Afwijkende en aanvullende omgevingswaarden
Provincies en gemeenten mogen afwijkende of aanvullende omgevingswaarden stellen voor luchtkwaliteit, zwemwater en waterkwaliteit. Ook kunnen ze omgevingswaarden stellen voor onderwerpen waarover het Rijk geen omgevingswaarden stelt (afdeling 2.2. van het Besluit kwaliteit leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bkl)).
Afwijkende omgevingswaarde
Een afwijkende omgevingswaarde is een norm die afwijkt van een omgevingswaarde van het Rijk. Bijvoorbeeld als een provincie of gemeente een strengere norm voor fijnstof wil hanteren.
Aanvullende omgevingswaarde
Een aanvullende omgevingswaarde geeft een norm die van belang is voor een onderwerp dat het Rijk regelt, terwijl die norm toch niet afwijkt van wat het Rijk regelt. Emissie van roet bijvoorbeeld, is een onderdeel van het onderwerp luchtkwaliteit. Het Rijk stelt eisen aan luchtkwaliteit. De eisen gaan echter niet specifiek over roet, dus hier is een aanvullende omgevingswaarde mogelijk.
Strengere afwijkende omgevingswaarde
De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit, zwemwater en grond- en oppervlaktewaterkwaliteit komen voort uit Europese richtlijnen. Deze Europese normen hebben een minimale resultaat- of inspanningsverplichting. Een afwijkende omgevingswaarde mag daarom alleen strenger zijn. Provincies en gemeenten krijgen daarmee extra ruimte om vorm te geven aan lokale of regionale kwaliteitsambities.
Waterkwaliteit
Provincies mogen aanvullende of afwijkende (strengere) omgevingswaarden stellen voor parameters in grondwaterlichamen en oppervlaktewaterlichamen die niet bij het Rijk in beheer zijn.
Zwemwater
Provincies mogen aanvullende of afwijkende (strengere) omgevingswaarden stellen voor zwemlocaties in waterlichamen die niet bij het Rijk in beheer zijn.
Luchtkwaliteit
Provincies en gemeenten mogen aanvullende en afwijkende (strengere) omgevingswaarden stellen voor luchtkwaliteit.
Bij een aanvullende of afwijkende omgevingswaarde moet de gemeente of provincie ook de economische effecten betrekken. Het gaat dan om effecten op vestigingsklimaat, werkgelegenheid en bereikbaarheid.
Andere omgevingswaarden dan het Rijk heeft vastgesteld
Een provincie of gemeente kan zelf besluiten om een omgevingswaarde te stellen voor onderwerpen waarover het Rijk geen omgevingswaarden stelt. Zo stelt het Bkl geen omgevingswaarde voor geur- of lichthinder. Een provincie of gemeente kan hier wel voor kiezen. Hierbij weegt de overheid de samenhang van het beschermen en benutten van de leefomgeving af (artikel 2.1, lid 3 en 4 Omgevingswet). Als een provincie of gemeente zelf omgevingswaarden vaststelt, moet ze hiervoor onderzoek laten doen door een onafhankelijk deskundige. Behalve als de omgevingswaarden worden gesteld op grond van instructieregels van het Rijk of de provincie.
Voorbeeld
Voor een gemeente hoort donkerte tot een van de kernkwaliteiten van het landschap. Net als rust en ruimte. Lichthinder moet daarom worden voorkomen. Als een gemeente in een kassengebied de lichtemissie van een individueel bedrijf beoordeelt, lijkt een aanvaardbaar hinderniveau haalbaar. Maar als er meerdere kassen bij elkaar staan, stapelt de lichtemissie zich op. Dat kan dan toch leiden tot onaanvaardbare hinder.
De gemeente kan dit in 2 stappen oplossen. Allereerst door een omgevingswaarde voor licht vast te stellen voor het kassengebied. En vervolgens door in het omgevingsplan vast te leggen dat de cumulatie van licht van alle bedrijven getoetst moet worden aan de omgevingswaarde. De gemeente kan van deze cijfers gebruikmaken als een nieuw bedrijf om toelating vraagt.
Botsende belangen
Een omgevingswaarde heeft direct invloed op de leefomgeving. Bijvoorbeeld op wat er gebouwd mag worden. Daarom kan een omgevingswaarde botsen met andere belangen. De overheid moet altijd rekening houden met de samenhang tussen al die verschillende aspecten en belangen. Dit volgt uit artikel 2.1 lid 2 van de Omgevingswet. Een overheid mag geen strengere omgevingswaarde vaststellen als dat tot onevenredige nadelen voor andere aspecten van de leefomgeving leidt.
Gemeenten mogen geen decentrale omgevingswaarden stellen die het gebruik, de instandhouding, de verbetering of de vernieuwing van een rijksweg of hoofdspoorweg rechtstreeks belemmeren (artikel 5.163 Bkl).
Provincies mogen geen decentrale omgevingswaarden stellen die het gebruik, de instandhouding, de verbetering of de vernieuwing van de hoofdspoorweginfrastructuur of weg in beheer bij het Rijk belemmeren (artikel 7.9 Bkl).
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.