Meten, bemonsteren en analyseren van afvalwater
Het meten, bemonsteren en analyseren van afvalwater is geen automatische verplichting in vergunningen voor bedrijven. Alleen in sommige gevallen geldt deze verplichting. Een handhaver bepaalt wel altijd via meten, bemonsteren en analyse van afvalwater of een lozer aan de gestelde lozingseisen voldoet.
Op deze pagina
Wat u moet weten over meten, bemonsteren en analyseren van afvalwater:
- Verplicht meten en bemonsteren door lozer? Nee, tenzij
- Soms nog wel verplicht meten en bemonsteren door lozer
- Algemene regels: maatwerk
- Voorschriften in de vergunning
- Vergunningen van bedrijven die vallen onder de E-PRTR en Rie
- Belasting wetgeving; zuiverings- of verontreinigingsheffing
- Methoden voor meten, bemonsteren en analyseren
-
Vervanging
De normcommissie heeft besloten om NEN 6621 te vervangen. - Afwijken van de norm of de voorgeschreven analysemethode
- Overschrijding lozingseis
Verplicht meten en bemonsteren door de lozer? Nee, tenzij
De meeste wettelijke verplichtingen rondom metingen en bemonstering zijn vervallen. De verplichtingen stonden in de:
- Wet milieubeheer (Wm, artikel 8.12 en 8.13)
- Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo, artikel 7, lid 4)
Dit is het resultaat van het verminderen van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Hier werkt de Rijksoverheid op verschillende manieren aan. Bijvoorbeeld bij het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW).
Voldoen aan lozingseisen
Een lozer moet wel altijd voldoen aan de gestelde lozingseisen. Dat kan leiden tot eigen metingen en bemonsteringen. Dit kan omdat in een vergunning of (maatwerk)voorschrift de norm waaraan de lozer moet voldoen is gekoppeld aan een analysemethode.
Uitgangspunt is niet verplicht
Uitgangspunt is dat alleen wordt voorgeschreven wat strikt noodzakelijk is. Dit geeft het bevoegd gezag nog wel de mogelijkheid om metingen en bemonstering op te nemen in de vergunning. Voor deze verplichting moeten dan wel onderbouwde en gegronde redenen zijn. Meestal neemt het bevoegd gezag deze verplichting niet meer op.
De algemene regels voor lozingen kennen deze verplichtingen nog wel voor een aantal activiteiten.
Wel verplicht voor handhaving
Een handhaver controleert de vergunning en zal daarom wel moeten meten en bemonsteren. Dit kan omdat in een vergunning of (maatwerk)voorschrift de norm waaraan de lozer moet voldoen is gekoppeld aan een analysemethode.
Soms nog wel verplicht meten en bemonsteren door lozer
Er zijn situaties waarbij de lozer wél verantwoordelijk is voor meten en bemonsteren. Dit hangt af van de wet- en regelgeving waar de lozingsactiviteit onder valt. Verplichtingen rond meting en bemonstering kunnen:
- als verplichting in de algemene regels staan
- als voorschrift in de vergunning staan
- als direct werkende verplichting voor de E-PRTR gelden
- de hoogte van de verontreinigings- of zuiveringsheffing bepalen.
Algemene regels: maatwerk
Het Bal kent een bemonster- en rapportageverplichting voor het:
- drainagewater of spoelwater van filters bij grondgebonden teelt in een kas (paragraaf 4.77)
- Drainwater of spoelwater van filters bij substraatteelt in een kas (paragraaf 4.76)
Het Bal kent alleen een bemonsterplicht voor:
- lozen vanuit zuiveringtechnisch werk (paragraaf 4.49)
- afvalverbrandingsinstallatie en afvalmeeverbrandingsinstallatie (paragraaf 4.4)
- titaandioxide-installatie (paragraaf 4.5)
De verplichting tot het kunnen nemen van monsters staat wel bij de diverse lozingsactiviteiten. Dit heeft een handhaver nodig voor controle op de voorschriften.
De meet- en rapportageverplichting bij het telen van gewassen kan men met een maatwerkvoorschrift aanpassen (nul-lozingen). Voor het lozen vanuit rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) kan men via maatwerkvoorschriften alleen de lozingsnorm aanpassen. De bemonsteringsfrequentie is bindend.
