Waterstaatswerk aanleggen of wijzigen
Een waterbeheerder regelt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk, zoals een dijk of vaarweg, vaak met een projectbesluit. Soms is dit verplicht. Zo niet, dan kan de waterbeheerder een omgevingsvergunning aanvragen bij zichzelf. Andere initiatiefnemers vragen een omgevingsvergunning aan of vragen de waterbeheerder een projectbesluit vast te stellen.
Op deze pagina
- Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk
- Projectbesluit of omgevingsvergunning?
- Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door de waterbeheerder
- Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door een niet-waterbeheerder
- Inhoud van het projectbesluit
- Coördinatie van uitvoeringsbesluiten
- Bevoegd gezag voor het projectbesluit
- Uitzonderingen
- Uitwerking van het projectbesluit
- Projectbesluit en omgevingsplan
- Projectprocedure
- Ontwerp-projectbesluit
- Goedkeuring door Gedeputeerde Staten
- Rechtsbescherming
- Afwijzing aanvraag om projectbesluit vast te stellen
- Bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning
- Omgevingsvergunning eigen dienst
- Overgangsrecht lopende procedures
- Ja, het projectplan is onherroepelijk
- Nee, het projectplan is nog niet onherroepelijk
- Aanpassing van de activiteiten onherroepelijk projectplan Waterwet
Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk
Een waterstaatswerk Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) is een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
De waterbeheerder is belast met het op orde krijgen en houden van zijn waterstaatswerken. Dat kan betekenen dat hij aan zijn waterstaatswerken moet sleutelen of nieuwe werken moet aanleggen. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan
- het verleggen van een waterkering
- het realiseren van een waterberging
- het verbreden van een watergang
- het aanleggen van een bypass
- het aanleggen van vispassages
Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk kan ook nodig zijn om het waterstaatswerk te kunnen gebruiken.
Projectbesluit of omgevingsvergunning?
Het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk gebeurt aan de hand van een projectbesluit of omgevingsvergunning. Relevant daarbij is of de initiatiefnemer ook de waterbeheerder is.
Voordat kan worden gestart met de werkzaamheden voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk, moet de initiatiefnemer beschikken over alle vereiste toestemmingen. De initiatiefnemer kan de waterbeheerder zijn, of een derde die het waterstaatswerk wil wijzigen voor gebruik.
Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door de waterbeheerder
Het aanleggen of wijzigen van waterstaatswerken op initiatief van de waterbeheerder kan via een projectbesluit. Het vaststellen van een projectbesluit is in deze 3 gevallen verplicht:
- een primaire waterkering aanleggen, verleggen of versterken
- een vaarweg van nationaal belang blijvend vergroten of verdiepen waardoor het ruimteoppervlak van de vaarweg met minimaal 20% toeneemt
- een vaarweg van nationaal belang blijvend verdiepen waarbij meer dan 5 miljoen kubieke meter grond wordt verzet
Bovenstaande verplichtingen om een projectbesluit vast te stellen, staan in artikel 5.46 van de Omgevingswet.
Voor andere projecten is het projectbesluit een optie, maar geen verplichting. In plaats van een projectbesluit kan de waterbeheerder een omgevingsvergunning bij zichzelf aanvragen. Dit wordt ook wel de omgevingsvergunning eigen dienst genoemd. Voor Rijkswaterstaat is dit de omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) bij een waterstaatswerk, (afdeling 6.2 en 7.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Voor waterschappen is het een omgevingsvergunning die volgt uit de waterschapsverordening (artikel 5.3 Omgevingswet).
Aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door een niet-waterbeheerder
Soms moet een waterstaatswerk worden aangelegd of gewijzigd vanwege gebruik door een niet-waterbeheerder. Als het hoofddoel van het project niet het realiseren van een waterstaatkundig project is, zijn er 2 opties:
- de niet-waterbeheerder vraagt een omgevingsvergunning aan
- de waterbeheerder neemt de regie en stelt een projectbesluit vast voor het project. Een omgevingsvergunning voor het gebruiken van het waterstaatswerk is dan niet meer nodig
Let op: met het opstellen van een projectbesluit geeft de waterbeheerder juridische medewerking, geen financiële medewerking. De kosten van het vaststellen van een projectbesluit voor een derde zijn voor die initiatiefnemer, en niet voor de waterbeheerder die het projectbesluit vaststelt.
Inhoud van het projectbesluit
Het projectbesluit beschrijft het project en de wijze waarop het waterstaatswerk wordt aangelegd of gewijzigd.
