Advies en instemming in de Omgevingswet
De Omgevingswet schrijft voor dat het bevoegd gezag in bepaalde gevallen advies moet vragen voor het een vergunning of een maatwerkvoorschrift verleent. Soms is er ook instemming van dat adviesorgaan nodig voor het nemen van een besluit. De wet beschrijft ook de procedures en termijnen.
Op deze pagina
- Situaties waarin advies en instemming verplicht zijn
- Bestuursorgaan dat advies of instemming mag geven
- Procedure voor advies
- Inhoud advies
- Procedure voor instemming
- Extra bevoegdheden bestuursorgaan bij instemming
- Betaling bij instemming
Situaties waarin advies en instemming verplicht zijn
In de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) staat wanneer overheden advies en instemming moeten vragen bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift. Daarnaast kunnen overheden de verplichting om advies te vragen opnemen in het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening.
Wij bespreken achtereenvolgens:
- de activiteiten waarbij advies of instemming verplicht is
- niet aan activiteiten gekoppelde gevallen waarin advies of instemming verplicht is
- advies en instemming bij wijziging of intrekking en bij ambtshalve besluiten
- advies en instemming als een projectbesluit als omgevingsvergunning geldt
Let op: ook buiten deze gevallen moet een bestuursorgaan soms bepaalde zaken met een ander bestuursorgaan afstemmen. Dit volgt uit de algemene plicht van artikel 2.2 Omgevingswet.
Activiteiten waarbij advies of instemming verplicht is
Bij de volgende activiteiten zijn er situaties aangewezen waarin advies en instemming verplicht zijn:
- activiteit uit de omgevingsverordening
- omgevingsplanactiviteit
- rijksmonumentenactiviteit
- ontgrondingsactiviteit
- Natura 2000- of Flora- en fauna-activiteit
- bouwactiviteit
- milieubelastende activiteit
- wateractiviteit
- beperkingengebiedactiviteit
Op bovenstaande pagina's staat ook beschreven wie advies of instemming geeft bij deze activiteiten.
Een instantie heeft alleen een advies- of instemmingsbevoegdheid als het zelf geen bevoegd gezag is voor de activiteit waar het om gaat. Een bestuursorgaan heeft meestal een advies- of instemmingsbevoegdheid in gevallen waarin het normaliter bevoegd gezag zou zijn, maar het door een voorrangsregel toch geen bevoegd gezag is. Ook hebben bestuursorganen met specialistische kennis vaak recht op advies en instemming. Bij de activiteiten waarvoor advies of instemming verplicht is, bespreken we wie adviesorgaan is.
Niet aan activiteiten gekoppelde verplichting voor advies en instemming
Daarnaast zijn er situaties waarin advies en instemming nodig is, ongeacht welke activiteit is aangevraagd:
Gemeentelijke adviescommissie aanwijzen als adviseur
De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarin de gemeentelijke adviescommissie adviseur is voor een omgevingsvergunning waarvoor het college van B en W bevoegd gezag is. Het college kan ook van geval tot geval de gemeentelijke adviescommissie als adviseur aanwijzen. Zie artikel 4.22, eerste lid, onder b, Omgevingsbesluit. Het kan gebeuren dat het college geen bevoegd gezag is maar wel adviseur voor zo’n aangewezen activiteit. Bijvoorbeeld bij een meervoudige aanvraag. In dat geval richt de adviescommissie het advies tot het college in plaats van tot het bevoegd gezag.
Grondgebiedoverstijgende aanvraag
Soms vindt een activiteit plaats in meer dan 1 gemeente, provincie of waterschap. In dat geval geldt de adviesbevoegdheid van de artikelen 4.20, 4.24 en 4.25 Omgevingsbesluit voor alle gemeenten, provincies en waterschappen waar de activiteit gedeeltelijk plaatsvindt. Een instemmingsbevoegdheid geldt alleen voor de gemeente, de provincie of het waterschap waar de activiteit in hoofdzaak plaatsvindt. Zie artikel 4.19 Omgevingsbesluit.
Met de flexibiliteitsregeling overgedragen bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan zijn bevoegdheid met de flexibiliteitsregeling overgedragen aan een ander bestuursorgaan. In dat geval is het originele bevoegd gezag adviseur. Het originele bevoegd gezag mag alleen advies geven over activiteiten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van dat bestuursorgaan als bevoegd gezag. Zie artikel 4.36 Omgevingsbesluit.
Voorrangsregel bij samenloop
Het kan door de voorrangsregel van artikel 4.15 gebeuren dat bij een omgevingsvergunning voor een magneetactiviteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), een minister bevoegd gezag wordt in plaats van Gedeputeerde Staten of een andere minister. In dat geval is het originele bevoegd gezag adviseur en heeft het ook instemmingsbevoegdheid. Zie de artikelen 4.25, 4.29 en 4.30 van het Omgevingsbesluit.
