Leren leven met de bever
Het 'Nieuws in Perspectief': deskundigen vertellen over achtergronden en ontwikkelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving
In Nederland leven naar schatting 5000 à 6000 bevers en dat is goed nieuws. Want waar de bever is, neemt het aantal plant- en diersoorten toe en wordt water vastgehouden. Maar de bever knaagt en graaft soms op plekken waar dat niet zo handig is, bijvoorbeeld in dijken of onder spoorrails. Toine Morel van Rijkswaterstaat en Elze Polman van de Zoogdiervereniging vertellen hoe we in ons land de balans zoeken tussen een gezonde beverstand en het waarborgen van water- en verkeersveiligheid.
'Bevers zijn echt een verrijking van de Nederlandse natuur', zegt Elze Polman, projectleider bij de Zoogdiervereniging. 'Ze zijn een soort natuurlijke ingenieurs en daarmee van grote waarde voor de natuur en waterhuishouding in Nederland. We kunnen van de bever leren hoe hij de waterstand in zijn leefomgeving weet te reguleren. Hij knaagt bomen om en zorgt daarmee voor meer variatie en open plekken in het bos en voor meer dood hout, want niet al het hout eet hij op of gebruikt hij als bouwmateriaal. Op dood hout komen allerlei insecten en andere dieren af, om ervan te eten of om erin te schuilen. Ook ontstaan allerlei open en zonnige plekken waar bloemen kunnen ontkiemen en verjonging van het bos optreedt. Het dode hout zorgt er ook voor dat er diepe en ondiepe plekken ontstaan in het water. Die plekken vormen allemaal mini-ecosystemen. Het gebied waar een bever leeft, verandert daardoor sterk. Hij zorgt dat er meer planten- en diersoorten zijn. Met andere woorden: hij zorgt voor meer biodiversiteit.'
'De bever is een strikt beschermde soort in de Wet natuurbescherming'
Terug van weggeweest
Met een maximale lengte van 1 meter – gemeten van kop tot kont – is de bever het grootste knaagdier van Europa. 150 jaar geleden was de bever in Nederland uitgestorven. In 1988 werd het dier opnieuw uitgezet in de Biesbosch en in de jaren '90 bij de Gelderse Poort. En met succes.
Graven en knagen
Bevers kunnen door hun graaf- en knaagwerk ook problemen geven, bijvoorbeeld als ze in dijken graven of met hun dammen een gebied laten overstromen. Toine Morel, senior adviseur bij Rijkswaterstaat, zegt hierover: 'Er bestaat een spanningsveld tussen de aanwezigheid van de bever en het waterbeheer in ons land. De bever is een strikt beschermde soort in de Wet natuurbescherming. Hij is vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, samen met andere beschermde soorten. De bever staat ook in bijlage II van de Habitatrichtlijn, wat betekent dat lidstaten Natura 2000-gebieden met beverpopulaties moeten aanwijzen en beschermen. Wij moeten het dier en zijn leefomgeving beschermen. Daarom geldt er een aantal concrete verboden. Zoals het verstoren, verwonden of doden van bevers en het aantasten van zijn verblijfplaatsen. Dat wordt anders als er veiligheidsproblemen dreigen te ontstaan. Dan kun je een ontheffing aanvragen van dat verbod. Onder de Omgevingswet heet dat straks een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit. De toetsing blijft in wezen hetzelfde als onder de Wet natuurbescherming.'
Kenniscentrum Bever
Verschillende organisaties willen weten hoe ze moeten handelen als een bever in hun werkgebied leeft. Daarom is het Kenniscentrum Bever opgericht, dat kennis deelt over de bever en samenwerkt met diverse organisaties om op een duurzame wijze samen te leven met de bever. Dat gebeurt onder meer via de website van het kenniscentrum en tijdens jaarlijkse symposia. Het Kenniscentrum Bever is een initiatief van het kenniscentrum van de regionale waterbeheerders (STOWA), Rijkswaterstaat, ProRail, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en de Zoogdiervereniging. Toine Morel is vanuit Rijkswaterstaat betrokken bij de oprichting en is vertegenwoordiger in de stuurgroep. Elze Polman is projectleider van het kenniscentrum vanuit de Zoogdiervereniging.
'Op verschillende plaatsen in het land veroorzaken bevers last, bijvoorbeeld vanwege de dammen die ze soms bouwen om de waterstand vóór hun burcht te verhogen', vertelt Polman. 'Het waterpeil moet hoog genoeg staan, zodat het water niet snel bevriest in de winter en de bever zijn burcht niet meer in kan. De ingang van zijn hol is immers onder water. Door een beverdam kan het gebied bij de burcht overstromen en waterschade veroorzaken, bijvoorbeeld aan gewassen. Door de toenemende aantallen bevers, nemen de risico's voor infrabeheerders toe. Wat we willen voorkomen, is dat een bever bomen om knaagt, die op de weg vallen en een risico voor het verkeer vormen (knaagschade). Je hebt daarnaast ook nog risico’s van graafschade. Bevers kunnen meterslange gangen graven waar ze met hun familie wonen. Dat zijn echt grote en lange gangenstelsels. Als die zich in een dijk of onder een weg of spoorlijn bevinden, dan kan deze instorten of verzakken. Dat wil je natuurlijk voorkomen.'
