Gedragslijnen inzake bodemverontreiniging in Staatseigendommen, vastgesteld 25-9-2009, inwerkingtreding 1-1-2010
Toelichting
Op 25 september 2009 zijn de Gedragslijnen over bodemverontreiniging in Staatseigendommen vastgesteld in de Ministerraad. Er heeft een technisch juridische aanpassing plaatsgevonden, om de laatste versie uit 2002 aan te passen aan de huidige Wet bodembescherming en daaronder vigerende regelgeving.
Deze gedragslijnen zijn interne richtlijnen die zijn opgesteld om ervoor te zorgen dat de hele rijksoverheid zorgvuldig en eenduidig met bodemverontreiniging omgaat. Zij geven een praktische invulling aan, concretisering van en aanvulling op de Wet bodembescherming en het vigerend rijksbeleid, afgestemd op de rol van de rijksoverheid als verwerver, ingebruikgever, en vervreemder van onroerende zaken. De gedragslijnen zijn ook van toepassing op verontreiniging van waterbodems.
De gedragslijnen volgen in zekere zin de levensloop van onroerende zaken bij de rijksoverheid: aankopen, in gebruik geven (waartoe ook verhuur en (erf)pacht wordt gerekend) en verkopen. Een nieuw te verwerven onroerende zaak krijgt dus meerdere malen met de gedragslijnen te maken. In eigendom zijnde onroerende zaken zullen bij eventuele bodemverontreiniging overeenkomstig deze gedragslijnen beheerd worden. Bij voorgenomen vervreemding van een onroerende zaak zijn deze gedragslijnen eveneens richtinggevend, ongeacht of de koper een ander ministerie of een derde partij is. Uitgangspunt van deze gedragslijnen is dat de kosten die het gevolg zijn van bodemverontreiniging bij vervreemding worden gedragen door de vervreemder, ongeacht of dat de Staat is of een derde. Dat laat onverlet dat de rijksoverheid, ook als hij een onroerende zaak heeft vervreemd en de kosten die het gevolg zijn van bodemverontreiniging heeft gedragen, steeds zal moeten bezien of deze kosten op de veroorzaker kunnen worden verhaald.