Advies en instemming bij beperkingengebiedactiviteiten
Bij beperkingengebiedactiviteiten heeft het bevoegd gezag in verschillende gevallen advies of instemming nodig van een adviesorgaan. Advies en instemming spelen bij beperkingengebiedactiviteiten een rol in de onderstaande gevallen.
Rijksweg
De minister van Infrastructuur en Waterstaat is adviseur voor een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een rijksweg.
Ook is instemming van de minister nodig. Zie artikel 4.30 van het Omgevingsbesluit. De minister heeft ook een mede-handhavingstaak. Zie artikel 13.3 van het Omgevingsbesluit.
Hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg
De minister van Infrastructuur en Waterstaat is adviseur voor een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een hoofdspoorweg of een bijzondere spoorweg.
Ook is instemming van de minister nodig. Zie artikel 4.30 van het Omgevingsbesluit. De minister heeft ook een mede-handhavingstaak als het gaat om een hoofdspoorweg. Zie artikel 13.3 van het Omgevingsbesluit.
Lokale spoorweg
Bij een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een lokale spoorweg, hangt het er van af waar de spoorweg ligt:
- In een gebied dat is aangewezen op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in dat artikellid is adviseur.
- In een ander gebied: Gedeputeerde Staten zijn adviseur.
In beide gevallen is ook instemming van het adviesorgaan nodig. Zie de artikelen 4.25 en 4.26 van het Omgevingsbesluit. Ze hebben ook een mede-handhavingstaak. Zie artikel 13.3 van het Omgevingsbesluit.
Burgerluchthaven van nationale betekenis
De minister van Infrastructuur en Waterstaat is adviseur voor de omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van nationale betekenis. Ook is instemming van de minister nodig. Zie artikel 4.30 van het Omgevingsbesluit.
Burgerluchthaven van regionale betekenis
De minister van Infrastructuur en Waterstaat en Gedeputeerde Staten zijn adviseur voor de omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis.
Er is instemming van Gedeputeerde Staten nodig. Instemming van de Minister is ook nodig, tenzij het gaat om een voorgenomen besluit tot weigeren van de vergunning. Zie artikel 4.25 en 4.30 van het Omgevingsbesluit. GS en de Minister hebben ook een mede-handhavingstaak. Er is geen mede-handhavingstaak bij een activiteit op dezelfde locatie als een complex bedrijf. Zie artikel 13.3 van het Omgevingsbesluit.
De instemmingsorganen kunnen alleen instemming weigeren in het belang van het veilig gebruik van het luchtruim. Zie artikel 4.38 van het Omgevingsbesluit.
Militaire luchthaven
De minister van Defensie is adviseur voor de omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een militaire luchthaven. Ook is instemming van de minister nodig. Zie artikel 4.28 van het Omgevingsbesluit.
Niet aan activiteiten gekoppelde situaties
Naast deze gevallen zijn er ook niet aan activiteiten gekoppelde situaties waarin advies en instemming nodig zijn bij beperkingengebiedactiviteiten.
Wanneer het adviesorgaan zelf bevoegd gezag is, zijn advies en instemming natuurlijk niet verplicht.