Voorschriften in de vergunning
In een lozingsvergunning kunnen voorschriften staan die meting en bemonstering mogelijk maken. Dus dat de lozer de:
- juiste voorzieningen voor debietmeting en monstername plaatst
- bereikbaarheid van het monsternamepunt waarborgt
- monsternamepunt en de monstername voorzieningen goed onderhoud
- bewijsstukken van verplicht uitgevoerd onderhoud bewaart
- juiste NEN-normen bij meting, bemonstering, analyse en conservering volgt (let op: de analysenormen kunnen invloed hebben op de manier van bemonsteren en conserveren)
- rapportages aanlevert die niet geregeld zijn in de E-PRTR
Er zijn situaties waarbij de vergunningverlener toch nog een meet-, bemonsterings-, en analyseverplichting kan opnemen. Vooral als het gaat om een lozing van stoffen die een grote nadelige invloed op de riolering of het zuiveringtechnisch werk hebben. In de aanvraag heeft de lozer dan een indicatie gegeven van de stoffen en hoeveelheden die hij wil lozen.
Handhaving zal daarna gericht metingen en bemonsteringen moeten uitvoeren. Om na te gaan of de feitelijke hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater voldoet aan de opgelegde lozingseisen. Andere monstername momenten kunnen zijn bij:
- door handhaving geconstateerde afwijkingen of veranderingen in het (bedrijfs)proces
- klachten
Vergunningen van bedrijven die vallen onder de E-PRTR en Rie
Er geldt een rechtstreeks werkende meet- en rapportage verplichting als een bedrijf valt onder de werking van de:
- European Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR) (artikel 5) of
- Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 14 en 16)
De E-PRTR regelt alleen de rapportage over jaarvrachten van stoffen en parameters. Eventuele andere noodzakelijke rapportages moet het bevoegd gezag in de vergunning voorschrijven. Voor Rie-bedrijven geldt dat een aantal BBT-conclusies de frequentie van monitoring voorschrijven (BBT staat voor beste beschikbare technieken Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)).
Hoe de vergunningverlener de monitoring van het te lozen afvalwater goed in de vergunning kan vastleggen, staat in de REF Monitoring.
U vindt meer informatie over het Integraal PRTR-verslag op de website van InfoMil.
Belastingwetgeving: zuiverings- of verontreinigingsheffing
Voor het bepalen van de zuiverings- of verontreinigingsheffing is het uitgangspunt dat bedrijven hun afvalwater dagelijks moeten meten en bemonsteren. De gegevens moet men registreren.
In sommige gevallen is het niet nodig om dit te doen. Het waterschap legt de ontheffing van deze dagelijkse verplichting vast in een meetbeschikking.
Methoden voor meten, bemonsteren en analyseren
Metingen, bemonsteringen en analyses moeten op een representatieve manier gebeuren. Om te zorgen dat iedere bemonstering en analyse op dezelfde manier gebeurt, zijn normen afgesproken:
- Normen voor bemonstering staan in de NEN-6600-1 en 2.
- Conservering van genomen monsters vindt plaats volgens de NEN-EN-ISO 5667-3.
Het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) geeft deze standaard normen (de NEN-normen) uit en beheert ze.
Het NNI publiceert nieuwe en gewijzigde normen in de Staatscourant. Om ervoor te zorgen dat altijd de laatste gewijzigde norm geldt, neemt de vergunningverlener hiervoor een voorschrift op in de vergunning.
Vervanging NEN 6621
De normcommissie heeft besloten om NEN 6621 te vervangen. Redenen voor vervanging zijn:
-
De inhoud is breder waardoor de controleur meer dezelfde resultaten in de waterketen krijgt (incl. oppervlaktewater).
-
De rapportagegrens is lager in NEN-EN 872.
-
In NEN 6621 ontbreekt de kwaliteitscontrole en er staan geen prestatiekenmerken in.
-
De methode wordt niet als state-of-the-art techniek gezien.
-
NEN 6621 beschrijft een methode op 600 °C, terwijl de meningen van dit moment 550 °C als gloeitemperatuur bepalen. De aanpak voor het gloeiverlies/gloeirest bij 550 °C staat uitgelegd in NEN 6499:2014 'Milieu - Koepelnorm voor de bepaling van het gehalte aan opgeloste en onopgeloste stoffen en droge stof en de gloeiresten daarvan'.
De terughouding van een glasvezelfilter volgens NEN-EN 872 is anders dan die van een papierfilter. In veel gevallen is het resultaat bij een glasvezelfilter hoger, maar een duidelijke verband kan niet worden aangetoond. De verschillen hangen af van de grootte en de vorm van de onopgeloste bestanddelen.
