Gemeentelijke ruimtelijke regels en grondwater
Ruimtelijke ontwikkelingen hebben invloed op het grondwatersysteem. Dat gaat vooral over de grondwaterstand en het gebruik van het grondwater. In het omgevingsplan kunnen hiervoor regels worden opgenomen.
Grondwater
Hieronder staan een aantal voorbeelden van regels die in het omgevingsplan kunnen of moeten staan. Ze gaan specifiek over de relatie tussen grondwater en ruimtelijke ontwikkelingen.
Ruimtelijke bescherming drinkwaterleidingen
In de omgevingsvisie van de gemeente kan staan dat de ruimtelijke bescherming van drinkwaterleidingen goed moet zijn geborgd. Dit ter bescherming van het grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening.
In Nederland ligt bijna 120.000 km aan drinkwaterleidingen. In het omgevingsplan wordt de locatie waar drinkwaterleidingen liggen bijvoorbeeld aangeduid met de functie ‘leidingenstrook’.
Om drinkwaterleidingen te beschermen, moeten in het omgevingsplan regels worden opgenomen die activiteiten in een leidingenstrook reguleren. Een van de belangrijkste regels is gericht op graafwerkzaamheden. Drinkwaterleidingen hebben aanvullende bescherming nodig, bovenop de regels die gelden voor reguliere graafwerkzaamheden. In het omgevingsplan kan dan bijvoorbeeld een vergunningplicht worden opgenomen voor graafwerkzaamheden met een bepaalde diepte. Daarbij kan de gemeente een uitzondering opnemen voor werkzaamheden aan de drinkwaterleiding zelf die door het drinkwaterbedrijf worden uitgevoerd. Zij weten precies hoe gezorgd moet worden dat er geen beschadigingen optreden.
Voor graafwerkzaamheden geldt ook de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon). Deze wet heeft ook als doel om kabels en leidingen te beschermen tegen schade door graafwerkzaamheden. Degene die de werkzaamheden gaat verrichten moet informatie opvragen over de ligging van drinkwaterleidingen. Daarbij vindt echter geen voorafgaande beoordeling plaats door de gemeente over de risico’s.
Door het opnemen van een aanvullende vergunningplicht voor graafwerkzaamheden in het omgevingsplan, kunnen deze risico’s wel van tevoren worden beoordeeld.
Aanleg bodemenergiesystemen
Vanwege de energietransitie speelt de aanleg van bodemenergiesystemen een steeds grotere rol. Bodemenergiesystemen kunnen echter een negatief effect hebben op de kwaliteit van grondwater dat is bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening.
In de omgevingsvisie van de gemeente, en ook in een programma, kan daarom staan dat het belangrijk is om rondom grondwaterbeschermingsgebieden buffers aan te leggen waar bepaalde regels gelden voor de aanleg van bodemenergiesystemen.
In het omgevingsplan kan de gemeente regels opnemen voor gesloten bodemenenergiesystemen. De gemeente is hiervoor het bevoegd gezag. Open bodemenergiesystemen vallen onder provinciale bevoegdheid. In het omgevingsplan bepaalt de gemeente bijvoorbeeld dat het in specifieke gebieden verboden is om zonder omgevingsvergunning een gesloten bodemenergiesysteem aan te leggen. En daarbij worden dan ook de voorwaarden bepaald voor het verlenen van de vergunning. Bijvoorbeeld dat de eerste waterscheidende laag niet mag worden doorboord. En dat het risico op lekkage van bodembedreigende stoffen naar het grondwater acceptabel moet zijn.
Bouwrijp maken
Om problemen met grondwateroverlast te voorkomen is het belangrijk om bij nieuwe ontwikkelingen te zorgen voor voldoende ophoging en een goed doorlatende bodem. Bijvoorbeeld bij de aanleg van een woonwijk. De gemeente kan dit regelen met exploitatieregels in het omgevingsplan. Zie artikel 12.5 Omgevingswet. Dit is de opvolger van het exploitatieplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening. De exploitatieregels kunnen onder andere gaan over de inrichting van het exploitatiegebied. Dat omvat ook de ophoging en grondverbetering die nodig is voor een goede (grond)waterhuishouding.
De Nationale ombudsman heeft in 2010 een klacht over de inrichting van een nieuwe woonwijk in de gemeente Emmen gegrond verklaard. In die woonwijk ontstonden direct na de bouw problemen met de waterhuishouding. De nieuwe bewoners mochten er volgens de Nationale ombudsman op vertrouwen dat de gemeente bij het inrichten van de woonwijk voldoende maatregelen zou hebben genomen om de problematische waterhuishouding op te lossen.