Projectbesluiten zijn vormvrij. Ieder projectbesluit kent wel een aantal vaste onderdelen. Voor projectbesluiten, vastgesteld door waterschappen, zijn deze beschreven en toegelicht op pagina 51 van de Handreiking Projectbesluit Omgevingswet. Bij de handreiking hoort een Model projectbesluit voor primaire waterkeringen.
Meer informatie over vrijwillige en verplichte projectbesluiten staat op de pagina Projectprocedure.
In een projectbesluit kan staan dat het bevoegd gezag het op een later moment uitwerkt (artikel 5.54 Omgevingswet).
Verder kan het projectbesluit gelden als omgevingsvergunning voor activiteiten ter uitvoering van het projectbesluit. Dat moet expliciet in het projectbesluit worden bepaald (artikel 5.52 Omgevingswet). Die vergunningen hoeven dan dus niet meer te worden aangevraagd.
Het projectbesluit kan ook gelden als maatwerkvoorschrift of verkeersbesluit (artikel 5.7 Omgevingsbesluit).
Coördinatie van uitvoeringsbesluiten
De coördinatieregeling van afdeling 3.5 Algemene wet bestuursrecht kan gelden voor besluiten om het projectbesluit uit te voeren. Bij afzonderlijk aanvragen van omgevingsvergunningen en toestemmingen, zonder dat er een projectbesluit wordt vastgesteld, is dit niet het geval.
Naast het projectbesluit voor het aanleggen of wijzigen van het waterstaatswerk, gelden er meestal nog andere juridische verplichtingen voor het project. Denk hierbij aan de mer-plicht of een omgevingsvergunning voor bouwen. De initiatiefnemer moet vóór de uitvoering beschikken over alle vereiste toestemmingen van andere overheden. Ook van derden moet hij de nodige toestemmingen hebben (privaatrechtelijk). Zoals toestemming voor het gebruik van de grond van perceeleigenaren.
Met de coördinatieregeling zorgt het bevoegd gezag ervoor dat alle toestemmingen die nodig zijn, op tijd worden verkregen. De waterbeheerder wijzigt daarnaast de legger en zo nodig het beheerregister.
Voor de gevallen waarvoor het vaststellen van een projectbesluit verplicht is geldt de coördinatieregeling altijd (artikel 5.45, lid 2 Omgevingswet). Het bevoegd gezag voor het projectbesluit kan de coördinatieregeling van afdeling 3.5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook van toepassing verklaren op besluiten ter uitvoering van het projectbesluit, als het niet verplicht is om een projectbesluit vast te stellen.
Het coördinerend bestuursorgaan is:
- Gedeputeerde Staten: als het dagelijks bestuur van het waterschap bevoegd is om het projectbesluit vast te stellen
- de minister van Infrastructuur en Waterstaat
- het bevoegd gezag voor het projectbesluit
Bevoegd gezag voor het projectbesluit
Artikel 5.44a van de Omgevingswet regelt welk bestuursorgaan het bevoegde gezag is voor het vaststellen van een projectbesluit.
Projectbesluiten worden niet beoordeeld, zoals wel het geval is bij omgevingsvergunningen. Dat komt omdat projectbesluiten ambtshalve besluiten zijn en geen besluiten op aanvraag. Wel is er via een goedkeuringsvereiste controle van Gedeputeerde Staten op projectbesluiten van het waterschap.
De volgende rechtspersonen zijn bevoegd een projectbesluit vast te stellen:
- het dagelijks bestuur van een waterschap
- Gedeputeerde Staten van de provincie, voor zover de provincie is belast met het beheer van het watersysteem (artikel 2.18, eerste lid, onder d en 2.18, lid 2 Omgevingswet)
- de minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Als Rijkswaterstaat de waterbeheerder is, stelt het Rijk het projectbesluit vast. In de andere gevallen is het bevoegd gezag meestal het dagelijks bestuur van het waterschap. Bij een project dat zich uitstrekt over het grondgebied van meerdere waterschappen, stelt het waterschap het projectbesluit vast (artikel 5.44a, lid 2 Omgevingswet). Het waterschap waar het project in hoofdzaak wordt uitgevoerd.
Uitzonderingen
Er zijn 2 uitzonderingen op de hoofdregel dat het waterschap bij samenloop het projectbesluit vaststelt:
- Provincie en waterschap willen samen een projectbesluit vaststellen. Dan zijn Gedeputeerde Staten van de provincie waar het project in hoofdzaak wordt uitgevoerd het bevoegd gezag.
