Participatie bij de omgevingsvergunning
De omgeving vroeg bij een project betrekken, vergroot het draagvlak en voorkomt vaak bezwaren in een later stadium. Daarom is het vaak verstandig voor een initiatiefnemer om aan participatie te doen. Participatie is het inwinnen van meningen over het voorgenomen project. De initiatiefnemer moet bij het aanvragen van een omgevingsvergunning aangeven of hij aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn.
Algemeen aanvraagvereiste participatie
In artikel 7.4 van de Omgevingsregeling staat een plicht voor de aanvrager van een omgevingsvergunning om bij de aanvraag aan te geven:
- of de aanvrager aan participatie heeft gedaan
- zo ja: hoe de aanvrager aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn
Dit aanvraagvereiste omvat geen verplichting voor de aanvrager om aan participatie te doen. Het antwoord op de eerste vraag hierboven mag dus ook 'nee' zijn. Het bevoegd gezag mag niet weigeren om een aanvraag in behandeling te nemen, omdat er geen participatie is geweest. Ook mag het bevoegd gezag de aanvraag niet buiten behandeling laten, omdat er te weinig participatie is geweest.
De bedoeling van artikel 7.4 is namelijk alleen om de initiatiefnemer te stimuleren om na te denken over participatie. Als hij aan participatie doet, moet het bevoegd gezag weten wat de resultaten zijn. Meer dan dat houdt de plicht niet in.
Aanvraagvereiste bij verplichte participatie
Daar is 1 uitzondering op. De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarin participatie verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is (artikel 16.55, lid 7, Omgevingswet). Als de aanvrager bij zo’n aangewezen geval niet of onvoldoende aan participatie heeft gedaan, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten. Wel moet het college de aanvrager de gelegenheid geven het gebrek te herstellen (artikel 4:5, Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
De wetgever heeft niet bepaald wanneer er sprake is van onvoldoende participatie. Ook heeft de wetgever de keuze voor de vorm van participatie bewust bij de aanvrager gelaten. Maar uit het feit dat het hier gaat om verplichte participatie, volgt dat de uitgevoerde participatie wel enige inhoud moet hebben.
Verder is het relevant welke activiteit de initiatiefnemer heeft aangevraagd voor de vraag of de participatie voldoende is. Bij een klein initiatief met weinig impact op de omgeving kan een beperkte vorm van participatie volstaan. Bij een project met grote impact op de omgeving zal meer uitgebreide participatie nodig zijn.
De beoordeling of de initiatiefnemer voldoende aan participatie heeft gedaan, is aan het bevoegd gezag. Bij die beoordeling kan het bevoegd gezag gebruikmaken van eventueel vooraf opgestelde beleidsregels over deze beoordelingsbevoegdheid. Meer informatie over die beleidsregels vindt u op de pagina Beleidsregels bij instrumenten op grond van de Omgevingswet.
Redenen voor participatie
Door aan participatie te doen, krijgt de initiatiefnemer een beeld van wat de omgeving vindt van zijn project. Het gaat hierbij niet alleen om omwonenden. Afhankelijk van het project kan de initiatiefnemer de mening van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen inwinnen.
Hij kan daardoor zijn project aanpassen, zodat het meer draagvlak heeft. Het bevoegd gezag kan de uitkomst van de participatie betrekken bij de besluitvorming.
Natuurlijk hangt het van het project af of participatie zinvol is. Voor het slopen van een binnenmuur van een monument kan participatie overbodig zijn. Voor een groot project in een woonwijk is participatie waarschijnlijk erg verstandig.
Check de informatie
De initiatiefnemer moet informatie die hij bij de participatie heeft gekregen, opnemen in zijn aanvraag. Het bevoegd gezag moet goed kijken of de aangeleverde informatie correct en voldoende is. Het bevoegd gezag mag namelijk voor de motivering van een besluit niet alleen verwijzen naar de door de initiatiefnemer verstrekte informatie. Het bevoegd gezag moet een eigen afweging maken over de juistheid van de verstrekte informatie en of nog aanvullende informatie nodig is.