Varianten meten en bemonstering
Er zijn verschillende vormen van meting en monstername of combinaties daarvan. We kennen de volgende:
- steekmonster: enkel monster op een specifiek moment
- verzamelmonster: volume-proportioneel, gemeten als mengsel verspreid over een vooraf bepaalde hoeveelheid afvalwater
- verzamelmonster: tijd-proportioneel, samengesteld in een vooraf bepaalde periode (meestal 24 uur), dat wordt verkregen door deelmonsters die men op basis van geloosd volume neemt
- jaargemiddelde: het gemiddelde van een totaal gemeten concentratie van een stof over een vooraf bepaalde hoeveelheid monsters in een kalenderjaar
- voortschrijdend jaargemiddelde: het gemiddelde van een totaal gemeten concentratie van een stof over een vooraf bepaalde hoeveelheid monsters per jaar (12 maanden), waarbij de nieuwste meting doorlopend de oudste vervangt
Welke variant het meest geschikt is voor de te vergunnen lozing hangt af van:
- het doel van de eis (bijvoorbeeld bescherming van het oppervlaktewater)
- de voor- en nadelen van de methode
Bepalend is ook de praktische toepasbaarheid van de methode voor bedrijf en bevoegd gezag. In het informatiedocument voor BBT Lozingseisen Wvo-vergunningen (NBW 2005-11) (pdf, 3.3 MB) staat extra uitleg. Die uitleg vind u in paragraaf 3.2.7 en bijlage 5 van het document.
Analyseren
De vergunningverlener neemt de normen voor analysemethoden op in de vergunning. Hij doet dit alleen voor de stoffen en parameters waarvoor een emissiegrenswaarde in de vergunning staat.
Afhankelijk van de te bepalen parameter, is er een NEN-norm voor de analysemethode van die parameter. Het is belangrijk om een analysemethode te koppelen aan de stof of parameter. Bij gebruik van verschillende methoden zijn de uitkomsten namelijk niet vergelijkbaar.
Afwijken van de norm of de voorgeschreven analysemethode
Als men wil afwijken van de voorgeschreven analysemethode, mag dat onder voorwaarden. Afwijken kan door het uitvoeren van een vergelijkend onderzoek.
In dat onderzoek moet een reeks monsters met beide methoden worden geanalyseerd. Daarmee kan men aantonen dat de afwijkende methode vergelijkbare resultaten oplevert.
Als blijkt dat er een correlatie is tussen de resultaten van de verschillende methodes dan mag de alternatieve methode worden toegepast. Daarna kunnen de uitkomsten van de alternatieve methode worden aangehouden. Eventueel na het toepassen van een vastgestelde correctiefactor voor de, eerder, vastgestelde norm.
Wel vooraf toestemming nodig
De vergunningverlener maakt dit onderzoek in de vergunning of maatwerkvoorschrift mogelijk. Ook schrijft hij de manier waarop men dit moet doen voor in de vergunning of maatwerkvoorschrift.
Overschrijding lozingseisen
Als er na analyse een bepaalde overschrijding van de norm wordt geconstateerd hoeft dat niet direct te betekenen dat er sprake is van een overtreding.
Die beoordeling is afhankelijk van de aard van de vastgelegde norm: een empirische of een theoretische.
Empirische normen
Bij empirische lozingseisen is de norm gebaseerd op het gemiddelde van een representatief aantal analyses. Eventuele fouten in monstername en analyse zijn zo in de analyseresultaten verdisconteerd. Dit kan bv. worden vastgesteld met de lozingseis-assistent.
Daarom is er bij een overschrijding van een vastgestelde empirische norm, direct sprake van een overtreding.
Theoretische lozingseis
Bij theoretische lozingseisen zijn eventuele fouten in monstername en analyse nog niet verdisconteerd in de vastgestelde norm. Dit houdt in dat een handhaver bij de verkregen analyseresultaten rekening moet houden met eventuele meet- en analysefouten.
Men legt dan bovenop de gerapporteerde waarde nog een bepaalde marge. Pas als de gerapporteerde waarde, waarop de marge is doorberekend de vastgestelde norm overschrijdt dan is er sprake van een overtreding.
Als voorbeeld hoe Rijkswaterstaat om gaat deze aspecten zie Beleidsregel toepassing en beoordeling lozingseisen rijkswateren.
Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie)
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 over industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
De Richtlijn industriële emissies is op 15 juli 2024 inhoudelijk gewijzigd door richtlijn 2024/1745. Hierbij wordt ook de naam van de richtlijn aangepast tot Richtlijn industriële emissies en veehouderijen.
Ga naar de geconsolideerde tekst van de Richtlijn industriële emissies.
Meer informatie staat op Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie).
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.