- Bij een project van het Rijk samen met een of meer provincies of waterschappen. Dan ligt de bevoegdheid bij de minister die het aangaat (meestal de minister van Infrastructuur en Waterstaat), in overeenstemming met de minister van BZK.
Er zijn 2 categorieën projectbesluiten waarbij Rijkswaterstaat in uitzondering op de hoofdregel de minister van BZK niet hoeft te betrekken:
- de uitwerking van een projectbesluit
- de wijziging van een projectbesluit
Uitwerking van het projectbesluit
Bij een projectbesluit kan worden bepaald dat het besluit, met inachtneming van de daarbij gestelde randvoorwaarden, door het bevoegd gezag kan worden uitgewerkt. Bij de uitwerking en de wijziging van een projectbesluit staan de hoofdkeuzes voor het project al vast. De ruimtelijke ordenings- en stelselbetrokkenheid van de minister van BZK is dus al bij het nemen van het oorspronkelijke besluit voldoende geborgd.
Projectbesluit en omgevingsplan
Wie het bevoegd gezag voor het opstellen van het projectbesluit is, is ook van belang voor het omgevingsplan. Het projectbesluit kan een omgevingsplan namelijk wijzigen. Het bevoegd gezag tot het nemen van een projectbesluit (dat het omgevingsplan wijzigt) kan voorbeschermingsregels stellen in het omgevingsplan. Dit is geregeld in artikel 4.16 van de Omgevingswet en gebeurt via een voorbereidingsbesluit.
Een voorbereidingsbesluit wijzigt het omgevingsplan met voorbeschermingsregels. Het bevoegd gezag zorgt er zo voor dat het omgevingsplan geen activiteiten mogelijk maakt die de uitvoering van het project kunnen belemmeren.
De voorbeschermingsregels vervallen na anderhalf jaar of eerder, zodra het besluit dat het omgevingsplan wijzigt in werking treedt.
Projectprocedure
Bij het vaststellen van een projectbesluit geldt de projectprocedure (paragraaf 5.2.2 Omgevingswet). De projectprocedure bestaat uit een voorbereidingsfase:
1. het voornemen
2. kennisgeving participatie
3. de verkenning
4. soms ook nog een voorkeursbeslissing
De voorbereidingsfase wordt gevolgd door:
5. een ontwerpbesluit
6. een bekendmaking
Ontwerp-projectbesluit
Na het doorlopen van de voorbereidingsfase neemt het bevoegd gezag een ontwerpprojectbesluit. Afdeling 3.4 Awb is op de voorbereiding van een projectbesluit van toepassing, dat staat in artikel 16.71 Omgevingswet. Het ontwerp van het projectbesluit, met alle relevante stukken, wordt ter inzage gelegd. Iedereen kan zienswijzen indienen (artikel 16.23, eerste lid, Omgevingswet).
De afdelingen 3.6 en 3.7 Awb zijn ook van toepassing op de voorbereiding van een projectbesluit. Deze afdelingen gaan over mededeling of bekendmaking en motivering van het projectbesluit.
Goedkeuring door Gedeputeerde Staten
Het projectbesluit van een waterschap heeft altijd goedkeuring nodig van Gedeputeerde Staten van de provincie waar het project wordt uitgevoerd (artikel 16.72, lid 1 Omgevingswet). Ligt het project in meer dan 1 provincie? Dan beslissen Gedeputeerde Staten van de provincie waar het project in hoofdzaak wordt uitgevoerd (artikel 16.72, lid 2 Omgevingswet).
Die goedkeuring is vereist in verband met andere betrokken belangen op het gebied van de fysieke leefomgeving of waterbelangen. Door de goedkeuring van Gedeputeerde Staten die bevoegdheden hebben over ruimtelijke aspecten, kan het projectbesluit van waterschappen zich ook tot die aspecten uitstrekken.
Het projectbesluit wijzigt direct de regels van het omgevingsplan van een gemeente, waarbij moet worden voldaan aan het vereiste van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikelen 5.52, lid 1 en 5.53, lid 1 Omgevingswet). Ook de geschrapte, de vervangende en aanvullende omgevingsplanregels worden meegenomen in de beoordeling van de goedkeuring door Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten kunnen de goedkeuring alleen weigeren wanneer het projectbesluit in strijd is met het recht (artikel 16.72, lid 2 Omgevingswet en artikel 10:27 Awb).