Het bevoegd gezag mag de aanvrager niet dwingen om extra informatie over de participatie te geven, behalve bij verplichte participatie. Dus het bevoegd gezag moet in sommige gevallen zelf extra informatie gaan inwinnen.
Te weinig informatie uit participatie
Het bevoegd gezag kan informatie uit participatie nodig hebben voor de motivering van zijn besluit. Zoals gezegd kan het bevoegd gezag de initiatiefnemer niet tot participatie dwingen, behalve bij bepaalde buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Wel kan het bevoegd gezag proberen om de initiatiefnemer in het vooroverleg ervan te overtuigen dat participatie in zijn voordeel is.
Daarnaast kan het bevoegd gezag zelf extra informatie inwinnen. Dit kan tijdens de verplichte procedurestappen van de Awb of daarbuiten. Denk bijvoorbeeld aan de volgende mogelijkheden:
- Het bevoegd gezag kan aan de initiatiefnemer tijdens het vooroverleg een ontwerp van de aanvraag vragen. Het bevoegd gezag kan deze dan zelf ter inzage leggen en meningen daarover inwinnen, voordat de initiatiefnemer de aanvraag indient.
- Het bevoegd gezag kan een ingediende aanvraag ter inzage leggen en meningen inwinnen.
- Het bevoegd gezag kan een ontwerpbesluit ter inzage leggen en zienswijzen inwinnen. Bij de uitgebreide procedure is dit verplicht op grond van artikel 3:11 van de Awb.
- Het bevoegd gezag kan rechtstreeks contact opnemen met belanghebbenden.
- Het bevoegd gezag is op grond van artikel 4:8 van de Awb verplicht om belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen hebben, de gelegenheid te geven een zienswijze in te brengen. Deze verplichting geldt alleen als de beschikking zou steunen op gegevens die de belanghebbende betreffen en die de belanghebbende niet zelf heeft verstrekt.
- Het bevoegd gezag kan een informatieavond of spreekuur houden.
Verlenging beslistermijn
Soms kost het inwinnen van extra informatie zoveel tijd dat er gevaar is voor overschrijding van de maximumtermijn van de reguliere procedure. In dat geval kan het bevoegd gezag de beslistermijn verlengen van 8 naar 14 weken. Verlenging is mogelijk op basis van artikel 16.64 van de Omgevingswet.
Geen aanvullende eisen aan participatie
Gemeenten, provincies en waterschappen mogen geen aanvullende eisen stellen aan de participatie bij omgevingsvergunningen. Niet via een extra aanvraagvereiste en niet via een extra vormvereiste. Dit geldt ook voor de eventueel verplichte participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.
Bronnen
- Toelichting bij de Omgevingsregeling, paragraaf 10.3.1 en artikelgewijs gedeelte bij artikel 7.4
- Toelichting bij het Omgevingsbesluit, pagina 135
- Toelichting bij Amendement Van Eijs c.s., TK 34 986, nr. 56
Meer informatie
- In de participatieaanpak participatie in fasen staat meer informatie over het ontwikkelen van participatie bij de omgevingsvergunning.
- Een aantal praktijkverhalen gaat specifiek over participatie bij de omgevingsvergunning.
- Zie ook de wegwijzer participatie bij vergunningverlening gemeenten voor meer informatie over het proces.
- Lees ook de andere pagina bij regelgeving die over de omgevingsvergunning gaat.
Begrip: Omgevingsvergunning
Eén van de uitgangspunten van de Omgevingswet is om zoveel mogelijk activiteiten te regelen met algemene regels. In sommige gevallen moet een initiatiefnemer (burger, bedrijf, overheid) een melding doen voordat de activiteit mag worden uitgevoerd.
Daarnaast is een beperkt aantal activiteiten is vergunningplichtig. In die gevallen moet de initiatiefnemer een omgevingsvergunning aanvragen. Lees meer over de omgevingsvergunning.