Activiteit in zee buiten grondgebied gemeente of provincie
Voor een omgevingsvergunning voor een activiteit in zee, buiten het grondgebied van een gemeente of provincie, is de minister van Infrastructuur en Waterstaat adviseur, instemmingsbevoegd en mede-handhavingsbevoegd. Zie de artikelen 4.30 en 13.3 van het Omgevingsbesluit. Dat is niet zo bij bepaalde speciale situaties. Zoals wanneer de minister van EZ, LVVN of OCW bevoegd gezag is. Of bij een ontgrondingsactiviteit in zee.
Advies en instemming bij wijziging of intrekking en bij ambtshalve besluiten
De regels over advies en instemming gelden ook voor:
- een aanvraag tot wijziging van de voorschriften (artikel 4.18, Omgevingsbesluit)
- een aanvraag tot intrekking (artikel 4.18, Omgevingsbesluit)
- het ambtshalve (zonder aanvraag) wijzigen of intrekken van een besluit (artikel 16.19, Omgevingswet)
Projectbesluit als omgevingsvergunning
Een projectbesluit kan toestemmingen bevatten om bepaalde activiteiten uit te voeren. Dan geldt het projectbesluit als omgevingsvergunning. Daarom gelden de gevallen waarin advies en instemming nodig zijn voor een vergunning ook voor een projectbesluit dat die toestemmingen bevat. Daar zijn wel twee belangrijke uitzonderingen op:
- Wanneer een minister een projectbesluit opstelt, heeft deze geen instemming nodig.
- Wanneer Gedeputeerde Staten een projectbesluit opstellen, hebben ze alleen instemming nodig van bestuursorganen van het Rijk.
Zie artikel 16.20, Omgevingswet, en artikel 5.8, Omgevingsbesluit.
Bestuursorgaan vindt instemming niet nodig
Het adviesorgaan kan besluiten dat instemming niet nodig is. Dat kan op 2 manieren:
- Het adviesorgaan kan gevallen aanwijzen, waarin instemming niet nodig is (artikel 4.37, Omgevingsbesluit).
- Het adviesorgaan kan in een individueel advies bepalen dat instemming niet nodig is (artikel 16.16, lid 4, Omgevingswet).
Procedure voor advies
Als er een aanvraag binnenkomt, waarvoor advies verplicht is, stuurt het bevoegd gezag de aanvraag naar het adviesorgaan. Het bevoegd gezag verwerkt het advies in zijn besluit. Het geeft in de motivering van het besluit aan wat het advies was.
Als het bevoegd gezag afwijkt van het advies, moet het zorgvuldig motiveren waarom. Dit staat in artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het bevoegd gezag moet zich aan het advies houden als het gaat om een door de gemeenteraad aangewezen geval van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dit staat in artikel 16.15b van de Omgevingswet. Dit 'bindend advies' lijkt op de figuur van instemming, maar is er niet aan gelijk. Zo is er bijvoorbeeld geen automatische verlenging van de beslistermijn voor de reguliere procedure. U kunt meer lezen over het bindend advies op onze pagina over advies en instemming bij een omgevingsplanactiviteit.
Termijn voor advies
Het bevoegd gezag bepaalt binnen welke termijn het advies binnen moet zijn. Deze termijn moet lang genoeg zijn om een goed advies te kunnen geven (artikel 3:6, Awb). Welke termijn redelijk is, hangt af van de soort aanvraag waar het bevoegd gezag advies over vraagt.
Als het adviesorgaan het advies niet binnen de gestelde termijn geeft, mag het bevoegd gezag het besluit zonder advies nemen (artikel 3:6, lid 2, Awb).
Artikel 3:16 Awb is niet van toepassing, omdat dit over een ander soort advies gaat. Namelijk advies over het ontwerpbesluit, terwijl advies in de zin van de Omgevingswet wordt gegeven over de aanvraag.
Inhoud advies
Er zijn geen voorwaarden aan de inhoud van het advies, anders dan dat het advies moet gaan over de aangevraagde activiteit. Een advies kan dus bijvoorbeeld alleen inhouden dat het bevoegd gezag de aangevraagde vergunning moet verlenen of weigeren. Maar advies kan bijvoorbeeld ook inhouden dat het bevoegd gezag bepaalde tot in detail uitgewerkte voorschriften moet verbinden aan de vergunning.
Procedure voor instemming
Instemming houdt in dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning pas mag verlenen als het adviesorgaan het conceptbesluit heeft goedgekeurd.
- Als het advies binnen is, verwerkt het bevoegd gezag dit in het conceptbesluit. Dit is de laatste versie van het besluit vóór het definitieve besluit.
- Het bevoegd gezag stuurt het conceptbesluit naar het adviesorgaan.
- Het adviesorgaan beslist vervolgens of het al dan niet instemming verleent.
- Als er instemming is, kan het bevoegd gezag het definitieve besluit nemen.
Het adviesorgaan mag de instemming alleen verlenen of weigeren op dezelfde gronden als die gelden voor de omgevingsvergunning voor de activiteit. Op deze hoofdregel zijn enkele uitzonderingen. Deze staan aangegeven op de pagina’s over activiteiten waarbij advies of instemming verplicht zijn.