Rechtsbescherming
Na de goedkeuring door Gedeputeerde Staten wordt het goedgekeurde projectbesluit medegedeeld en ter inzage gelegd. De termijn voor het instellen van beroep is de reguliere termijn uit de Algemene wet bestuursrecht van 6 weken na de bekendmaking van het projectbesluit (artikel 6:7 Awb).
Beroep staat alleen open voor belanghebbenden die op het ontwerpprojectbesluit zienswijzen naar voren hebben gebracht, tenzij dat verschoonbaar niet is gebeurd, of als het beroep alleen is gericht tegen wijzigingen in het besluit ten opzichte van het ontwerpprojectbesluit (artikel 6:13 Awb).
Tegen het projectbesluit, een besluit ter uitvoering van een projectbesluit en het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten staat beroep in eerste en enige aanleg open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 2, bijlage 2 Awb).
Afwijzing aanvraag om projectbesluit vast te stellen
Doet een private initiatiefnemer een verzoek om een projectbesluit te nemen en het bevoegde gezag wijst dat verzoek af? Dan is afdeling 3.4 Awb niet van toepassing (artikel 16.73 Omgevingswet).
De afwijzing gaat dan over het niet starten van de besluitvormingsprocedure voor het projectbesluit. Tegen het afwijzingsbesluit staat bezwaar, beroep en hoger beroep open.
Op het afwijzingsbesluit is afdeling 3.4, Awb niet van toepassing, maar de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 16.62 Omgevingswet. Er geldt dan een beslistermijn van 8 weken voor het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan deze termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken verlengen (artikel 16.64, leden 1 en 2 Omgevingswet).
Bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning
De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk is een wateractiviteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het bevoegd gezag voor wateractiviteiten is in de meeste gevallen het waterschap. Maar er kunnen meerdere activiteiten tegelijk plaatsvinden. Het kan dan ook gaan om activiteiten die geen wateractiviteit zijn. Het bevoegd gezag voor deze andere activiteiten is veelal de gemeente en soms de provincie of het Rijk.
Uit afdeling 4.1 van het Omgevingsbesluit en de pagina Bevoegd gezag omgevingsvergunning volgt wie het bevoegd gezag is voor het beoordelen van de verschillende activiteiten.
Omgevingsvergunning eigen dienst
Vaak zullen waterschappen aan zichzelf de voor de aanleg en wijziging van een waterstaatswerk benodigde omgevingsvergunningen moeten verlenen. Onderhoud- en herstelwerkzaamheden aan waterkeringen en watergangen in beheer bij het waterschap en aanleg of wijziging van een waterstaatswerk waarvoor geen projectbesluit verplicht is, regelt het waterschap in de waterschapsverordening.
Voor bijvoorbeeld het verdiepen van een watergang kan het waterschap in de waterschapsverordening opnemen dat dit vergunningplichtig is of vrijgesteld is van voorafgaande toestemming. In de meeste gevallen kiezen de waterschappen ervoor om onderhoudswerkzaamheden vergunningvrij te maken.
Overgangsrecht lopende procedures
Overgangsrecht voor vergunningen en ontheffingen is beschreven op de pagina Overgangsrecht bij activiteiten. In aanvulling op die pagina wordt hier nog voor het projectbesluit – voorheen het projectplan – specifiek het overgangsrecht beschreven.
Ook voor het projectbesluit (een ambtshalve besluit), maakt het voor het geldende overgangsrecht uit, of het besluit onherroepelijk is of niet.
'Onherroepelijk' betekent:
- dat er geen bezwaar en beroep meer tegen mogelijk is
- als iemand beroep heeft ingesteld, de rechter uitspraak heeft gedaan en geen hoger beroep meer mogelijk is
Ja, het projectplan is onherroepelijk
Artikel 4.62, eerste lid, of artikel 4.63, lid 1 van de Invoeringswet Omgevingswet is van toepassing. Artikel 4.62 geldt voor een projectplan van een waterschap, artikel 4.63 voor een projectplan van het Rijk.
Als de in het projectplan omschreven activiteit onder de Omgevingswet vergunningplichtig is, geldt dat voor die activiteit een omgevingsvergunning is verleend. Het gaat voor projectplannen van het waterschap om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 Omgevingswet. Dit is een omgevingsvergunning voor een activiteit die in de waterschapsverordening is aangewezen.
Voor projectplannen van het Rijk wordt de activiteit in het projectplan een omgevingsvergunning (artikel 5.1, lid 2, aanhef en onder f, onder 2° Omgevingswet).
