegegevens over een tijdsverloop.
Aanvullende trendbeoordeling: effect verontreinigingspluim
De GWR kent een speciale bepaling voor het uitvoeren van aanvullende trendbeoordelingen van verontreinigende stoffen in grondwater (artikel 5, lid 5 GWR en artikel 11.27, lid f Bkl). Een aanvullende trendbeoordeling bepaalt het effect van een verontreinigingspluim en is nodig als een bestaande verontreinigingspluim mogelijk het verwezenlijken van de milieudoelstellingen voor grondwater (artikel 4 KRW) in gevaar kan brengen. Het gaat hier vooral om verontreinigingspluimen uit puntbronnen van verontreinigde bodems.
De aanvullende trendbeoordeling is erop gericht om vast te stellen dat verontreinigingspluimen vanuit verontreinigde locaties:
- zich niet verder verspreiden
- niet leiden tot verslechtering van de chemische toestand, en
- geen risico vormen voor de menselijke gezondheid en het milieu
Dit levert informatie op over het effect van verontreinigingspluimen op de milieudoelstellingen voor grondwater. En de noodzaak om maatregelen vast te stellen.
Documenten
Meetnetten
- Handboek monitoring grondwaterkwaliteit KRW - Platform meetnet beheerders 2016 (pdf, 2.2 MB)
- Monitoringsstrategie KRW meetnet 2020-2024 (pdf, 347 kB)
- Protocol voor datakwaliteitscontrole (QC) grondwaterkwaliteit - provincies en RIVM, 2024 (pdf, 969 kB)
Monitoren van grondwater
Grondwaterrichtlijn (GWR)
Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU 2006, L 372). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Ga naar de tekst van de Grondwaterrichtlijn.