Protocollen en gedragscodes
De Zoogdiervereniging denkt en werkt mee met alle partijen om passende maatregelen te nemen. Polman: 'In Zuid-Limburg doen we dat bijvoorbeeld door een landschapsaanpassing: we vergroten de waterdiepte voor de burcht, zodat de bever geen dam meer hoeft te bouwen. We zijn ook bezig met een pilot voor hoogwatervluchtplaatsen, samen met onder andere Rijkswaterstaat. Als het extreem hoog water wordt, is de kans reëel dat bevers in dijken gaan graven, omdat ze hun burcht uit worden gejaagd. Zo'n vluchtplaats biedt de bevers dan een alternatief. Een andere ontwikkeling is de zogenoemde beaver deceiver. Daarbij wordt een buis door een dam heen gelegd, waardoor het water er doorheen kan stromen, maar de dam blijft staan. Goed voor de bever, goed voor de mens.'
'Rijkswaterstaat houdt al in de planvorming van een project rekening met bevers', vertelt Morel. 'Daarvoor hebben we de Werkwijze Bever opgesteld. Om bevergraafschade te voorkomen, kan het noodzakelijk zijn om bij beheer en onderhoud van waterkeringen preventieve maatregelen te nemen, zoals het aanbrengen van beverwerend gaas, het plaatsen van stenen op de oever of het aanpassen van het profiel van een dijk.' Verschillende organisaties werken volgens 'beverprotocollen'. Vaak is een 'escalatieladder' onderdeel van het protocol dat in het faunabeheerplan van de provincie staat. De inzet van maatregelen gebeurt daar 'getrapt', afhankelijk van de ernst van het probleem dat de bever oplevert. Op de eerste 'trede' is de impact van de bever heel klein en neemt de provincie geen maatregelen. Op de bovenste trede gaat het om potentieel gevaarlijke situaties en kan de provincie ingrijpende maatregelen nemen, tot aan het doden van de bever toe.
Onder andere waterschappen, bosbeheerders en organisaties als Rijkswaterstaat en ProRail hanteren zogenoemde gedragscodes. Hierin staat precies omschreven hoe bij reguliere onderhoudswerkzaamheden moet worden omgegaan met beschermde dier- en plantensoorten. Wie zich bij de uitvoering aan de voorschriften van zo'n gedragscode en het opgestelde werkprotocol houdt, hoeft geen vergunning of ontheffing aan te vragen als onderhoudsactiviteiten worden uitgevoerd in het leefgebied van een bever. In de gedragscode van de waterschappen staat bijvoorbeeld dat werkzaamheden niet mogen plaatsvinden in de kraamperiode van bevers en niet binnen 20 meter van een bewoonde beverburcht.
'Het is nu soms best ingewikkeld om te weten bij welke bevoegd gezag je moet zijn'
Nationaal beleid voor de lange termijn
Wie moet er toestemming geven om maatregelen treffen als een bever overlast geeft? 'Het is nu soms best ingewikkeld om te weten bij welke bevoegd gezag je moet zijn voor een ontheffing', aldus Morel. 'In principe zijn de provincies bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming. Bijvoorbeeld als het gaat om een waterkering langs een rivier; dan is het beheer van die dijk meestal in handen van een waterschap. Het waterschap vraagt zijn vergunning aan bij de provincie waarin de waterkering ligt. Anders ligt het wanneer het gaat om hoofdwegen en hoofdvaarwegen – zoals bedoeld in de Tracéwet –, die in beheer zijn van Rijkswaterstaat. Dan heb je te maken met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) als bevoegd gezag voor landelijke projecten, bijvoorbeeld van infrabeheerders ProRail en Rijkswaterstaat. Dat is naast de 12 provincies die allemaal afzonderlijk opereren, de 13e partij dus.'
Een aantal partijen die verantwoordelijk zijn voor water- en infrabeheer – waaronder STOWA, Unie van Waterschappen, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat en ProRail – pleiten voor een nationale aanpak: een eenduidig, duurzaam beverbeleid waarbij alle partijen werken met hetzelfde beverprotocol en dezelfde escalatieladder. Polman: 'Daarnaast moeten we nadenken over wat er in de toekomst nodig is om de dijken en wegen in de leefgebieden van de bever aan te passen. Het doel is zoveel mogelijk maatregelen te treffen om de bever op risicovolle plekken te weren en hem te stimuleren zich op andere plekken te vestigen.' Morel vult aan: 'Dat betekent bijvoorbeeld dat we rekening moeten houden met de aanwezigheid en leefwijze van bevers bij de aanleg van projecten en het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden van Rijkswaterstaat. Dit kan onder andere door het nemen van preventieve maatregelen. Het treffen van preventieve en beverwerende maatregelen brengt natuurlijk wel extra kosten met zich mee. Het is belangrijk met allerlei waterbeheerders een goede balans te vinden tussen de veiligheid en de inrichting van leefgebieden voor bevers. De vraag hoeveel we bereid zijn daaraan uit te geven, moeten we met z'n allen beantwoorden.'
Meer Nieuws in Perspectief
Andere Nieuws in Perspectief-artikelen lezen? Ga dan naar de overzichtspagina van Nieuws in Perspectief.
Fotoverantwoording
- Openingsbeeld: Bever in actie. Bron: Ralf Schick via Pixabay
- Foto: Beaver deceiver. Bron/copyright: Koen van Veen
- Foto: Gaas aanleggen op oever. Bron/copyright: Waterschap De Dommel
- Foto: Etende bever. Bron: Ralf Schick via Pixabay