Een projectbesluit kan 1 of meer omgevingsplannen wijzigen (artikel 5.52 Omgevingswet). Maar in de overgangsfase tot eind 2031 kunnen omgevingsplannen, die van rechtswege zijn ontstaan op een locatie, niet deels worden gewijzigd.
Om te voorkomen dat een projectbesluit regels uit het omgevingsplan moet wijzigen die niets met het project te maken hebben, geldt artikel 22.16 Omgevingswet. Dit artikel bepaalt dat een projectbesluit in de overgangsfase nog niet hoeft te voldoen aan artikel 5.52, lid 1 Omgevingswet.
Het projectbesluit geldt dan, voor het deel dat in strijd is met het omgevingsplan, als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De gemeente kan het omgevingsplan zo in de loop van de overgangsfase in overeenstemming brengen met die omgevingsvergunning.
Nee, het projectplan is nog niet onherroepelijk
Het oude recht blijft van toepassing als het ontwerpprojectplan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Dit blijkt uit artikel 4.62, lid 2 van de Invoeringswet Omgevingswet. Er bestaat een uitzondering voor projectplannen die met de procedure uit artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht zijn voorbereid en waarvan nog geen ontwerpprojectplan ter inzage is gelegd vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Als nog geen ontwerpprojectplan ter inzage is gelegd kan een ontwerpprojectbesluit ter inzage worden gelegd als:
- is voldaan aan de eisen in artikel 5.47 en 5.48 Omgevingswet
- is voldaan aan artikel 5.48, lid 1 Omgevingswet (de verkenning) en de voorbereiding van het projectplan al ver gevorderd was. In dat geval kan het bevoegd gezag een projectbesluit vaststellen tot 1 jaar en 6 maanden daarna.
Dit voorkomt dat voorbereidend werk voor een projectplan, dat voldoet aan de nieuwe vereisten, opnieuw moet worden verricht.
Aanpassing van de activiteiten onherroepelijk projectplan Waterwet
In het geval het waterschap veranderingen wil doorvoeren in de beschreven activiteiten van een onherroepelijk projectplan Waterwet met projectprocedure, geldt het volgende.
Een projectplan Waterwet met projectprocedure geldt volgens het overgangsrecht van artikel 4.64 Invoeringswet Omgevingswet als een omgevingsvergunning eigen dienst.
Een aanpassing van de activiteiten die zijn beschreven in deze vergunning eigen dienst is in het geval van een primaire waterkering alleen mogelijk als dit is opgenomen in het projectplan Waterwet zelf. Soms is er in een projectplan Waterwet expliciet een bevoegdheid opgenomen om het projectplan op bepaalde onderdelen te wijzigen of aan te vullen.
Als dat is gedaan, dan geldt dat als een voorschrift bij de omgevingsvergunning eigen dienst en kan het dagelijks bestuur op grond daarvan de vergunning wijzigen. Als die bevoegdheid niet in het projectplan Waterwet is opgenomen, is er geen grondslag voor wijziging van de omgevingsvergunning eigen dienst. Dan moet een aanpassing van het project via een nieuw vast te stellen projectbesluit verlopen zoals in de Omgevingswet staat.
Bij andere dan primaire keringen heeft het waterschap de keuze om ofwel een projectbesluit te nemen ofwel een omgevingsvergunning eigen dienst te verlenen. In dat geval kan de omgevingsvergunning eigen dienst die uit het overgangsrecht is ontstaan wel worden gewijzigd.
Waterstaatswerk
Oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Gerelateerde begrippen
Binnen het begrip 'waterstaatswerk' zijn de volgende begripsbepalingen uit de bijlage bij de Omgevingswet van toepassing:
- oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna
- bergingsgebied: gebied waaraan op grond van deze wet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en dat ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen
Beperkingengebiedactiviteit
Activiteit binnen een beperkingengebied. Deze begripsomschrijving staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
De bijlage bij de Omgevingswet verstaat onder een beperkingengebied: bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object.
Uitleg
Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit die de functie van een maatschappelijk belangrijk werk of object kan verstoren. Meer informatie leest u op de pagina Beperkingengebiedactiviteit: toelichting.
Wateractiviteit
- beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk,
- beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie, niet zijnde een mijnbouwinstallatie, in een waterstaatswerk,
- lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam,
- lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk,
- stortingsactiviteit op zee, wateronttrekkingsactiviteit of,
- voor zover het gaat om een waterschapsverordening, elke andere activiteit waarover die verordening regels bevat.
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Lees meer op Wateractiviteiten.