Modellen en metingen om kennisleemtes te vullen
Om te zien of de hypothesen en computermodellen in het fundamenteel kustonderzoek kloppen, zijn er vorig jaar veel metingen gedaan in het Amelander Zeegat. Nu kan een groot deel van de resultaten en modellen met deze data getoetst worden. Wat blijkt daaruit?
Wat we weten over hoe zeegaten functioneren, kwam tot voor kort alleen uit historische metingen en uit computermodellen. De vraag was hoe accuraat deze modellen waren. Binnen het onderdeel lange termijn kustonderzoek voeren we onderzoek uit om de huidige modellen te kunnen ijken en optimaliseren. Hoe verlopen de sedimentstromen als we ze ijken met de ingewonnen data uit het Amelander Zeegat? Wat kan er gezegd worden over het zandtransport door de zeegaten en van en naar de diepe vooroever? Harry de Looff is technisch manager van het onderzoeksprogramma. Hij vertelt over het ijken van de modellen door de recent ingewonnen en bewerkte data: ‘In het kort kan ik zeggen dat de resultaten van de computermodellen redelijk overeenstemmen met de data die we vorig jaar verzamelden. De waterbeweging en stroming kwam redelijk goed overeen met de modellen. Met de meetgegevens kunnen we dat model verder verfijnen. Zo kunnen we dus beter voorspellen wat er gebeurt onder bepaalde omstandigheden.’
Metingen diepe vooroever
In het veld
Om ook de zandtransporten van de Waddenzee naar de Noordzee en vice versa in kaart te brengen, wordt er nog gewerkt aan een model dat dit reproduceert. ‘Uiteindelijk brengen we alles samen. Als we dit goed kunnen combineren, dan ontstaat er een redelijk compleet beeld van hoe bijvoorbeeld een zandsuppletie wordt verwerkt door het systeem. Dan hebben we een compleet instrumentarium waarop we verder kunnen bouwen voor de toekomst.’ Hoe het systeem van het zeegat een zandsuppletie verwerkt, wordt op dit moment ook nog ‘in het veld’ getoetst bij de pilotsuppletie. De komende tijd vinden er elke 3 maanden, 2 jaar lang metingen plaats om vast te leggen hoe de suppletie zich ontwikkelt.
Metingen zeegaten
Bodemdaling door gaswinning
Naast het in kaart brengen van de sedimentstromen en het zandtransport naar de diepe vooroever, is er ook meer duidelijkheid over de bodemdaling. De inventarisatie vanuit diverse databronnen laat duidelijk zien dat de bodemdaling regionaal behoorlijk kan verschillen. In het algemeen kan men stellen dat de bodemdaling in het noorden groter is dan in het zuiden. Dit komt mogelijk ook door de gaswinning. Het fundamenteel onderzoek heeft als doel de leemtes in kennis over zeegaten en de diepere vooroever te vullen. Hierin zetten we met de verdere ontwikkeling van de computermodellen weer goede stappen voorwaarts.’