Vergunningvoorschriften financiële zekerheid: grondslagen
Het bevoegd gezag kan of moet in sommige gevallen in een omgevingsvergunning voorschriften opnemen die de vergunninghouder verplichten tot financiële zekerheidstelling. Hiermee borgt het bevoegd gezag dat de vergunninghouder voldoende financiële middelen heeft om de vergunningvoorschriften na te komen. Of om eventuele aansprakelijkheid voor schade aan de fysieke leefomgeving te kunnen afdekken. De regels daarover staan in artikel 13.5 van de Omgevingswet.
Vergunningvoorschriften over financiële zekerheid
Verder staan er regels die van belang zijn voor het opnemen van voorschriften over financiële zekerheid in afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit. Zoals voor welke activiteiten het bevoegd gezag financiële zekerheid kan of moet stellen en de factoren waarmee het rekening moet houden als het voorschriften opstelt. Ook gelden diverse bepalingen uit hoofdstuk 5 van de Omgevingswet bij voorschriften opstellen over financiële zekerheid. Dit zijn de grondslagen voor het verbinden en wijzigen van voorschriften of het intrekken van een vergunning. Daarnaast gelden bepalingen uit hoofdstuk 8 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Hierin staat het beoordelingskader waarbinnen het bevoegd gezag voorschriften mag stellen. Meer informatie hierover staat op de pagina's Vergunningvoorschriften financiële zekerheid: aanwijzen gevallen en afweging en Financiële zekerheid bij eerste vergunning, bij wijziging en bij intrekking.
Afdekken financiële risico's voor de maatschappij
De Omgevingswet gaat uit van het beginsel de vervuiler betaalt Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Daarom heeft het bevoegd gezag de bevoegdheid, en in sommige gevallen de verplichting, om in een omgevingsvergunning voorschriften op te nemen over financiële zekerheidstelling. Dit blijkt uit artikel 13.5 van de Omgevingswet. Met een vergunningvoorschrift over financiële zekerheid verplicht het bevoegd gezag degene die de vergunningplichtige activiteit verricht om financiële zekerheid te stellen. Bijvoorbeeld door een verzekering af te sluiten of in een waarborgfonds deel te nemen.
Het doel van vergunningvoorschriften over financiële zekerheid is om te borgen dat de financiële risico's voor de maatschappij zijn afgedekt. Als de vergunninghouder niet meer kan voldoen aan de in de vergunning opgenomen verplichtingen of er schade ontstaat, kan het bevoegd gezag de kosten daarvan door de gestelde financiële zekerheid verhalen. Voorbeelden van situaties waarbij dit kan voorkomen zijn als het bedrijf zijn bedrijfsactiviteiten stopt of als het bedrijf failliet gaat, of bij schade door een zogeheten ongewoon voorval.
Voorschriften over financiële zekerheid: wanneer en hoe
Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit bevat regels voor het bevoegd gezag over het stellen van voorschriften over financiële zekerheid in omgevingsvergunningen.
Het Omgevingsbesluit
- wijst de gevallen van vergunningplichtige activiteiten aan waarbij het bevoegd gezag voorschriften over financiële zekerheid kan of moet stellen, en
- bevat regels over de door het bevoegd gezag te maken afweging bij het vaststellen en opheffen van financiële zekerheid. Het gaat om een inhoudelijk kader dat de beleidsruimte van het bevoegd gezag invult.
Informatie hierover staat op de pagina Vergunningvoorschriften financiële zekerheid: aanwijzen gevallen en afweging.
Verder staan in het Omgevingsbesluit regels over
- de vorm van financiële zekerheidstelling
- de hoogte van het bedrag van de financiële zekerheidstelling
- de duur van de financiële zekerheidstelling
- het bewijs van financiële zekerheidstelling
Informatie hierover staat op de pagina Vergunningvoorschriften financiële zekerheid: vorm, hoogte, duur en bewijs.
Milieubeginselen
Artikel 191 van het 'Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie' kent 4 milieubeginselen. Dit zijn:
- het voorzorgsbeginsel
- het beginsel van preventief handelen
- het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden moeten worden
- het beginsel dat de vervuiler betaalt
Met deze 4 beginselen moet in de omgevingsvisie expliciet rekening worden gehouden. De milieubeginselen dragen samen met de algemene rechtsbeginselen bij aan de kwaliteit van beleid en regelgeving en aan het vinden van een goede balans tussen bescherming en benutting van de fysieke leefomgeving (artikel 23.6 en artikel 3.3 Omgevingswet).