Instemming geweigerd
Als het adviesorgaan de instemming weigert, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning niet verlenen.
Termijn voor instemming
Het adviesorgaan moet binnen 4 weken na een verzoek tot instemming het besluit hierover toesturen aan het bevoegd gezag (artikel 16.18, Omgevingswet).
Als het adviesorgaan de termijn van 4 weken overschrijdt, mag het bevoegd gezag geen besluit nemen. Het moet wachten tot de instemming (of de weigering daarvan) binnen is (artikel 5.33, Omgevingswet). Er is geen middel om het adviesorgaan te dwingen om snel advies te leveren.
Het vragen om advies of instemming schort de beslistermijnen van de Awb niet op. Maar als voor een besluit instemming verplicht is én de reguliere procedure geldt, wordt de beslistermijn langer. In plaats van de normale termijn van 8 weken, geldt een termijn van 12 weken (artikel 16.64, Omgevingswet). Als de uitgebreide procedure geldt, is er geen langere beslistermijn.
Beroep tegen de instemming
Het instemmingsbesluit is een afzonderlijk besluit. Maar voor de beroepsmogelijkheid gaat de Omgevingswet ervan uit dat het onderdeel is van het besluit waar de instemming over gaat (artikel 16.85, lid 2, Omgevingswet). Wie het instemmingsbesluit wil aanvechten, moet dus in beroep gaan tegen het definitieve besluit.
Dat geldt ook voor het bevoegd gezag dat het niet eens is met een besluit tot weigeren van de instemming. In zo'n geval zal het eerst de aangevraagde vergunning moeten weigeren en vervolgens in beroep moeten gaan tegen zijn eigen besluit.
Extra bevoegdheden adviesorgaan bij instemming
Ook nadat het bevoegd gezag een besluit met instemming heeft genomen, blijft het adviesorgaan een grote invloed houden:
- Een adviesorgaan dat instemming heeft verleend, kan het bevoegd gezag verplichten de omgevingsvergunning te wijzigen of in te trekken (artikel 5.41, Omgevingswet).
- Een adviesorgaan dat instemming heeft verleend, heeft vaak mede-handhavingsbevoegdheid. Dan is zowel het bevoegd gezag als het bestuursorgaan dat de instemming heeft gegeven bevoegd tot handhaven. Deze gevallen staan in artikel 13.3 van het Omgevingsbesluit. Deze staan ook aangegeven op de pagina’s over activiteiten waarbij advies of instemming verplicht zijn.
Betaling bij instemming
In artikel 13.2a van de Omgevingswet staat een speciale regeling voor het vragen van een vergoeding voor het verlenen van instemming. De regeling komt neer op het volgende:
Het bestuursorgaan dat instemming verleent kan het bevoegd gezag hier een vergoeding voor vragen als:
- het bevoegd gezag zou zijn als alléén de activiteit waarvoor instemming nodig is zou zijn aangevraagd en
- het in dat geval leges zou mogen heffen voor het behandelen van die aanvraag.
De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de leges die het bestuursorgaan zou heffen als het bevoegd gezag zou zijn voor de aangevraagde activiteit. Het bestuursorgaan dat instemming verleent kan op grond van artikel 16.16 lid 3 of 4 van de Omgevingswet bepalen dat geen instemming nodig is. Ook in die gevallen kan het een vergoeding vragen.
Er is geen vergelijkbare regeling voor advies zonder instemmingsbevoegdheid.
Omgevingsbesluit
Het Omgevingsbesluit regelt in aanvulling op de Omgevingswet onder meer welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is om een omgevingsvergunning te verlenen en welke procedures gelden. Daarnaast regelt dit besluit wat de betrokkenheid is van andere bestuursorganen bij de besluitvorming. Het regelt ook een aantal op zichzelf staande onderwerpen, zoals de milieueffectrapportage en financiële bepalingen.
Het Omgevingsbesluit is voor alle doelgroepen relevant, dus voor zowel burgers en bedrijven, als voor overheden.
Magneetactiviteit
Een magneetactiviteit is een activiteit die ervoor zorgt dat er bij een meervoudige aanvraag (dat is een aanvraag voor een omgevingsvergunning met diverse activiteiten) altijd sprake is van 1 bevoegd gezag. Die activiteit is zo belangrijk dat zij alle andere activiteiten als het ware naar zich toetrekt.
In afdeling 4.1 van het Omgevingsbesluit staat per bestuursorgaan aangegeven wanneer het bevoegd gezag is. De gevallen waarin er magneetactiviteiten zijn, kunt u herkennen aan het feit dat 'magneetactiviteiten' in de titel van het artikel staat. De precieze aanwijzing van de magneetactiviteiten vindt u in het tweede lid van een dergelijk artikel. Hoe dit in praktijk uitpakt, vindt u op de pagina Wie is bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning.