Primaire waterkeringen
De primaire waterkeringen Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) bieden bescherming tegen overstromingen bij hoogwater vanuit de zee en de grote rivieren. Ze zijn in beheer bij het Rijk of bij de waterschappen. In bijlage II van het Omgevingsbesluit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) staat welke keringen zijn aangemerkt als primaire waterkeringen. De primaire keringen die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn aangewezen in de omgevingsverordeningen Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) van de provincie.
De primaire waterkeringen langs de grote rivieren, de Waddenkust, de Zeeuwse wateren en het IJsselmeer bestaan voornamelijk uit dijken. Aan de Noordzeekust keren de duinen en zogenaamde hybride waterkeringen (zoals dijk in duin) het water grotendeels.
Het stelsel van primaire waterkeringen omvat daarnaast een aantal grote dammen en bijzondere constructies, zoals de Stormvloedkeringen in de Oosterschelde en de Nieuwe Waterweg. Ook sluizen en inlaatwerken vervullen een waterkerende functie naast verschillende andere waterstaatkundige functies. Deze waterkundige functies zijn van belang voor de scheepvaart, het inlaten en lozen van water en andere functies. Op een beperkt aantal plaatsen bestaan primaire waterkeringen uit hooggelegen gronden.
Normering
Voor alle primaire waterkeringen zijn normen opgesteld. Deze normen zijn gebaseerd op de kans op overstromen én de gevolgen van een overstroming. Ze zijn als omgevingswaarde Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) in het Besluit kwaliteit leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bkl) vastgelegd. In Bijlage II, onderdeel A van het Bkl, staan alle primaire waterkeringen en dijktrajecten op kaart weergegeven. De aanduiding op kaarten heeft als doel duidelijk te maken welke keringen primair zijn, waar deze keringen liggen en hoe zij ingedeeld zijn in dijktrajecten. Onderdeel B van Bijlage II geeft vervolgens per dijktraject de omgevingswaarde weer.
Naast de omgevingswaarden bestaan er ook andere parameters voor signalering. Wordt deze waarde overschreden? Dan is dit meestal een vroegtijdig signaal dat een kering op termijn versterkt moet worden. Er is dan voldoende tijd voor de uitvoering van versterkingsmaatregelen.
Overstromingskans
De omgevingswaarde voor primaire waterkeringen wordt uitgedrukt in de overstromingskans. Dit is de kans per jaar dat een gebied achter een dijktraject overstroomt. Dit leidt tot dodelijke slachtoffers of zogeheten substantiële economische schade. Hiermee bedoelt de wetgever dat de economische schade omvangrijk is, zowel materieel als immaterieel. Dit staat in artikel 2.0c van het Bkl.
Speciale gevallen
Artikel 2.0c kent, naast de hierboven beschreven regel, voor het grootste deel van de dijktrajecten nog enkele speciale normeringen. Deze gelden voor:
- Voorliggende dijktrajecten: keringen met als hoofdfunctie het beschermen van andere keringen, bijvoorbeeld de Afsluitdijk en de Maeslantkering. (Hier spreken we over faalkans en niet over overstromingskans).
- Compartimenterend dijktraject: dit traject heeft enkel een functie zodra voorliggend gebied overstroomt. De Diefdijk is het enige compartimenterende dijktraject in Nederland.
- Dijktrajecten langs afvoer- en bergingsgebieden: deze worden pas belast als het watersysteem waarlangs zij zijn gelegen, wordt gebruikt als afvoer- of bergingsgebied. Vooralsnog kan zich dat alleen voordoen langs het Volkerak-Zoommeer.
- Stormvloedkeringen: hierbij gaat het om de kans dat de stormvloedkeringen niet sluiten op een moment waarop dit wel zou moeten.
Voldoen aan de omgevingswaarden
In artikel 2.0d van het Bkl staat dat op 1 januari 2050 aan de omgevingswaarden moet worden voldaan. Daarbij is ook gesteld dat het om een resultaatsverplichting Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) gaat. Het bevoegd gezag is dus verplicht hieraan te voldoen. Dit sluit het beste aan bij het doel van het waterveiligheidsbeleid: het bieden van een goede bescherming tegen overstromingen.
Uitzonderingen resultaatsverplichting
Er geldt dus een resultaatsverplichting om aan de omgevingswaarden te voldoen. Maar er zijn gevallen vastgesteld waarbij het niet halen van de norm gerechtvaardigd is. Dit zijn situaties waarin de beheerder zelf niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet voldoen aan de omgevingswaarde.
Voor keringen in beheer bij het Rijk of bij een waterschap is dit het geval wanneer:
- het voldoen aan de omgevingswaarde onevenredig kostbaar is. Onevenredig kostbaar wil zeggen dat de te nemen maatregel niet in verhouding staat tot de bescherming die geboden moet worden.
- er sprake is van een lange doorlooptijd waar de beheerder weinig aan kan doen, bijvoorbeeld door lange juridische procedures.
- er sprake is van externe factoren die buiten de invloedssfeer van de beheerder liggen, bijvoorbeeld schade aan keringen die is veroorzaakt door een (natuur)ramp.
Daarnaast geldt er voor de primaire waterkeringen in beheer van de waterschappen een extra uitzondering. Deze uitzondering geldt als het project wel in het Hoogwaterbeschermingsprogramma staat. Maar de vereiste subsidie voor het uitvoeren van het project (nog) niet is ontvangen. Deze uitzonderingen staan in artikelen 2.0e en 2.0f van het Bkl.
Regionale waterkeringen
De provincie wijst in de Omgevingsverordening regionale waterkeringen aan die in beheer zijn bij de waterschappen. Op grond van artikel 2.13 Omgevingswet moet de provincie voor de veiligheid van deze regionale waterkeringen omgevingswaarden opnemen in de Omgevingsverordening. Daarbij moet de provincie ook nadere regels stellen over het waterkerend vermogen van deze regionale waterkeringen.